Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
15 février 2013 5 15 /02 /février /2013 20:22

 

HOEBOERdada.jpg

In de creatief voorbeeldig vormgegeven catalogus van de tentoonstelling Kunst in / als vraag in het Provinciaal Museum voor Moderne Kunst Lakenhalle te Ieper (1981) beleed Wout Hoeboer het geloof in Dada als volgt:

De Dada beweging was wel één van de eerste mouvementen welke de meest grote vernieuwing, tot uiting zou brengen en wel voor alle kunsten. […] Dada was en moest blijven bestaan. Hoe kon het anders, de keuze was, wie ben ik, wat ben ik, en waarom. Dit was de nieuwe mens, en zeker de kunstenaar. Overal kwam Dada binnen, met een buitengewone ideologie. […]. Dada was en zou blijven. Dada bestaat nog steeds, voor alle welke vertrouwen hebben in de nieuwe kunstenaar. […] Hulde voor allen welke volharden in Dada.

Dada voor nu, en voor straks. Dada, voor altijd.

Hoeboerdada2.jpgDe tekst was ondertekend “Williams”, de naam van de fictieve criticus die ook al een korte presentatietekst schreef bij de eerste persoonlijke tentoonstelling van Hoeboer, in galerie Saint-Laurent te Brussel (15-28 september 1951). Zodoende kon hij tegelijk poneren én tegelijk lichtjes afstand nemen: het lijkt er immers op dat het hier gaat om de mening van een derde. Typisch voor Hoeboer, die aldus als vrijbuiter onder meerdere vlaggen kon varen. Wat er ook van zij, Wiliams / Hoeboer maakt geen gewag van dada. Pas in 1957 zal het werk van Hoeboer uitdrukkelijk geassocieerd worden met dada, nl. in de toelichting van Phantomas-uitgever Théodore Koenig (1922-1996) bij de tentoonstelling in Galerie Le Rouge et le Noir in Charleroi (23 februari-8 maart 1957). In mei neemt Hoeboer in Librairie-galerie La Proue te Brussel deel aan de tentoonstelling Anti-Dada, waarvoor hij een verrassende uitnodiging ontwierp. Hij zal zich pas later met passende ironie bestempelen als “de laatste dadaïst”....

Henri-Floris JESPERS

(wordt vervolgd)

HOEBOERinvitationWout Hoeboer, Andrés van Hove Gallery, Pourbusstraat 3B, 2000 Antwerpen. Tot 3 maart. Van woensdag t/m zondag van 14 tot 18 u.

Partager cet article
Repost0
14 février 2013 4 14 /02 /février /2013 18:00

 

Poster.jpg

Gods wegen zijn ondoorgrondelijk. Als de jonge Jimmy een kerk binnenstapt in het kuststadje waar hij woont, praat hij tegen het beeld van Jezus. Dat die er toch niet is, en dat die als hij er wel is toch niet luistert. Hij moet maar een teken geven.

Verhoord-gebed.JPG

Maakt niet uit wat voor een. In de volgende scène zie je hoe Jimmy in slaap is gevallen in de kerkbank, en wordt gewekt door een….olifant! Waarmee hij vervolgens op zijn gemakje een ochtendwandeling maakt over de promenade.

Ochtendwandeling.JPG

Waarlijk ontroerende cinema van Neil Jordan, een van mijn lievelingsregisseurs. Ik heb het over The Miracle uit 1991, een van die zeldzame films waarop wat mij betreft helemaal niéts aan te merken is.

Het is een innemend verhaal over een jongen (Jimmy) die verliefd wordt op Renee Baker, die echter zijn dood gewaande moeder blijkt te zijn. Die wordt vertolkt door de beeldschone Beverly d’Angelo, die verder op haar vreemde c.v. een gastoptreden in The Simpsons heeft staan, maar voorts toch vooral brol als Honky Tonk Freeway en National Lampoon’s Christmas Vacation. In een betere film als The Miracle, waarin ze perfect gecast is, zal ze waarschijnlijk nooit meer spelen.

