Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
7 mai 2013 2 07 /05 /mai /2013 01:34

 

floris-jespers.jpg

Floris Jespers, 1917, in de tijd van zijn prille omgang met Van Ostaijen (privécollectie HFJ)

Van mijn alerte vriend Bert Bevers krijg ik een scan toegestuurd uit de Dagboeknotities 1967-1972 van Cees Buddingh' (1979, boek dat ik niet gelezen heb):

Mooie anekdote gehoord over Floris Jespers, van Kees Stoop, die met een paar Vlaamse schilders op zijn atelier was, Jespers op de muur wijzend:

'Daar ziet ge een schoon schilderij hangen, mannekes.” Kees en een van de Vlamingen mompelen iets instemmends, de andere, Rik, zwijgt. Jespers: “En hebt gij er helemaal niks van te zeggen, Rik?” Rik: “Ik vind het niet schoon.” Jespers: “Wat! Durft gij tegen een man van tweeënzeventig te zeggen dat ge zijn schilderij niet schoon vindt?”

Dat Floris Jespers, eens een van de beste vrienden van Paul van Ostaijen, nog leeft en werkt, komt me overigens zo ongeloofwaardig voor dat ik mezelf bewust voorredeneren moet, dat het inderdaad nog heel goed kan. Voor mijn gevoel is dat allemaal een lang vervlogen tijdperk, iets wat zich, als het ware, voor mijn geboorte afgespeeld heeft.'

Kees Stoop? Contact met hem en Floris Jespers (1889-1965) is mij niet bekend. Wie is Rik?

Nog zo'n denkpistes die ik misschien ooit zal moeten volgen, hoewel...

Henri-Floris JESPERS

Partager cet article
Repost0
5 mai 2013 7 05 /05 /mai /2013 15:38

 

Kiki-beweegt.jpg

Alice Ernestine Pin (1901-1953) was in het Parijs van begin vorige eeuw een ravissante verschijning, die heel wat contacten had in artistieke kringen. Ze gold in veler ogen als een mooie vrouw, werd talloze malen gefotografeerd door Man Ray, en poseerde voor kunstenaars als Arno Breker, Jean Cocteau, Francis Picabia en Chaïm Soutine. Eerder dan onder haar echte naam stond ze bekend als Kiki de Montparnasse.

Al is ze vooral terug te vinden op foto’s en schilderijen, er bestaat ook een film waarin ze te zien is: L’Étoile de mer werd in 1928 in Parijs gedraaid door haar vriend Man Ray (1890-1976). Een vreemd rolprentje dat geheel in de dadaïstische en surrealistische traditie past, hier indirect gefilmd door diffuus glas of via een spiegel en daar weer door een heldere lens.

L’Étoile de mer is gebaseerd op het gelijknamige gedicht van Robert Desnos (1900-1945), die aan het eind zelf ook eventjes in beeld is. De vrouw wordt gespeeld door Alice Kiki Pin, de man door André de la Rivière (van wie verder niets bekend is behalve dan dat hij deze rol speelde, zelfs zijn geboorte- en sterfjaar kon ik niet achterhalen).

Zie: http://www.youtube.com/watch?v=V7PQvkYYikU

Bert BEVERS

Partager cet article
Repost0
4 mai 2013 6 04 /05 /mai /2013 18:48

 

Platonov.jpg

Wat is het geheim achter het succes van Platonov? Aanvankelijk stond deze productie niet op de affiche van het NTGent. Een eerder geplande voorstelling kwam niet klaar. Er moest naar een oplossing worden gezocht. Luk Perceval was gestrikt als regisseur en de terugkeer van de verloren zoon mocht niet de mist in gaan. Hardop denken, ronduit praten. Tot Perceval zelf met het voorstel van Platonov kwam. Hij had de eerste grote boreling van Anton Tsjechov al eens eerder gedaan. Die kon beter. Beter werd steengoed. Zonder meer kan gesteld worden dat de productie de revelatie van het seizoen is. Als hij niet het komende theaterfestival van Nederland én Vlaanderen haalt, moeten de jury’s uit de Nederlanden verjaagd worden. Met pek en veren.

 

Collega Els Van Steenberghe heeft de voorstelling al eerder lovend besproken..Andere kritieken waren wisselend van aard. Net als in de overige toneelstukken van Tsjechov, ademt Platonov een sfeer uit van valse hoop, schuin geloof en oppervlakkige liefde, bekeken vanuit een kurkdroge ironie. Het speelt zich af in een landelijk bourgeois milieu. Deze mensen bezitten alles maar doen niets en proberen dat ‘niets’ tot kunst te verheffen. Een verhaallijn is er nauwelijks, maar juist het ontbreken ervan omlijst het verval van de hogere klasse, waartegen een jaar na zijn dood, 1905, de lagere klasse een eerste maal in opstand komt.

Perceval.jpg

Luc Perceval

Na zelf te zijn gaan kijken, dat een tweede maal te doen, en na de reacties van het publiek te hebben gezien en gehoord, kriebelde de goesting dieper op de invulling van Perceval in te gaan. Met zijn voorstelling uit 1988, De meeuw, van dezelfde auteur en gebracht door de Blauwe Maandag Compagnie, heeft Luk Perceval het hedendaagse theater van deze contreien zijn definitieve gestalte gegeven. Ten oorlog uit 1997 betekende de heiligverklaring van de marathonvoorstelling. Met Platonov heeft Perceval het parcours getoond dat hij – en iedere andere mens met hem – aflegt. Van extrovert naar introvert. De relativiteit van zichzelf in de gemeenschap ziet, en onze maatschappij noodgedwongen niet anders kan ervaren dan als de minst slechte van alle sociale creaties.

 

Die driehoek te bezetten, en dat naar de toeschouwer over te brengen, heeft Luk Perceval heel wat koppigheid gekost. Maar dat was ook al het geval met de auteur. Tsjechov schreef het stuk in 1887, maar was niet tevreden met het resultaat. Ruim een jaar later herschreef hij het en wijzigde de vorm. In plaats van ‘komedie’ noemde hij het stuk nu ‘drama’. Essentieel om het succes van Percevals versie te kunnen begrijpen. Hij heeft niet enkel het al ontvette stuk gestript, maar ook zichzelf. Geestelijk. Tot hij geen vader meer was. Wat hij ook met de acteurs heeft gedaan. Hij heeft ze vaderloos gemaakt.

 

Luk Perceval wil dat zijn acteurs elk stuk geestelijk tot in de finesse begrijpen. Ze moeten er ook lichamelijk klaar voor zijn. Hij wil dat ze nog bij leven hun eigen karma vinden. Het primaire menszijn prevaleert boven de regels en afspraken om een samenleving. Om dat doel te bereiken mogen ze zelfs in zijn versie van Platonov geen acteur meer zijn, maar moeten ze zichzelf worden, zij het onder een andere naam.

 

Perceval probeert dieper door te dringen in de essentie van de beroemde uitspraak van Rimbaud ‘Je est un autre’. Wie hij, de mens, werkelijk is. Om dat ten volle te begrijpen is het nodig te vertrekken van een uitroep van Platonov kort voor het einde van het derde, het voorlaatste bedrijf: ‘Laat me met rust! Gebruik toch je verstand!’. Tweemaal een uitroep. Gericht tot één medespeler, maar in wezen tot alle collega’s… en tot de toeschouwers. Dat dit echter altijd op een mislukking uitdraait, je verstand gebruiken, zelfs in ruststand, beseft Platonov maar al te goed. En Tsjechov. En Perceval.

 

Hoe dat beeldend en auditief zichtbaar te maken voor de toeschouwer? Vooreerst door alle ballast overboord te gooien. Geen attributen of decor voor de acteurs. Hun naakte zelf in een van elke mode ontdane plunje. Bert Luppes mag dan Platonov zijn, hij blijft Bert Luppes. En dat geldt voor alle collega’s. Elsie de Brauw is niet Anna Petrovna Voinitsev, maar de Elsie de Brauw die je wat later in het foyer ziet. Eindelijk heb ik door wie en wat en hoe Hugo Van den Berghe is. Perceval heeft getoond dat het blote van het cliché toch een vel is, en dat dit nu eens eindelijk moet verwijderd worden. Alle lagen weg. Dan pas wordt duidelijk dat de mens een onmachtig schepsel is, maar van zijn geboorte tot zijn dood is veroordeeld boven de opperhuid een masker te dragen om geestelijk te overleven. Niet alleen de intelligente mens, maar zelfs de mens die aan zijn ego en zijn eigen grot voldoende heeft.

 

De acteurs hebben dit begrepen, al is voor hen het wordingsproces naar ik heb gehoord een lijdensweg geweest. Waar ze nu ontzettend blij mee zijn. Ze weten dat ze dankzij Luk Perceval de koudste douche van hun leven hebben gehad, maar er geestelijk veel warmer door zijn geworden. Die lijdensweg is voor de toeschouwer een hergeboorte. In Nederland is het de gewoonte dat men bij een geslaagde voorstelling een staande ovatie brengt, in Vlaanderen is dat niet zo. Behalve bij deze. Naar ik hoorde zijn er bij elke avond heel wat mensen die rechtveren. Omdat het voor hen niet anders kan!

 

Platonov is wij. Platonov is – daar moet ook op gewezen worden om het stuk ten volle te begrijpen – voor Rusland wat Peeters, Janssens en Desmet is voor Vlaanderen, een doorsnee naam van doodgewone mensen, die wij uiteindelijk allemaal zijn, welke status of titel we ook hebben.

 

Mede verantwoordelijk voor het succes van deze productie is de muziek. Niet alleen de muziek, maar ook het gebruik van het instrument, een vleugel. Een pianist improviseert. Na een aantal voorstellingen heeft hij een ruw schema in het hoofd, hij weet wat komen gaat, maar toch luistert hij naar de big bang van het moment. Zo wordt beklemtoond dat elke voorstelling een nieuwe schepping is. De inleving van de pianist versterkt de boodschap van de voorstelling: de ziel voorbij.

 

Dat wordt verbeeld door het gebruik van de vleugel in de ruimte. Op een spoorlijn kruipt hij tergend langzaam weg van de acteurs en de toeschouwers. De steunpunten van de spoorlijn rusten op boeken. Vermoedelijk bedoelt Perceval hiermee dat literatuur een essentieel onderdeel is van de menselijke ontwikkeling, en in uitbreiding van de beschaving, maar dat het essentiële moet onderdoen voor het zelfstandig denken en voelen. De mens moet lezen, vervolgens terugkeren naar zijn natuurlijke cultuur, om uiteindelijk in de lege ruimte terecht te komen, waar hij de opperste rust vindt en met die rust vrede vindt in de wereld. Zoniet kan hij enkel doen wat Platonov in de versie van Perceval aan het eind doet. Verdwijnen en het geweer doorladen. Een moordenaar worden.

 

Een productie als noodoplossing is voor het NTGent uitgedraaid op een kunstwerk van de bovenste plank. De voorstelling wordt gespeeld op 7 en 8 mei in de Stadsschouwburg van Amsterdam, op 11 en 12 juni in München [Münchner Kammerspiele], waar Johan Simons baas aan huis is. Naar verluidt zijn er ook gesprekken gaande voor een verdere internationale tournee volgend seizoen. Een herneming in Vlaanderen is dan niet uitgesloten.

 

Beide versies van Tsjechovs Platonov verzanden in een teveel aan personages en uitweidingen. De toneelauteur zag dat ook in. In een van zijn volgende korte stukken lijkt hij daar zelfs de draak mee te steken. Er komt een personage in voor die met een schaar rondloopt… om de uitlatingen van zijn medepersonages in te korten. Toch is Platonov interessant omdat ze de embryonale elementen bevatten van zijn latere meesterwerken.

 

Luk Perceval is Platonov ook met de schaar te lijf gegaan. Samen met de ingekeerde enscenering is deze productie een meesterwerk geworden. Een nieuwe mijlpaal in de geschiedenis van het toneel van de Nederlanden.

Guido LAUWAERT

PLATONOV– Anton Tsjechov – regie: Luc Perceval – productie NTGent – www.ntgent.be

Partager cet article
Repost0
4 mai 2013 6 04 /05 /mai /2013 05:49

 

Boelvaar13.1.jpg

Het tijdschrift Boelvaar Poef wordt ten behoeve van het L.P. Boon Genootschap uitgegeven door de Stichting Isengrimus, Utrecht. In het kader van de Boon-vieringen verscheen eind oktober vorig jaar De eerste eeuw van Boon. Het boek geldt tevens als dubbelnummer van het tijdschrift, tevens afsluiter van de twaalfde jaargang. Zie:

http://mededelingen.over-blog.com/article-boelvaar-poef-en-louis-paul-boon-genootschap-112083986.html

De eerste aflevering van de nieuwe jaargang verscheen in april. De hierin opgenomen Boonlezing van Jos Muyres (° 1957) verdient ruime aandacht. Hij hekelt terecht 'de erotisering van futilisering van Boons schrijverschap' en is kennelijk niet blij met vieringen waarin het accent werd gelegd op Boon als 'viezentist' en erotomaan.

Waar het hem om gaat is dat de aandacht voor Mieke Maaike's obscene jeugd en voor de Fenomenale Feminatheek

'ten koste gaat van de aandacht voor de boodschap die Boon in zijn werk uitdraagt. In zekere zin wordt de grote schrijver op deze manier monddood gemaakt. De aandacht wordt afgeleid van de genadeloze kritiek die Boon in zijn grote werken uitoefent op mens en maatschappij, op de kerkelijke, seksuele en ook literaire moraal'.

Fatsoensrakker? Geenszins: Muyres rekent ook Memoires van de heer Daegeman en Eros en de eenzame man tot die 'grote werken', en die staan 'meer dan bol van de erotiek'. Ik ben het met Muyres zonder meer eens. Door de overtrokken belangstelling voor wat hij Boons 'spielereien' noemt, 'gaat bij het lezerspubliek een schrijversreputatie naar de filistijnen'.

'Boon wordt meer en meer vereenzelvigd met de vieze man en raakt buiten beeld als de schrijver die vlak na de Tweede Wereldoorlog met gedurfde experimenten en pogingen om de mensen een geweten te schoppen de Nederlandstalige romanliteratuur overhoop haalde. Louis Paul Boon is immers de man die ons proza in die jaren radicaal heeft vernieuwd en die vooral wat de vorm betreft veel en veel verder ging dan generatiegenoten als Willem Frederik Hermans en Gerard Reve.'

*

Muyres wijst ook op de tanende belangstelling voor Boons werk. Zijn boeken worden minder en minder verkocht. De terugloop is onloochenbaar. De verkoopcijfers van de best verkochte boeken zijn in dat opzicht zonder meer treffend: van De Kapellekensbaan werden in 2011 precies 400 exemplaren verkocht; van Mieke Maaike's obscene jeugd, 140. Boons trekt nog nauwelijks 'jeugdige' lezers aan, aldus Muyres (ik zou eerder zeggen: 'nieuwe lezers').

In de vorige aflevering van Boelvaar Poef kon ik al lezen dat er van De Kapellekensbaan na zowat 60 jaar slechts 143.000 over de toonbank gingen... En bij de signalering, op deze blog, van De eerste eeuw van Boon viel mij de afwezigheid van jongere auteurs al op: gemiddelde leeftijd van de medewerkers: 65+.

*

Tot slot van zijn in Boelvaar Poef opgenomen lezing stelt Muyres terecht:

De overdrevene aandacht voor zijn erotisch werk, de versimpelde lezing van zijn grote werken, de overwaardering van een aantal historische romans... Het zijn allemaal pogingen om de angel uit Boons werk te halen. […]

'Boon was geen vieze man, Boon was geen proletarisch schrijver. Boon was geen socialistische schrijver. Boon was een groot schrijver die niet voor een gat te vangen was. Boon is de grote vernieuwer van het proza in de naoorlogse Nederlandstalige literatuur. Boon was een veel te grote kikker in een veel te kleine literaire vijver, zoals Cyra McFadden in 1972 in het Amerikaanse dagblad The Nation schreef bij het verschijnen van de Engelse vertaling van De Kapellekensbaan.'

*

De uitgave van het Verzameld werk van Boon, bezorgd door het Studie- en Documentatiecentrum L.P. Boon van de Universiteit Antwerpen, en uitgegeven door de hiertoe rijkelijk gesubsidieerde Arbeiderspers, staat nu al jàren in het vizier van Boelvaar Poef. Arne Op de Weegh (° 1970) gaat kritisch in op de publicatie van deel 11. In het volgende nummer zal hij daar nog uitvoeriger op ingaan. Verder legt Gerard Raat (° 1946) Menuet en De meisjes van Jesses naast elkaar.

*

De voorjaarsbijeenkomst van het L. P. Boon Genootschap vindt plaats op 11 mei om 14u30 in 't Belfort aan de Grote Markt te Aalst.

Socioloog Hugo D'hertefelt, gepensioneerde wetenschappelijk medewerker bij het Nationaal Onderzoeksinstituut voor Arbeidsomstandigheden, vrijwillig medewerker werkzaam bij het Masereelfonds in Hasselt, spreekt  over  Het  Geuzenboek. Ook niet-leden zijn welkom.

*

Naar aanleiding van een verschil van mening in de redactie van Boelvaar Poef, heeft Willem M. Roggeman per 1 september 2012 ontslag genomen als voorzitter van het Genootschap. Hij is ook geen redactielid meer. In de Berichten van het L.P. Boon Genootschap stond te lezen dat er geen conflict was. Hij werd tussentijds opgevolgd door de twee ondervoorzitters, Luc Geeroms en Wim Dijkstra.

Bij de presentatie van De eerste eeuw van Boon haalde Roggeman zwaar uit naar het nieuwe bestuur en de redactieleden van Boelvaar Poef.

'Daarna ontspon zich een welles-nietes-spelletje dat een vergelijking kon doorstaan met een ingehuurde komische act. Op bepaald moment wou Roggeman de zaal zelfs laten stemmen over het conflict. ‘Ik wil dat er nu gestemd wordt’, riep hij.

Na het nodige geharrewar slaagde Dijkstra er in de microfoon af te nemen van zijn ex-voorzitter. Nog steeds roepend en protesterend verliet Roggeman dan toch de feestzaal.' (Peter van den Bossche, Boekvoorstelling Boon eindigt in bekvechten, in: Het Nieuwsblad, 23 oktober 2012)

In BoonBerichten (nr. 73, februari 2013) staat te lezen dat het bestuur van het Genootschap op zoek is naar een nieuwe voorzitter.

Allemaal goed en wel. Als literair-historicus ben ik wel echt nieuwsgierig.

Roggeman heeft zich jaren ingezet, niet alleen als actieve voorzitter van het Genootschap, maar ook als auteur van talrijke lezenswaardige bijdragen in Boelvaar Poef. Waarom dan toch die kennelijk pijnlijke breuk...?

Henri-Floris JESPERS

Partager cet article
Repost0
3 mai 2013 5 03 /05 /mai /2013 16:41

 

ToonVanHal-copie-1.jpg

Toon van Hal

De jongste aflevering 208 van Mededelingen van het CDR werd elektronisch verzonden. Normaliter ontvangen de abonnees op de papieren editie hun exemplaar maandag.

Wanneer je “Grammatica Grandonica” googelt dan zie je (onmiddellijk na het overigens niet geactualiseerde lemma in Wikipedia) dat de publicatie op deze blog van het grondige gesprek van Luc Pay met Toon Van Hal over de vondst van die uitermate belangrijke en lang verloren gewaande grammatica, prominent aanwezig is.

Omdat het interview van Luc Pay een voortreffelijke illustratie is van het documenteren en reëvalueren dat we hoog (zij het discreet) in het vaandel dragen, werd die substantiële en doorwrochte bijdrage integraal opgenomen. Voer voor specialisten? Ja en neen. Linguïstische archeologie levert immers een niet te onderschatten bijdrage tot de gemeenschappelijke (cultuur)geschiedenis.

*

In de rubriek “Necrologisch” wordt ere-ambassadeur Bob Lebacq, voorzitter van de raad van bestuur van De Diamanten Kogel, uitvoerig herdacht.

Uitvaart-Bob-Lebacq---04272013-059.JPGBob Mendes, ere-voorzitter van De Diamanten Kogel, groet de asurne

(Foto: Kris Kenis)

*

Lucienne Stassaert vraagt aandacht voor de dichteres Maud Vanhauwaert en bezint zich over romans van Y. M. Dangre, Maarten Inghels en Jeroen Olyslaegers.

*

Claus is vijf jaar geleden overleden en we zullen het geweten hebben. In de rubriek “Door de leesbril bekeken” gaat alvast aandacht naar De plicht van de dichter. Hugo Claus en de politiek.

Ondertussen verscheen op Knack.be een vinnige bespreking van CDR-redacteur Guido Lauwaert, onverbeterlijke beoefenaar van “The Gentle Art of Making Enemies”, waarover meer in de volgende aflevering. Beslist te lezen!

http://www.knack.be/nieuws/boeken/recensies-volwassenen/non-fictie/de-vergeten-vrouwen-van-hugo-claus/article-4000289494102.htm

*

Eerlang focussen we op de dichter Wilfried Adams, medestichter van het Centrum voor Documentatie & Reëvaluatie, ook al vijf jaar geleden overleden.

*

Een elektronisch proefnummer van Mededelingen van het CDR kan aangevraagd worden via mededelingen@lebacq.com

*

Wat deze blog betreft: vorig jaar werden gemiddeld net iets meer dan 5000 unieke bezoekers per maand geteld. In april 2013 waren het er 5223. Goed zo!

Henri-Floris JESPERS

Partager cet article
Repost0
3 mai 2013 5 03 /05 /mai /2013 13:21

Presence-Lewis-Carroll-Charles-Dodgson-631.jpg Carroll Lewis van wonderland Het, boek vermakelijk hoogst zijn van inleiding de in Peeters Carel schrijft zo, figuur allegorische, moderne een is Caroll Lewis [1832-1898], Looking-Glass the Through en Wonderland in Alice van schrijver De. dat dan meer was hij Maar. brieven van achteruitschrijven het is hiervan voorbeeld goed Een. gaan kon hij ver hoe uit probeerde maar, grenzen van hield Hij .verrassingen op ook maar, vormelijkheid op gesteld maar professor geen is Oxford van man beroemdste De.

 

Zullen we maar op de gebruikelijk manier verder gaan, of alle lezers zitten aan het eind in het Gentse gesticht Guislain? Het achteruitschrijven van brieven was trouwens eerder uitzondering dan regel. Lewis heeft, naar eigen berekening, honderdduizend brieven geschreven en ze keurig in schriftjes gerangschikt. Helaas zijn ze verloren gegaan. Net als de meeste brieven. Slechts een vijfduizend zijn er bewaard gebleven. Ze geven een goed beeld van wie Lewis Carroll was. Alleen al uit zijn manische ordelijkheid kan opgemaakt worden dat hij een mathematicus was, met een voorkeur voor logica en formules. Verder is hij een preutse Victoriaan die beantwoordt aan alle clichés van zijn tijd. Alle Engelsen zijn ingewikkelde figuren, maar Lewis Carroll steekt er met kop en schouders boven uit.

 

Dat zou men niet zeggen voor wie alleen de eerder genoemde boeken kent. Wie echter al achter zijn gedoe aan gegaan is, en uw dienaar is daar een goed voorbeeld van, zilveren medaille in de categorie spionage, weet dat hij een columnist avant la lettre was, een bedenker van woordspelletjes, een pamflettist, uitgever, een filosoof, een godsman met een zwak voor de theorie van Charles Darwin, de promotor van de vaste boekenprijs en een verzamelaar van gevonden voorwerpen. Na zijn dood werden onder een vloerplank een witte handschoen gevonden – van het Witte Konijn? – een schoen die ter sprake komt in het lied dat de Witte Ridder aan het eind van Trough the Looking-Glass voor Alice zingt. Wat er ook gevonden is, is een vingerhoed. Die krijgt Alice van de Dodo omdat ze na het zwemmen in het tranenmeer de wedstrijd droogworden heeft gewonnen.

 

Het prachtige aan het boek van Carel Peeters is dat hij veel van wat al geweten is door de snuffelaars, op een vlot leesbare manier heeft geordend voor de enkelvoudige lezer. Zijn boek leest als een thriller met sciencefiction trekjes. Het sluit helemaal aan bij de geest van Lewis Carroll die beweert – in Alice in Wonderland – dat je achteruit kan leven. Het staat in een boek, dat wel, maar hij stond pal achter die bewering, zo valt op te maken uit zijn correspondentie. Daaruit blijkt bovendien dat hij gruwt van de wetten van de werkelijkheid. Hij respecteert ze en leeft er naar, ten bate van de orde van het dagelijks bestaan. Al kan hij niet verhinderen er vaak langs te scheren. Hij heeft nu eenmaal een haat-liefdeverhouding met het maatschappelijk systeem. Op dat punt aanbeland nadert hij de rebellie. Die is uitgebroed door zijn overtuiging dat de algemene opinie waardeloos is, zeker als het over goed en kwaad gaat.

 

Lewis Carroll staat bij de grote massa bekend als de man die van kleine meisjes hield. Klopt. Hij nam ze vaak mee, naar het park, het theater, naar zijn fotoatelier waar hij ze naakt fotografeerde, en later tekende, maar nooit is er tijdens of na zijn leven een woord gezegd over ongewenste intimiteiten. Al was het vaak kantje boord. Zo moesten moeders – wiens toestemming hij altijd vroeg – hem wel eens wijzen op het feit dat hun dochters te oud waren geworden om te portretteren, of mee uit te nemen. Dat begreep hij niet. De vrijgezel par exellence vond het meisje, tot de leeftijd van achttien, het mooiste wat de natuur gefikst heeft. En gelijk heeft hij. Doordat het uit de hand gelopen is, en de pers o zo graag voor jachtluipaard speelt, is het gevaarlijk geworden dit ook maar te zeggen.

 

De gebruiker van de taal is de baas, zo laat Lewis Carroll zeggen door Humpty Dumpty. Daarmee is hij een voorloper van Ludwig Wittgenstein. Je kan het zo gek niet bedenken of hij deed het. Lewis Carroll is de opperste literatuurgod van het Britse rijk. Laurence Sterne volgt in zijn wiel, maar komt nooit een bandbreedte naderbij, want Sterne schreef geen brieven in de vorm van een rebus, of die alleen in de spiegel gelezen konden worden, brieven in de vorm van een doolhof, die alleen met een vergrootglas te ontcijferen waren et cetera. Carroll deed het allemaal, en nog veel meer taalgrappen verzon hij. Het lijken spelletjes, maar via het spel tracht hij de grenzen van de literatuur over te steken. Of hem dat gelukt is? Hij heeft ook ‘mislukte’ boeken geschreven, maar hij zocht tenminste dag en nacht naar de overkant. Wat hij gevonden heeft is een spiegelbeeld, wat hem teleurstelde. Hij wilde meer. Het zwarte gat is zwart omdat het witter is dan het witte. Je kan het wel zeggen, maar waar is het bewijs? Het bleef bij theorieën.

 

Wat hem restte, nu hij niet vond wat hij zocht, was te vergeten. Iedereen en alles. Dat schrijft hij ook in een brief, en maakt van de bekentenis een spelletje. Een citaat: ‘My dear Agnes, Eindelijk is het me gelukt je te vergeten! Het was heel moeilijk, maar ik heb 6 lessen-in-vergeten genomen à een daalder per les. Na drie lessen was ik mijn naam vergeten, en vergat ik naar de volgende les te gaan. … Ik vergat wie ik was: ik vergat te eten: en tot nu toe ben ik vergeten de man [de professor, gl] te betalen.’

 

Na zijn dood vond men in zijn bibliotheek, waarvan de boeken allemaal keurig in het gelid stonden, boeken verwant met zijn denkpistes: Death-bed- scenes, London’s Dark Side, Triumph of Moral Good and Evil, Last Words for Girls.

Het boek van Carel Peeters doet je weer naar zijn beroemde dubbelboek grijpen, lezen is herlezen, maar ook verlangen naar andere boeken van de bizarre kerel. Zoals The Hunting of the Snark [De jacht op de slaai], een komisch-heroïsch epos, met dubbele bodems. Een absolute aanrader.

 

Wat het boek van Carel Peeters ook aantrekkelijk maakt, is dat Carroll een democraat was, maar verkiezingen dwaas vond. Het ontbrak ze aan logica en rechtvaardigheid. Hij leende geld uit, maar op terugvordering, hoewel de afbetaling secuur was opgesteld, trok hij zich geen bal aan. Bekendheid bestreed hij. Voor de buitenwereld was hij Charles Lutwigde Dodgson; zo wilde hij ook aangesproken / aangeschreven worden.

 

Een boek waarvoor je jezelf kust [weer een uitspraak van Lewis Carroll]. Bescheiden geïllustreerd, maar voldoende. Binnenkort is het O.L.H. Hemelvaart. De ideale dag om het te lezen. Halverwege volg je de straalstroom van Jezus. Tegen de avond ben je in de hemel.

volwassenen de van wereld krankzinnige de uit Weg

Guido LAUWAERT

 

Carel PEETERS, Het Wonderland van Lewis Carroll, Amsterdam, De Harmonie, 2013, 176 p. 17,90 €.

Partager cet article
Repost0
2 mai 2013 4 02 /05 /mai /2013 10:00

 

Affiche.jpg

Toch tamelijk regelmatig prijs ik mij gelukkig met de komst van YouTube. Obscure films waarnaar je vroeger in de archieven van de filmmusea moest wroeten (als ze er al een exemplaar van hadden), zijn nu dikwijls in volledig gerestaureerde versie online te bekijken. Zo kwam ik nu Cabiria tegen, een rolprent die op 18 april 1914 in Turijn in première ging.Giovanni Pastrone (1883-1959) tekende voor scenario, productie en regie. Verder heeft hij niet veel gemaakt dat de tand des tijds kan doorstaan, maar Cabiria is in mijn ogen een meesterwerk! Het betreft de moeder aller spektakelfilms, en er valt zoveel over te vertellen dat ik over mijn woorden dreig te struikelen.

cabiria.jpg

Zo ontdek ik dat de man die aan het scenario meewerkte en tevens verantwoordelijk is (het betreft uiteraard een stomme film) voor de tussentitels niemand minder is dan Gabriele d’Annunzio! Deze in vooral linksachtige politieke middens weinig bewonderde figuur is toch maar mooi overeind gebleven als Groot Dichter. Hij was er toentertijd rap bij om mee te werken aan zulke ‘nieuwlichterij’ als de cinema.

De facto betreft het een vrij simpel avonturenverhaal. Ten tijde van de Punische Oorlogen barst de Etna uit. Cabiria valt in de chaos die daarop volgt ten prooi aan zeerovers, die het meisje verkopen aan Carthagers.

Moloch.jpg

Moloch

Dat was een volk dat graag kinderen offerde aan de god Moloch, vandaar. De Romein Fulvius Axilla en diens slaaf, in Carthago incognito spionerend voor het thuisfront, weten haar te redden. Hoe het verder gaat? Kijken, straks!

Wat de film betreft: het is werkelijk alsof je een schilderij van Laurence Alma-Tadema binnenstapt. Even denk ik zelfs reeds in de eerste scène dat de schilder zelf te zien is, dat hij Batto (Cabiria’s vader) speelt….Hij lijkt er alleszins op. Maar dat kan niet: want bij Alma-Tadema horen de jaartallen 1836-1912. Wat een gelijkenis. Ze zou best een eerbetoon van Pastrone aan de grote schilder geweest kunnen zijn.

Ik meen zelfs vrij zeker te weten dat Pastrone vertrouwd moet zijn geweest met het oeuvre van Alma-Tadema. Daarvoor lijkt de scène waarin Hasdrubals dochter Sophonisba (Italia Manzini) uit het venster kijkt té veel op het doek Een bacchante (‘Daar komt hij!’), uit 1875.

Sophonisba-aan-het-venster.JPG

Sophonisba aan het venster

Een-bacchante.JPG

Alma-Tadema, Een bacchante

Hoofdrolspelers zijn onder meer Letizia Quaranta (Cabiria), Umberto Mozzato (Fulvius Axilla) en Emilio Vardannes (Hannibal). Wat deze film (die onloochenbaar van immense invloed is geweest op alle latere spektakelfilms – vergeet dat D.W. Griffith of Cecil B. DeMille de eerste ‘grote’ regisseurs waren: hiér hebben zij de mosterd gehaald!) ook bijzonder maakt is de aanwezigheid van Maciste (Fulvius Axilla’s slaaf), die in Cabiria voor het éérst opduikt. Krachtpatser van dienst (model voor talloze latere filmhelden als Hercules) is Bartolomeo Pagano, die de rol naar aanleiding van het succes van deze productie nog talloze keren vertolkte. Cabiria is een lust voor het oog dankzij de weelderige decors, de strak geregisseerde actiescènes, de vele historische details en de knap gerealiseerde droomsequentie. Enig minpuntje: ik vind dat de vele baarden wel erg duidelijk aangeplakt zijn. Wat moet deze film bijna een eeuw geleden een overdonderende invloed op het publiek hebben gemaakt….En dan nu allen naar:

http://www.youtube.com/watch?v=gOWicOwtHa8

Veel plezier ermee!

Bert BEVERS

Partager cet article
Repost0
1 mai 2013 3 01 /05 /mai /2013 19:33

 

Sonja Nys (foto Bert Bevers)

Foto: Bert Bevers

 

Zie: www.detafelvan1.blogspot.com

Partager cet article
Repost0
30 avril 2013 2 30 /04 /avril /2013 17:17

 

Satie-1.jpg

Haar blik is een zacht warm sieraad. U ziet het wanneer zij de ogen opslaat. Wat zoekt die blik? De schoonheid van deinende schepen? De plaats waar de oude nachtegaal zich ophoudt? Het huis waarin de dichter is geboren? Neen: zij gaat uit en kan haar parasol van varkenszijde niet vinden, de parasol die eruitziet als een tomaat.’

Deze Blik is een van de merkwaardige tekstjes die Erik Satie (1866-1925) naliet. We kennen hem natuurlijk vooral als de componist van onvergetelijke stukken als de Gymnopédies, de Gnossiennes en het door mij warm gekoesterde Je te veux valse, maar hij schrééf ook. En beslist niet geheel onverdienstelijk.

Ik heb vroeger een arme man gekend die, uit angstvalligheid, nooit thuis heeft willen slapen, zeggende dat zijn naam een naam was om er mee buiten te slapen. Die herinnering is mij niet onaangenaam’ is nog zo’n merkwaardig stukje. En: ‘Wat ik zou wensen is dat alle Fransen die zelf op Frans grondgebied, uit Franse ouders zijn geboren, of er als Fransen uitzien (het moge duidelijk zijn: de EU bestond nog niet, BB), recht zouden hebben op een betrekking als postbode in Parijs.’

Zit, u vermoedde zulks waarschijnlijk reeds, te bladeren in Teksten van Erik Satie, uit het Frans vertaald door Frieda van Tijn-Zwart en uitgegeven door Querido in 1976, en door mij in datzelfde jaar aangeschaft. Het is een bizar boek, met voorwoorden bij zijn eigen composities (bij Vexations : ‘Om dit motief 840 maal achtereen voor zichzelf te spelen, is het goed om zich van tevoren, en in de diepste stilte, door ernstige onbeweeglijkheid voor te bereiden’) en reeksen als Aantekeningen van een zoogdier en Memoires van een vergeetal. Waarbij ook Relâche de revue passeert, het ballet dat Satie in 1924 componeerde bij het concept van Francis Picabia.

Satie-2---Decor-voor-Relache.jpgDecor voor 'Relâche'

De première daarvan, geprogrammeerd op 27 november 1924 in het Théâtre des Champs Élysées in Parijs, zorgde voor heel wat ophef. Het publiek (waaronder André Breton, Marcel Duchamp en Fernand Léger) trof een gesloten deur. De première van Relâche ging niet door omdat Jean Börlin, de eerste danser, ziek was maar vermits relâche in het Frans zowel ontspanning als afgelasting  betekent werd een en ander geïnterpreteerd als een dadaïstische ‘handeling’. Hetgeen niet het geval was, want René Clair had voor de gelegenheid zelfs de pauzefilm Entr’acte vervaardigd. Met Picabia en Satie zélf in de hoofdrollen.

Satie-3---Still-uit-Entr-acte.jpg

Still uit 'Entr'acte'

Waarom kom ik hierop? Wel: een foto uit Entr’acte ken ik al heel lang (staat ook in bovenvermeld boek), maar nu kwam ik de film in kwestie ook ‘gewoon’ tegen op YouTube:

http://www.youtube.com/watch?v=mpr8mXcX80Q

SatieNeuhuys.jpg

Het sierlijke handschrift van Satie

Bert BEVERS

Partager cet article
Repost0
28 avril 2013 7 28 /04 /avril /2013 21:18

 

11891_10200434492397731_551218032_n.jpg

Su Su met regisseur, scenarioschrijver, acteur en romancier Samuel Fuller (1912-1997), Antwerpen, Boekenbeurs, 1981

De afscheidsplechtigheid rond de asurne van Soetkin Soethoudt, a.k.a. Medusa – SuSu, enig kind van Nadine Lusyne en Walter Soethoudt, vindt plaats op zaterdag 4 mei om 12 uur in de aula Chrysant van het crematorium van Antwerpen, Jules Moretuslei 2 te Wilrijk (samenkomst vanaf 11u30).

Aansluitend wordt haar asse toevertrouwd aan de strooiweide van de begraafplaats Schoonselhof.

Rouwbeklag:

Perenstraat 15, 2060 Antwerpen

walter.soethoudt@telenet.be

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche