Het Convento San Silvestro te Montecompatri, waar de Grandonica berustte.
In 1681 wordt in Ostercappeln (Nedersaksen, bij Osnabrück) Johann Ernst von Hanxleden geboren. Na zijn studies in de filosofie meldde hij zich voor vrijwillige dienst in de 'Oost-Indische' jezuïeten-missie; hij vertrok vanuit Augsburg op 30 oktober (of 8 december?) 1699 in het gezelschap van de jezuïetenpaters Wilhelm Weber en Wilhelm Mayer (Meyer, Mayr?) en de Duitse dokter (of 'barbier') Johann (Franz?) Kaspar Schillinger, die een reisverslag (1) naliet over de gevaarlijke tocht. De reis ging via Italië en Cyprus (waar hij toetrad tot de Societas Jesu), Turkije, Syrië, Armenië en Perzië naar Bender-Abbas aan de Perzische Golf, waar het gezelschap inscheepte richting Surat (nu in de Indiase deelstaat Gujarat). De twee jezuïetenpaters stierven op zee, maar Hanxleden was tijdens de reis reeds formeel aanvaard als kandidaat-jezuïet (2).
Hij arriveerde in India op 13 december 1700 en trok samen met dokter Schillinger naar Goa (nu een deelstaat, destijds de hoofdstad van het Portugese koloniale imperium in het Oosten) waar een grote communauteit jezuïeten gevestigd was en hij zijn noviciaat voltooide. Na afronding van zijn theologie-studies aan het seminarie van Ambalakad-Sambaloor (San-Paul-ur, Sint-Paulus dus) werd hij in 1705 (1706?) tot priester gewijd.
Hij was gedurende zowat dertig jaar actief in Malabar, de kuststreek van Kerala – vandaag de zuidwestelijke Indiase deelstaat aan de Arabische Zee (3). Hanxleden doorkruiste deze regio herhaaldelijk als missionaris en was professor theologie aan het seminarie van Sambaloor.
Hij overleed op 20 maart 1732 als gevolg van een slangenbeet in Pazhuvil (Kerala), waar zijn herinnering nog steeds erg levendig wordt gehouden: bepaalde gebouwen waar hij verbleef of die hij zelf bouwde, werden beschermd en er werd aan hem een museum gewijd in Velur.
Er is echter meer. Veel meer. Hanxleden, wiens moedertaal Duits was, kende uiteraard Latijn. Maar hij beheerste ook het Malayalam, dat behoort tot de familie van de Dravidische talen en dus zelfs niet verwant is met de naburige Indo-Iraanse talen; het is de officiële taal in de deelstaat Kerala. Daarnaast was hij nog machtig: het Portugees, het Tamil (alweer behorend tot de Dravidische familie) en het Syrisch, de liturgische taal van de Thomas-christenen ('Syrische christenen' of 'nasrani'), een dialect van het Aramees en dus behorend tot de Afro-Aziatische familie. Daar bovenop leerde hij van twee Brahmanen Sanskriet (Indo-Iraanse familie, dus Indo-Europees), hoewel die taal doorgaans niet aan buitenstaanders werd aangeleerd. Als je dan bedenkt dat deze talen ook nog eens hun eigen alfabetten hanteren…
Gewapend met deze talenkennis poogde de hoogbegaafde jongeman – hij was niet eens twintig toen hij in India aankwam – de westerse en oosterse culturen en literaturen te integreren. Zo schreef hij christelijk geïnspireerde liederen-gedichten in het Malayalam, essays in het Latijn over o.m. de Ramayana en de Mahabharata, woordenboeken en grammatica's: Dictionarium Malabarica Lusitana (Malayalam-Portugees), Dictionarium Samscredamico-Lusitanum (Sanskriet-Portugees), Grammatica Malabarico Lusitana (een grammatica van het Malayalam geschreven in het Portugees), en ten slotte de zogenaamde Grammatica Grandonica, waarover zo dadelijk meer.
Het zal dan ook niet verwonderen dat Hanxleden, in zijn tijd al geliefd als een deugdzaam en geleerd man, tot vandaag in Malabar geëerd wordt wegens zijn uitzonderlijke verdiensten voor de lokale talen en literatuur. Hij leeft er verder in het collectieve geheugen als 'Arnos Padre' of 'Arnos Paathiri'; 'Arnos' lijkt me een Malayalaamse verbastering van zijn voornaam 'Ernst', terwijl 'paathiri' in diezelfde taal 'priester, pastor' ('padre') betekent.
Maar het gaat dus om de Grammatica Grandonica (verder GG), een in het Latijn geschreven spraakkunst van het Sanskriet, die hij zelf nooit in boekvorm heeft uitgegeven. Het manuscript werd enkele tientallen jaren later ter plaatse opgepikt door een Oostenrijkse (Kroatische?) karmeliet, Paulinus a Sancto Bartholomeo (1748-1806), die het meebracht naar Europa – althans volgens bepaalde bronnen. Deze Paulinus, een oriëntalist, is de auteur van o.m. een reisverslag (4) en van de allereerste gepubliceerde grammatica van het Sanskriet, Sidharubam (1790).
Toon Van Hal
Hanxledens manuscript bleef gedurende lange tijd spoorloos, tot de jonge Vlaamse taalkundige Toon Van Hal het terugvond in het karmelietenklooster San Silvestro te Montecompatri, iets ten zuiden van Rome, in het voorjaar van 2010. Samen met Christophe Vielle verzorgde Van Hal de elektronische 'editio princeps' van deze grammatica, die sinds een tweetal dagen on-line beschikbaar is.
Ik had met hem een gesprek over de vondst van deze uitermate belangrijke en tot dan toe verloren gewaande grammatica.
Keerzijde van het schutblad:
Paulinus situeert de tekst van het handschrift (inhoud, auteur…).
Hoe wist men af van het bestaan van de GG? Werd deze grammatica door Paulinus zelf vermeld in diens werk (-en), of werd hij gesignaleerd in andere contemporaine of latere bronnen?
Paulinus vermeldt de GG in meerdere werken, maar opvallend niet in zijn eigen Sanskriet grammatica, die in 1790 werd uitgegeven en nu grotendeels gebaseerd blijkt op die van Hanxleden. Paulinus prijst Hanxleden in andere werken wél uitvoerig en ook de GG zelf wordt af en toe vermeld. Paulinus hield b.v. lijstjes bij van manuscripten die te vinden waren in archieven te Rome en probeerde die indologische bronnen te groeperen. Uit die documenten blijkt dat hij de GG wel degelijk consulteerde én uitvoerig bejubelde; zo zegt hij ergens dat het manuscript van Hanxleden "goud waard is".
Ook andere bronnen signaleren het bestaan van de GG maar het is toch vooral aan Paulinus te danken dat we op de hoogte waren van het bestaan ervan; anderzijds is het echter ook precies aan hem te wijten dat er zo veel mist rond is blijven hangen.
Is het bekend wat Paulinus met het manuscript van de GG gedaan heeft – gewoon 'fysiek', bedoel ik? Anders gezegd: tot op welke locatie en tot op welk moment wist men zeker wat er met het manuscript gebeurd was?
De hele transmissiegeschiedenis van het manuscript is vrij wazig.Ten eerste is het niet helemaal duidelijk wie het uiteindelijk naar Europa heeft gebracht. Het lijkt voor de hand te liggen dat Paulinus dat zelf deed, al pleiten even veel argumenten ervoor dat hij dat handschrift pas heeft gezien na zijn terugkeer in Rome. In de Nationale Bibliotheek van Rome zijn immers een aantal kladjes te vinden van de hand van Paulinus, met name aanzetten van een Sanskriet grammatica die hij zelf wou samenstellen. Die manuscripten zijn niet voltooid, maar ze tonen wél duidelijk aan dat Paulinus nog tijdens zijn verblijf in India inderdaad van plan was een spraakkunst van het Sanskriet te schrijven. Zelf zegt hij dat hij pas bij zijn terugkeer de GG heeft gevonden, en wel op het moment dat zijn eigen grammatica in druk was. We weten nu dat hij daarmee de waarheid geweld aandoet: bij vergelijking van beide werken blijken de overeenkomsten zo frappant dat er van toeval geen sprake meer kan zijn. Voor een groot deel heeft Paulinus dus het werk van Hanxleden gekopieerd; vooral de fouten die Paulinus maakte – en Hanxleden niet – wijzen erop dat Paulinus veel minder goed Sanskriet kende dan zijn voorganger.
Vermits men blijkbaar kon veronderstellen dat Paulinus, een karmeliet, het manuscript had meegebracht, lijkt het toch vreemd dat het zo lang in een karmelietenklooster verborgen kon blijven. Werd er dan niet naar gezocht, in het Vaticaan b.v. of bij de karmelieten zelf? Hoe komt dat?
Toch even corrigeren hier: het is, nogmaals, helemaal niet zò duidelijk dat de karmeliet Paulinus de grammatica van de jezuïet Hanxleden naar Rome heeft gebracht, en we weten nog altijd niet wie dat dan wél gedaan heeft. Paulinus beweert zelf dat hij dat niet gedaan heeft, en op basis van de gegevens waarover we nu beschikken, ben ik bereid hem daarin te geloven.
Er is niemand gaan zoeken in het karmelietenklooster van Montecompatri omdat dit klooster niet rechtstreeks gelieerd is met Rome. Het ligt wel in Lazio maar is toch vrij ver verwijderd van de kloosters in Rome waarover Paulinus geregeld zelf praat. Bovendien is het zo dat paters- of monniken-archivarissen die geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van hun orde, doorgaans minder aandacht besteden aan eventuele 'Fremdkörper' binnen het corpus van beschikbare documenten. Ik denk dat dit de oorzaak is van het lange ondergedoken bestaan van de GG: het ging immers om een werkstuk van een jezuïet dat terecht kwam in een karmelieten-omgeving.
Nu bestond er wel degelijk een inventaris van het archief van Montecompatri, maar dat archief was vooral van technische aard: je treft er de GG aan tussen elektriciteitsrekeningen en water- of gasmeterstanden; ook een aantal manuscripten werden gecatalogeerd, maar daar is de grammatica van Hanxleden door de mazen van het net geglipt – precies omdat het een werk van een jezuïet betrof.
Wat was de aanleiding voor je eigen 'queeste'? Had je voorlopers of aanknopingspunten? Hoe is je zoektocht verlopen en hoe ben je uiteindelijk bij het manuscript beland? Of heeft het toeval een rol gespeeld?
Ik heb destijds mijn licentiaatsthesis gewijd aan Paulinus, die voortaan het risico loopt om beschouwd te worden als een banale vervalser. Hij kopieerde wel degelijk grotendeels de GG, maar dit odium zou de man hoe dan ook onrecht aandoen. Hij bezat vele talenten en maakte zich verdienstelijk door, ten eerste, de indologische studies te Rome te systematiseren of het materiaal te ordenen, en door andere indologische traktaten te schrijven – o.a. zijn beschrijving, oorspronkelijk in het Italiaans, van zijn reis naar India, een soort Lonely Planet avant la lettre (4). Hij was wel degelijk een pionier, ook op het vlak van de vergelijkende taalkunde. Hij was één van de allereersten die het Sanskriet op een veel gedegener manier en veel gedetailleerder vergeleek met andere talen zoals het Latijn, het Zend (of Avestisch, een vorm van Oudiraans) of het Duits. Op basis van vooral lexicale gelijkenissen speculeerde hij dan over de oorzaken van die verwantschap. Daarin is hij verder gegaan dan William Jones, die hij in zijn geschriften trouwens niet gespaard heeft.
Ik kende het pre-comparatistische werk, de Indo-Europese vergelijkende taalwetenschap 'ante litteram' van Paulinus dus wel een beetje (de vergelijkende Indogermanistiek stricto sensu zag het licht met de publicatie, in 1816, van een werk van Franz Bopp en Rasmus Rask) en daardoor ook de naam Hanxleden. Deze werd in de literatuur wel vaker, maar zonder enige argumentatie, bestempeld als een veel belangrijker indoloog dan Paulinus. Bovendien deed al geruime tijd het hardnekkige gerucht de ronde dat Paulinus zijn grammatica had gekopieerd van Hanxleden, wiens manuscript echter al lang 'verloren' was gegaan.
Er zijn pogingen gedaan om dat handschrift op te delven. Zo zou het in de 19de eeuw door een zekere De Barone zijn ingekeken; helaas vermeldt die nergens de vindplaats van de GG en geeft hij geen informatie over de manier waarop hij op het manuscript gestoten was. In de 20ste eeuw wordt nog wel aan de GG gerefereerd, maar iedereen doet dat zonder het manuscript echt gezien te hebben.
In de jaren 1980 ondernam Jean-Claude Muller een nieuwe poging om het op te sporen; hij maakte een kort verslag van alle plaatsen waar hij het handschrift tevergeefs had gezocht. Ikzelf wilde vroeger al een status quaestionis schrijven over de relatie tussen Paulinus en Hanxleden, maar dat opzet kantelde snel in een stoutmoedige zoektocht naar het manuscript zelf, omdat alleen op basis van de tekst iets te zeggen valt over een eventuele schatplichtigheid van de ene aan de andere. Daarom heb ik de zoektocht van Muller verdergezet.
De sleutels die mij naar het manuscript leidden, waren ten eerste de vermelding in een catalogus van de karmelieten dat materiaal van Paulinus, meer bepaald een woordenboek, bewaard werd in 'een' klooster in Montecompatri – echter zonder verder commentaar. In het hoofdarchief van de karmelieten te Rome vond ik, ten tweede, een steekkaart waarop de GG zelf werd vermeld, met in potlood opnieuw een verwijzing naar het klooster in Montecompatri.
Vanaf dat moment krijgt mijn zoektocht wat minder alledaagse trekjes. Ik vertrok met de bus vanuit Rome, waarna een hele klim te voet volgde om het convento te bereiken, dat prachtig gelegen is op een heuveltop. Jean-Claude Muller formuleerde de hypothese – die mij erg waarschijnlijk lijkt – dat een aantal documenten op relatief grote hoogte zijn gevonden omdat het niet ongebruikelijk was om in de zomer uit Rome weg te trekken en verkoeling te zoeken in de heuvels rond de stad.
Slechts een viertal paters, hoogbejaard of in niet al te beste gezondheid, bewoonden nog het klooster. Het was duidelijk dat ze zich ietwat gegeneerd voelden toen ik informeerde naar het archief; met zo weinig handen voor zo veel taken is een archief immers één van de eerste dingen die van de prioriteitenlijst geschrapt worden. Uiteindelijk belandde ik toch in dat erg kleine archiefkamertje waar tussen de reeds vermelde waterrekeningen en gasmeterstanden ook een aantal oudere manuscripten te vinden waren: niet dat ene boek van Paulinus waar ik ook wel nieuwsgierig naar was, namelijk zijn Latijns-Sanskriet (dus 'omgekeerd') woordenboek. Ik vond er wel zijn reisdagboek, een manuscript dat heel moeilijk te lezen is omdat het grotendeels geschreven is in het Duits en dus, zoals destijds gebruikelijk, in een cursief lopend schrift. Maar ik trof er ook het manuscript van Hanxleden aan, waar ik naar op zoek was en dat bovendien veel beter leesbaar bleek: het was ingepakt in rood papier en kranten daterend van Kerstmis 1953. In dat jaar is het manuscript dus nog op z'n minst gearchiveerd of weggestopt, wellicht door iemand die het belang ervan niet direct inzag.
Luc PAY
(wordt vervolgd)
De Grammatica Grandonica is raadpleegbaar en downloadbaar op: Universität Potsdam,
http://pub.ub.uni-potsdam.de/volltexte/2013/6321
folgenden konstanten und zitierfähigen URN:
urn:nbn:de:kobv:517-opus-63218
Browserfähiger Link zur URN-Auflösung:
http://nbn-resolving.de/urn:nbn:de:kobv:517-opus-63218