Jordan heeft een neus voor talent. Lorraine Pilkington liet hij in deze rolprent debuteren als amper 15-jarige. Ze speelt Jimmy’s vriendinnetje Rose. Pilkington bouwde sedertdien een knappe carrière als actrice uit. Extra bijzonder is de loopbaan van Niall Byrne, die hier (als Jimmy) ook debuteerde. Die speelde nadien echter nog amper in films, maar hij schreef sindsdien voor heel wat producties wél de soundtrack. Hij is namelijk een begenadigd pianist. Waar veel ‘spelende’ en ‘zingende’ acteurs vaak playbacken is in The Miracle al te horen hoe goed hij is, wanneer hij met d’Angelo (die écht kan zingen) een erg mooie versie van de klassieker Stardust vertolkt:

http://www.youtube.com/watch?v=ayR348hYUOk

 

Bert BEVERS

Partager cet article
Repost0
14 février 2013 4 14 /02 /février /2013 10:00

 

Erik-Vlaminck--foto-Bert-Bevers-.JPG

Foto: Bert Bevers


Zie: www.detafelvan1.blogspot.com

Partager cet article
Repost0
14 février 2013 4 14 /02 /février /2013 00:05

 

Dylan4.jpg

Joan Baez en Bob Dylan

 

Op 12 februari 2009 verscheen op Mededelingen het voorstel van Herman. J. Claeys – met een knipoog naar Allerheiligen en Allerzielen – om Valentijnsdag “Allerharten “ te noemen: 'Ik laat mij daarbij inspireren door de Zweden. De themadag van liefde en genegenheid noemen zij naast Valentijnsdag de laatste jaren ook steeds vaker Alla hjärtans dag, letterlijk 'de dag van alle harten, allerhartendag'. (1)

 

Begin de jaren zeventig is voor mij de tijd van tweetakt brommers, lang haar, bluejeans met olifantenpijpen en Lp’s. De eerste grote liefdes die kwamen, werden nadien weer kleiner. De eerste gitaarakkoorden werden aangeleerd. Dylan kweelden we, een icoon die al vijf decennia aan de top staat.

 

Wanneer in 1961 Bob Dylan ( Robert Allen Zimmerman, 1941) in Greenwich Village aanmeert, is Joan Baez al enkele jaren de bekende koningin van de folkscene. Zij ontmoetten elkaar in 1963 en samen treden ze op. Het is Joan Baez die aan de wieg staat van Dylans carrière. Dank zij Baez debuteert hij op het Newport Folk Festival. Enkele jaren later wordt zij door haar geliefde onttroond en laat hij haar in zijn stofwolk achter. Hun relatie kent vele hoogtes en laagtes. Deze eindigt In 1965. Een van de breekpunten is zijn reis naar Engeland in 1965. Hij nodigt haar zelfs niet uit op zijn concerttour.

 

Met bekende nummers als Like a Rolling Stone, Ballad of a Thin Man, All Along The Watchtower, Masters of War en niet in het minst met Blowin’ in the wind wordt Dylan de geëngageerde chroniqueur van de jaren zestig. Hij weigert echter het geweten van zijn generatie te worden en slaat telkens nieuwe paden in. Dit wordt hem door zijn eerste bewonderaars niet in dank afgenomen. De politieke rol die activiste Joan Baez hem wilde laten spelen, wijst hij af. Zij daarentegen blijft zich inzetten voor vrede en vrijheid, tegen onrecht en oorlog. Zij is bevriend met Martin Luther King, neemt deel aan zijn marsen voor burgerrechten in Washington, de manifestaties tegen de rassenscheiding in Alabama en de Vietnamoorlog. Tijdens hevige bombardementen bezoekt zij in Noord-Vietnam een Amerikaans krijgsgevangenenkamp.

 

Diamonds and rust schrijft zij in 1975, tien jaar later. (2) Bij elk optreden staat het steevast op het programma. Het is gericht aan Bob Dylan, haar grote liefde. Zij beschrijft er hun verlopen liefde zonder bitterheid, zonder haat, heel sereen.

 

Het portret van een eenzame vrouw. Op een avond bij volle maan, gaat de telefoon. Het is haar oude liefde, de man met wie ze haar meest passionele jaren heeft mogen beleven. Hij wil haar terugzien. Hun jeugd is al lang achter de rug en zijn telefoontje roept vele herinneringen op. Zij herinnert zich de rebelse jongen die hij was, een jonge god aanbeden door de menigte: Already a legend. The unwashed phenomenon”. Zeer precieze beelden worden opgeroepen: hij op de scène, hij in een draaikolk van dode bladeren, hij met sneeuw in het haar….

 

In My poetry was lousy, you said trilt even de pijn van het afgewezen zijn. De tekst die subtiel balanceert tussen heden en verleden is eenvoudig en authentiek. De oprechte emoties in combinatie met het loepzuivere gitaarspel en haar stem (met een sterk vibrato) maakt dit lied van Joan Baez tijdloos.

 

In 1975 zingt zij nog And if you’re offering me diamonds and rust. I’ve already paid. Vanaf 2007 wordt de laatste zin: “ Well, I’ll take the diamonds”.

 

In deze laatste zuurzoete nostalgie, gouden dromen en ontzilverde verwachtingen horen we de voortschrijdende tijd, hoe een iemand evolueert. Het verleden blijft hetzelfde, alleen de terugblik verandert.

 

Mag 14 februari vooral een dag zonder gebroken harten zijn...

 

Frank DE VOS

 

(1) http://mededelingen.over-blog.com/article-27863328.html

(2) http://www.youtube.com/watch?v=GGMHSbcd_qI

Partager cet article
Repost0
13 février 2013 3 13 /02 /février /2013 20:50

 

Het Berlijnse Filmfestival is wereldberoemd. Zijn evenknie is dat niet en dat is jammer. In zijn genre, het festival, staat het hoger in aanzien dan het theaterfestival van Avignon, dat door de echte kenners toch eerder als een propagandafestival beschouwd wordt. In Berlijn ligt de klemtoon op de theatermakers, in Avignon op het festival zelf.

 

Zoals dat gebruikelijk is bij alle festivals heeft de zeven leden tellende jury de voorbije maanden 420 producties bekeken. Op de laatste bijeenkomst, zaterdag 10 februari, heeft de jury een beslissing genomen. Het resultaat werd gisteren wereldkundig gemaakt: tien voorstellingen zullen van 3 t/m 9 mei 2013 te zien zijn. Opvallend is dat ze allemaal afkomstig zijn uit slechts drie landen: Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland.

 

Het lijkt een bizarre zaak, op het eerste gezicht, ware het niet dat net die drie landen hoog scoren op de kwaliteitsladder. De reden hiervoor is niet ver te vinden. Ze investeren in theater. Aangezien dat in de andere Europese landen niet het geval is, is dat aan de kwaliteit te merken. Al zijn er uitzonderingen. Toneelgroep Amsterdam verdiende een bezoek van de jury. Ongetwijfeld heeft meegespeeld dat niet alleen de financiële maar ook de morele houding van de overheid tegenover het theater een bezoek heeft verhinderd. De desinteresse blijft niet binnenskamers. Die is sneller de grens over dan eender welke hogesnelheidstrein.

 

Genoeg gezeur. Een blik op het programma van de 50ste Berliner Festspiele. Daaruit blijkt dat twee ons vrij goed bekende mensen in de prijzen vallen. Twee die het in eigen land voor bekeken hielden, precies door die neerbuigende houding van hun overheid. Ze kregen elders de ruimte, de macht en het geld die bij hun status en het theater als prominent maatschappelijke plaats past. En niet toevallig zijn het twee theaterleiders die prachtige producties maken, vertrekkend vanuit een dwingende sociale boodschap.

 

Van Luk Perceval en zijn gezelschap, het Thalia Theater Hamburg, is Jeder stirbt für sich allein, een bewerking van een stuk van Hans Fallada uit 1947 te zien. Daarin wordt de nadruk gelegd op de eenzaamheid van de burger in een grootstad, zelfs al participeert hij aan het sociale leven. Iedereen staat er alleen voor, er valt niet aan te ontkomen, wat hij ook onderneemt.

Van Johan Simons werd een stuk van een van zijn meest geliefde auteurs gekozen, Die Straße. Die Stadt. Der Überfall van Elfriede Jelinek. De relativiteit van de luxe, zoals die in München bestaat, wordt in het stuk sterk benadrukt. Aan grandeur en parade geen gebrek in de rijkste stad van Duitsland, en iedereen gedraagt er zich naar. Om het gebrek aan kunstontwikkeling achter te verbergen, volgens Jelinek. Het stuk werd door de auteur speciaal voor die stad en het gezelschap van Johan Simons geschreven, de Münchner Kammerspiele.

 

De gekozen producties en de uitvoerige motivering van de selectie door de jury kan de lezer vinden op www.berlinerfestspiele.de. In het Engels. Succes.

Guido LAUWAERT

Partager cet article
Repost0
13 février 2013 3 13 /02 /février /2013 12:21

 

Janneman.jpg

Het kinderboek in al zijn facetten werd vanuit de meest uiteenlopende oogpunten door academici uitvoerig belicht. Maar het gaat dan wel over boeken geschreven voor kinderen. Boeken geschreven door kinderen blijven echter onderbelicht.

Aan dit boeiende onderwerp wijdde literatuurwetenschapper Nico Laan (°1951, Universiteit Amsterdam) een bijzonder lezenswaardige studie: 'Het kind als schrijver' (verschenen in Literatuur zonder leeftijd, jg. 22, Biblion, Leidschendam, 2008, pp. 48-72). Hij wijst erop dat er in Nederland vorige eeuw één kinderdebuut verscheen: Blijf lachen Irmgard (1966). Het werd een enorm succes: binnen het jaar werden meer dan 30.000 exemplaren verkocht. De 12-jarige auteur Irmgard Smits (°1954) werd uitgeroepen tot “Neerlands jongste schrijfster”.

De Vlaamse literatuur viel blijkbaar buiten het gezichtsveld van de onderzoeker. Daarom, ter aanvulling, toch even verwijzen naar twee Vlaamse “wonderkinderen”.

Dirk Rochtus (°1961) was tien toen zijn eerste boek van de pers rolde, Met Jack Keaton naar het wilde westen (Heideland, 1971).

Sam van Rooy (°1985) was elf toen hij zijn eerste boek schreef, De vampierenmoord. Houtekiet publiceerde het boek in 1997. Het legde de uitgeverij geen windeieren: er gingen 10.000 exemplaren over de toonbank. Zijn tweede roman, Smokkel in Egypte verscheen een jaar later en wist nog 5.000 lezers te bekoren.

*

Gisterochtend werd in Sharkies, de cafetaria van Aquatopia aan het Koningin Astridplein te Antwerpen, het eerste boek van de achtjarige Janneman Pairon aan de pers voorgesteld. Kinderen waren baas, want het evenement werd georganiseerd door Jan en Ina (beiden 11 jaar). Mijn eerste boek (ja, de titel lag voor de hand) bestaat uit een verzameling fenomenale vertellingen, verrassende opvattingen en pittige spreuken over draken, dinosaurussen, koningen, oorlogen, maar ook over mijnheer da Vinci en René Magritte. Net zoals bij Jacob van Eeghen (Een keuze uit de nagelaten gedichtjes, 1835) en Hilda Conkling (Poems by a Little Girl, 1920) zijn de teksten naar leeftijd geordend. Er zijn dus vier hoofdstukken: ‘op vijfjarige leeftijd’, ‘op zesjarige leeftijd’, ‘op zevenjarige leeftijd’ en ‘op achtjarige leeftijd’.

Toen Janneman nog niet kon schrijven, werden sommige uitspraken door zijn vader genoteerd. De andere teksten schreef hij zelf, en ook de tekeningen in het boek zijn van zijn hand. Dat Janneman ook picturaal begaafd is blijkt voldoende uit zijn portret van Magritte, een werk waaruit blijkt dat de jongen wel degelijk het werk van Magritte kent.

JannemanMagritte.jpg

Janneman Pairon is de zoon van dichter Marc Pairon, drijvende kracht achter de reguliere uitgeverij Stichting Charles Catteau, waar Mijn eerste boek verschijnt. Uit de teksten en uitlatingen van Janneman leer je evenveel over de schranderheid van de jongen als over het culturele milieu waarin hij mag opgroeien.

En, ja hoor, het is Janneman menens:

Later zal ik andere boeken maken, waarin ik veel leuke dingen over mijn leven zal vertellen. Maar nu nog niet, want daar is mijn leven voorlopig nog te kort voor geweest.”

En:

Zet maar een foto van mij op de achterkant van het boek. Dan weten de mensen wie de schrijver is, als ze hem tegenkomen. Ik zal mijn handtekening er zelf bijzetten. Dat doen andere schrijvers meestal ook.”

*

Ja, er zijn wonderkinderen, ik ken prachtige gedichten van tien-, elf-, twaalfjarigen; uit Frankrijk herinner me vooral Minou Drouet”, aldus Simon Vinkenoog. En waarom ook niet. Prestaties van kinderen op het vlak van muziek, wetenschappen of schaken (en er zijn heel wat voorbeelden op te sommen) worden on face value aanvaard. “Le génie adolescent” kreeg in talrijke publicaties ruim aandacht. Gek genoeg, kindschrijvers worden veelal sceptisch onthaald. Wantrouwen of onbehagen? Waarom zouden ze niet spontaan creatief kunnen schrijven, ze gebruiken wel computers met een ontwapenende vanzelfsprekendheid ? Maar dat is een ander verhaal.


Tous les enfants ont du génie, sauf Minou Drouet”


De “zaak” Minou Drouet bracht literair Frankrijk destijds in rep en roer. Als kinddichteres verwierf ze internationale faam, vandaag is zij volledig in de vergetelheid weggezonken.

De gerenommeerde Parijse uitgever René Julliard ontdekte niet alleen Françoise Sagan (1935-2004), die 18 was toen hij haar eerste roman, Bonjour tristesse, in 1954 publiceerde, een internationale bestseller (in het Nederlands vertaald door Hubert Lampo). Met Minou Drouet (°1947) dacht hij nog een grotere slag te slaan. In 1955 publiceerde hij in een oplage van 500 exemplaren een brochure met staaltjes van haar gedichten en brieven (de visueel gehandicapte en muzikaal begaafde Minou Drouet was toen acht). Meteen barstte in de pers een heftige polemiek los. In het eerbiedwaardige Figaro littéraire werd ze uitgeroepen tot een “génie”, in het veelgelezen vrouwenblad Elle werd aan de hand van een aantal reportages geponeerd dat er bedrog in het spel was en dat haar teksten in feite van de hand waren van Claude Drouet, haar stiefmoeder. Kortom, een “hoax”.

André Breton achtte een kind niet in staat zo'n poëzie te schrijven, maar verklaarde zich sowieso gefascineerd door de persoonlijkheid van de auteur. Jean Cocteau zei laconiek dat alle kinderen genie hebben, behalve Minou Drouet. In de republiek der letteren stonden believers en disbelievers sarcastisch (en soms met getrokken messen) tegenover elkaar. In januari 1956 lanceerde Julliard haar bundel Arbre, mon amour en L'affaire Minou Drouet; petite contribution à une histoire de la presse waarin de toonaangevende journalist André Parinaud (1924-2006) de aanvallen en tegenaanvallen samenvatte. Op vijf maanden tijd werden 45.000 exemplaren van de bundel verkocht. De “zaak Minou Drouet” geraakte internationaal in de belangstelling. De jonge dichteres haalde bijvoorbeeld de cover van Der Spiegel (7/1956, 15 februari 1956).

Kortom, Minou Drouet wordt een celebriteit. Ze treedt vaak in het publiek op, ook als pianiste, wordt in privé-audiëntie ontvangen door paus Pius XII en krijgt in 1958 de hoofdrol in de film Clara et les Méchants (ook bekend als Bourreaux d'enfants) van Raoul André (1916-1992).


Coda


Tot slot, hier dan de zevenjarige Janneman aan het woord:

'Papa, denk jij dat wij nu in het jaar 2011 leven?'.

'Ja.'

'Fout. Die denkt dat wij nog maar 2011 jaar bestaan, kent zijn geschiedenis niet!”


Henri-Floris JESPERS


Janneman PAIRON, Mijn eerste boek, Aartselaar, Stichting Charles Catteau, 2013, 73 p., ill.,

5 €. ISBN 978 94 9121 806 4

Partager cet article
Repost0
13 février 2013 3 13 /02 /février /2013 10:00

 

GalerieEL.JPG

Zolderruimte van galerie EL

Galerie EL werd opgericht in 2003 en brengt hedendaagse kunst zonder voorkeur voor stromingen of tendensen. De galerie toont werk van kunstenaars wier werk blijk geeft van een duidelijke inhoudelijke profilering die op een bewuste en persoonlijke wijze wordt verbeeld. Zo kwamen vorig jaar o.a. Luc Coeckelberghs (°1953) en Greet Billet (°1973) aan bod.

Van 17 februari tot 24 maart wordt werk getoond van Francis Denys (°1964), Jo Desmedt (°1974) en Lucie Renneboog (°1976). Opening zondag 17 februari vanaf 16 u.

Galerie EL, Drieselken 40, 9473 Welle. Open: vrijdag, zaterdag en zondag 14 tot 18u anders na afspraak.

E-mail: info@galerie-el.be

www.galerie-el.be

Partager cet article
Repost0
12 février 2013 2 12 /02 /février /2013 17:07

 

BobDeGroof.jpg

De gladde generatie:

Bij de Dood van Bob De Groof (19 december 1945-10 februari 2013)


Verhalen, daar gaat het om”. Leer vertellen. Mijn opleiding (toen werden producers en journalisten nog een volle maand intensief opgeleid) bij de VRT dank ik aan twee mensen: taalraadsman Eugène Berode en opleidingscoördinator Eugène, dit Robert (Bob) De Groof. Met wisselend succes. Berode was een monument, zijn beroemde “blauwe brieven” waren een schrik en een opluchting tegelijk. Je had ten minste een veilig taalbaken. Anderzijds ben ik nu nog blij dat ik zijn vraag om hem op te volgen als taalraadsman geweigerd heb. Ik hou teveel van taalvariatie om in strakke regels te geloven. Bob De Groof was een ander verschijnsel. Hij zwoer bij modieuze tendensen, de pre-manager bij uitstek. Hij dacht dat de creatieve impuls van reclamejongens (Guillaume Van der Stichelen) en woud-be poëten (Herman De Coninck) de draagkracht van de journalist zouden versterken. Ik had daar mijn twijfels bij. Ik ben er nu zeker van dat het eerder ontkracht dan versterkt.

 

Maar één ding moest je Bob De Groof nageven: zijn onstelpbaar enthousiasme. Overal zag hij invalshoeken om pittige berichten te maken. “Gefundenes Fressen !” Hij knipte met de vingers, stak even de tong uit. Ach, Bob, het product van zijn tijd en van de radio-ontwikkeling. Radio 2 was, en bleef altijd, zij echte habitat. Klein nieuws, dicht bij de volksmens, geen zwaarwichtige ontledingen. Hij was daar ook goed in, uitmuntend zelfs. Hij spiegelde zich aan Jan Briers, die hem ervan overtuigde dat radio snel, opvoedend, en cultureel diende te zijn. Dat laatste sierde hem. In al zijn programma’s voor radio Antwerpen (1970-1980) (‘Lach in, lach uit’, ‘Zomaar zaterdag’, en vooral ‘Kajuit’ over het havengebeuren) en voor radio West-Vlaanderen (1981-1986) (‘Het Vertoon’, ‘Inpakken en Westwezen’ met Jessie De Caluwé) primeerde verstaanbaarheid – ondanks zijn nieuwerwets communicatiejargon. De Groof kwam dan ook uit een enorm getalenteerde generatie, met Hugo Matthysen, Paul Jacobs, muziekproducer Rik Moens, Jan de Smet van De Nieuwe Snaar, en Erik Strieleman. En uit een tijd dat radio nog wilde experimenten toeliet.

 

Zelf werkte hij ongegeneerd mee aan de formattering en de commercialisering van de uitzendingen. Een weekje directie van het Cultureel Centrum Hasselt deden hem helemaal overslaan naar de ideeën van de cijferpaus Piet Van Roe. Die viste hem weer op, en maakte hem eerst tot opleidingscoördinator in 1991, vijf jaar later tot woordvoerder en communicatieverantwoordelijke van TV1, mede belast met de plaatsing van Canvas en Ketnet. Lang hield Bob dat niet vol. Eén jaar later vertrok hij, ik heb nooit geweten of het uit frustratie of uit ijverzucht was. Hij ging helemaal de technocratische toer op: hij schreef begeleidende boekjes (Een Doeltreffend Radio- of TV-Interview, 2003; Spreken voor een Volle Zaal, 2004), werd “docent” voor Kluwer en “zaakvoerder” van Copla (Communicatie, Opleiding en Advies) en bewoog zich in de cultural society van Antwerpen. Waar hij eigenlijk het best tot zijn recht kwam. Vooral omdat hij het ook écht meende met zijn opvoedende taak: tot heel onlangs bleef hij boeken inlezen voor blinden en slechtzienden.

 

Het grote probleem van Bob De Groof was dat hij nooit losraakte van zijn kleine kring. Nog in 1981 verscheen in Ons Erfdeel een stukje met de richtinggevende titel: “Radio is Regio”. Het was zijn doem en bevrijding tegelijk. Begrijpelijkheid is een fantastische deugd, zolang je niet toegeeft aan de huidige stringente regel om “het volk te geven wat het volk wil”. Bladzijde dertien van Het Laatste Nieuws, sans rancune. Eigenlijk was ik zeer gecharmeerd door het mateloze en meeslepende enthousiasme van De Groof. Alleen staarde hij zich blind op privé-gidslieden. Ik herinner me nog na een opleiding door Herman De Coninck dat ik van één en dezelfde tekst vier uiteenlopende besprekingen had gemaakt. Onder verschillende pseudoniemen. “Onmogelijk”, zei De Coninck, toen hij het vernam, “Dan ben je onbetrouwbaar”. De Groof voelde zich daar ongemakkelijk bij, had net met de vingers geknipt en gezegd: “Als je zo ver bent, dan geef ik het erbij”. Toen kon ik hem gewoon teruggeven wat hij me trachtte in te prenten: “Never let the truth interfere with a good story''. Ik heb dat nooit meer gedaan. Behalve in nieuws en duiding. Wat bewijst dat zijn opleiding toch verstrekkender gevolgen had dan ikzelf ooit vermoed had.

 

Bob is gestorven na eenmaandenlange ziekte. Zijn vrouw Liliane en zijn dochters Ann en Inge zullen hem node missen. Ik onthou een eeuwig jongensachtige, geobsedeerde radiomaker. Die slachtoffer werd van de technocratisering van ons beroep. Maar er ten minste de innerlijke drang van bleef meedragen. Een man met pit. Een man met talent. Het ga hem goed.

 

Lukas DE VOS

Partager cet article
Repost0
12 février 2013 2 12 /02 /février /2013 10:00

 

Mark-Tijsmans--foto-Bert-Bevers-.JPG

Foto: Bert Bevers


Zie: www.detafelvan1.blogspot.com

Partager cet article
Repost0
11 février 2013 1 11 /02 /février /2013 17:00

DeleuKat.jpg

De jongste aflevering van de Mededelingen van het C.D.R. (nr. 203, 29 pagina's, goed voor bijna 21.000 woorden) verscheen op 30 januari. Medewerkers: Bert Bevers, Frans Depeuter, Henri-Floris Jespers, Guido Lauwaert, Lutin d'Anvers, Frank De Vos en Lukas De Vos.

De veelgelezen, gedeeltelijk hier online gepubliceerde vinnige polemiek tussen Frank De Vos en Frans Depeuter over Heibel, “onafhankelijk kritisch-satirisch-polemisch tijdschrift”, werd integraal opgenomen. Tevens kegen de abonnees een greep uit de tientallen reacties op het “wegbezuinigen” uit Knack van de wekelijkse dagboekaantekeningen van Benno Barnard. ' Talent is onbetaalbaar...', aldus de onvolprezen Jan Bucquoy, die moeilijk van uitbundige sympathie voor het gedachtegoed van BB verdacht kan worden.

In de rubriek “Necrologisch” worden Rik Lanckrock (16 juli 1923-26 september 2012), Jacques Vandersichel (7 april 1932-28 december 2012) en Thierry Deleu (11 februari 1940-18 januari 2013) herdacht.

*

Thierry Deleu heeft zijn leven lang in alle onafhankelijkheid rechtlijnig besteed aan de promotie van de bonae litterae. Daarom werd besloten zijn In memoriam hier on line te publiceren.

MED203web

 

Tijdens de kerstperiode voelde Thierry Deleu zich niet lekker. De diagnose was verpletterend: een agressieve kanker. Hij leed ondraaglijke pijnen en zijn ziekte was terminaal. Woensdag 16 januari besliste hij dat zijn leven beëindigd mocht worden.

Vrijdag 18 januari om 15u30 ging Thierry Deleu in bijzijn van zijn familie vreedzaam heen. Overeenkomstig zijn wil werd in beperkte familiekring afscheid genomen (op 24 januari).

*

Van 1962 tot 1989 gaf Thierry Deleu les in Harelbeke. “Hij was een begenadigd leraar”, zo luiden eensgezind de getuigenissen van zijn oud-leerlingen. In 1989 werd hij benoemd tot directeur van de Middenschool in Tielt. Hij was hoofdmedewerker en attaché op het kabinet van de Vlaamse ministers van Onderwijs Luc van de Bossche en Eddy Baldewijns (1995-1999).

*

Thierry Deleu stond aan de wieg van talloze culturele, zowel literaire als plastische activiteiten.

In 1966 stichtte hij met Lionel Deflo het onvolprezen tijdschrift Kreatief. Van 1970 tot 1980 gaf hij het tijdschrift Boulevarduit en leidde hij de kleinschalige uitgeverij Het Schaap, uitloper van het tijdschrift (1981-1987), waarbij hij samenwerkte met beeldend kunstenaar Marcel Coolsaet (1927-2007). Bovenal was hij een gedreven schrijver die een 25-tal dichtbundels op zijn naam heeft, zeven romans, 22 essays, een viertal bloemlezingen en ontelbare monografieën en biografische schetsen.

De evolutie van het werk van Thierry Deleu werd geschetst in de twee essays die Guy van Hoof over hem schreef: Aan wat overblijft heb ik genoeg(Brugge, Pablo Nerudafonds, 1986), en Als eenjager in zijn grondgebied(Wevelgem, Vereniging van West-Vlaamse Schrijvers, 2002).

*

Op de blog “De geletterde mens”, een doorlopend, eindeloos literair e-zine waarvan hij de eindredactie waarnam, publiceerde Thierry Deleu talrijke bijzonder lezenswaardige kritische bijdragen en gaf hij gul gastvrijheid aan schrijvers van diverse pluimage. (http://geletterdemens.blogspot.be/)

Het opzet van de blog liegt er niet om:

Niet-gesubsidieerde auteurs 'met soms grote(ere) kwaliteiten' komen in het literaire landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een 'grote' uitgeverij, als zodanig erkend.

*

Op 8 december vestigde hij per mail mijn aandacht op Schoon volk in de hemel?, te verschijnen op 20 december, omdat het boek – dat over wetenschap, religie, vrij onderzoek en spiritualiteit handelt hem bijzonder na aan het hart lag.

Thierry Deleu werd treffend getypeerd door redacteur van de “De Geletterde mens” Francis Cromphout als “een genereus en energiek man en een vruchtbaar auteur die de Vlaamse literatuur intens liefhad, nooit de moed heeft opgegeven en altijd gestreden heeft tegen privileges en kliekjesgeest”.

Het lijkt me passend Thierry Deleu het laatste woord te geven.

Henri-Floris JESPERS

 

AAN WAT OVERBLIJFT…

Als vingers om een bloem ik knijp
in de koude kraag van de ochtend
en laat een spoor van weemoed achter.
Wat ik aanraak gunt mij geen blik;

de bloemen niet en de dieren,
ook niet het nederigste kruid.
Ik bijt zachtaardig in hun strot;
er komt noch klank noch letter vrij.

Och, aan wat sneeuw op mijn koets,
als ik uitrij in hoge hoed voorgoed,
aan een dun laagje ijs juist voor
de dorpel van het paradijs,

aan wat overblijft heb ik genoeg.
Ik tel de ringen van mijn boom,
die omgezaagd te rijpen ligt.
En elke dag tel ik één ring meer.

 

(Uit de bundel Strandjutter, 2011)

*

JSkleineLogo.jpgOntwerp: Jan Scheirs

*

De afleveringen van het C.D.R.zijn beschikbaar als losbladige papieren editie en per mail als pdf.

Info abonnementen:mededelingen@lebacq.com

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche