De 63ste Arkprijs is toegekend aan Paul De Grauwe. Het Arkcomité oordeelt dat Paul De Grauwe in een moeilijk tijdsgewricht onafhankelijk de traditionele economische modellen herziet en kritiek uitoefent op de uitwassen van het rauwe kapitalisme.
Hierna volgt integraal de gespierde lofrede van Lukas De Vos – heel anders dan in de brochure die tijdens de feestelijke uitreiking aan de aanwezigen uitgereikt werd. ■
Profeten en doemdenkers
Quem deus vult perdere dementat prius – wie de goden willen verderven slaan zij eerst met blindheid. In gewoon Nederlands: de mensen willen bedrogen worden. Of: ze gaan hun eigen vertelsels geloven. A fortiori geldt dat voor de financiële wereld.
Ik heb zo’n donkerbruin vermoeden dat bij Paul de Grauwe enig gegniffel is ontstaan, toen hij de voorbije weken iets las wat hij zich al lang gerealiseerd had. Op 18 april schreef Charles Gautier in Le Figaro: “Les deux théoriciens de l’austérité, Carmen Reinhart et Kenneth Rogoff, tous deux professeurs d’économie à Harvard, sont-ils oui ou non parvenus à des conclusions erronées à cause d’une utilisation désastreuse d’un banal tableau Excel ?” De twee hooggeleerde hoogleraars die voor het IMF werkten “bewezen” zogezegd dat landen met een openbare schuld van meer dan 90 % van het BBP slechter boerden dan de zuiniger staten. (1) De hele besparingszwik die de westerse ekonomische krisis al vijf jaar doet aanslepen berust dus op een foute tikgegevens en het vergeten van een vijftal landen, waaronder België. Vijf jaar blote angst voor niks gehad – leg dat maar even uit aan de Grieken, de Cyprioten, de Portugezen, de Ieren, de Spanjaarden, de Slovenen.
En de Belgen. Want wat schrijft De Morgen, zoals gebruikelijk een week later, op 24 april: “Het onderzoek van Harvard wordt beschouwd als de bijbel van Olli Rehn”. De rekenfouten en periodeberekening laten zien dat de groei niet negatief was, min 0,1 %, maar wel degelijk plus 2,2 % bedroeg. Omdat België “buiten beschouwing viel, rijst de vraag of de Harvard-studie nog wel relevant is voor ons land, vooral omdat Rehn België als voorbeeld neemt om te tonen dat een streng begrotingsbeleid efficiënt is”. Leedvermaak is gerechtvaardigd, ook als Ivan Van de Cloot van Itinera terecht opmerkt dat een kleinere schuldgraad alsnog betere resultaten oplevert dan een hogere (De Tijd, 18 april). Alleen is het verschil statistisch niet relevant, schrijft Noah Smith al op 16 april. Veel erger is dat Reinhart & Rogoff weigeren in te zien dat ze fouten gemaakt hebben. Nobelprijswinnaar Paul Krugman besloot daaruit op 26 april in de New York Times: “The austerity agenda looks a lot like a simple expression of upper-class preferences, wrapped in a facade of academic rigor. What the top 1 percent wants becomes what economic science says we must do”.
En dat is dus de bijbel van Olli Rehn (overigens ooit een goeie voetballer en voorzitter van de Finse voetbalbond). De bijbelvastheid van Olli Rehn is zeer te wantrouwen, als ze al niet sektair is. Rehn als Getuige van Jehovah, het IMF. De Grauwe plaatst daar tegenover dat er profeten zijn en boeteprofeten. De laatste, zoals Olli Rehn, bezweren ons met aanhoudende klaagzangen dat we alle onheil over onszelf hebben afgeroepen, dat we asse over ons hoofd moeten strooien, op onze knieën om genade moeten smeken van de goden, en boete moeten doen voor al onze zonden. Echte profeten wantrouwen slogans en machines. Ze beseffen, zoals de als Viking geklede straatkomponist Moondog steevast verkondigde:
Machines were mice and men were lions once upon a time.
But now that it's the opposite it's twice upon a time.
Profetenwerken met en voor mensen, en houden daarom rekening met àlle faktoren die de staatshuishouding beïnvloeden. Ook sociale, kulturele, mentale, politieke, en massapsychologische gegevens moeten verrekend worden om een strategie vast te leggen.
Je wordt geen profeet geboren. Ook Paul De Grauwe niet. In De Standaard van 28 maart erkent hij ruiterlijk: “In de jaren tachtig geloofde ik onterecht dat de financiële markten stabiel en efficiënt waren. De bleek na onderzoek een foute veronderstelling. Dus is het voor mij nu duidelijk dat de overheid op dit vlak voor een degelijke regulering moet zorgen, net zoals binnen de sociale zekerheid”. Wie lering trekt uit zijn onderzoek, is rijp voor verheldering. Paul De Grauwe heeft die zelfkritiek aanvaard, en verwerkt in zijn nieuwe publikaties. Alleen onheilsprofeten zweren bij hun scientology, bij hun verblinding. Voortdurend zien zij tekenen die hun self-fulfilling prophecies bevestigen. Voortdurend zien zij de hand de satan die de mensheid tot verderf wil leiden.
Wie dat niet gelooft is een ketter. Er lopen in Europa blijkbaar nogal wat ketters rond. De jingoisten van de UKIP, de Britse onafhankelijkheidspartij van Nigel Farage is er een van. Maar ook de Finse premier Jyrki Katainen, die vorige maand zonder mededogen de armlastige lidstaten van de Unie de wacht aanzei: “Wij Finnen zijn er begin jaren negentig zelf uitgeraakt, iedereen moet zijn huis maar op orde houden”. En de Ijslanders, die net bij de verkiezingen voor een anti-Europese koalitie hebben gestemd.
Wat bezielt die Ijslanders ? De drie grote banken in Ijsland zijn eind 2008 op een week tijd bankroet gegaan. Ze werden korte tijd genationaliseerd, en nu zijn ze er weer bovenop, zonder alle ballast van buitenlandse filialen zoals Icesave in Engeland of Kaupthing in Luksemburg, die gouden bergen beloofden aan hebberige spaarders, en dan in elkaar ploften. Waarom zouden de Ijslanders hun bonen nog te week leggen bij een Unie, die alleen maar regelneverij en doemscenario’s predikt ?
Ijsland wil de toetredingsgesprekken afbreken. Te weinig fleksibiliteit, verluidt het. Ik heb intussen 28 – 28 ! – Europese toppen gevolgd die helemaal gewijd waren aan de financiële en de bankenkrisis. En niet direkt blijk gaven van groot inzicht in de contraintes van een echte muntunie en van onontbeerlijke solidariteit, zoals die nodig was tussen de Vetten en de Mageren in Suske & Wiske, Het Eiland Amoras. De Vetten – Duitsland, Groot-Brittannië, Nederland, Finland, Oostenrijk – hadden een ongebreideld, en dus dwaas, geloof in de meetbaarheid van de staatshuishouding.
Elke gewone huisvader weet dat hij niet verder moet springen dan zijn stok lang is. De Europese lidstaten daarentegen doen aan fierljeppen. Met een polsstok brede grachten overspringen, en dan verbauwereerd zijn dat de stok breekt en ze er een natte broek aan overhouden. Oscar Wilde zei het al: “Er is maar één zonde. En dat is domheid”. Domheid is het verlengstuk van goedgelovigheid. Goedgelovigheid is het verlengstuk van verblinding. Europa is oliedom geweest.
Toen Paul De Grauwe op 18 november 2011 met emeritaat moest gaan, biechtte hij nogmaals op. “Tot in de jaren negentig bestempelde ik de markten als verkondigers van de waarheid. Nu weet ik dat het een wereld is waar rationaliteit vermengd is met emoties”. Ik zal het scherper formuleren: met gokzucht , met kortzichtigheid, en met wellust. Of zoals Mr. Burns het zegt in The Simpsons: “Greed isn’t an option for the modern businessman. It’s a necessity”. Dat De Grauwe tot zijn genuanceerd inzicht komt, is niet alleen prijzenswaardig, het is de logische gevolgtrekking uit minutieuze feitenanalyse. Het hele, geglobaliseerde ekonomisch stelsel – dat de Grauwe onverkort verdedigt – stoelt op geloof, onbegrensd vertrouwen, en veronderstelde wetmatigheden. De hardnekkigste daarvan is groei. Het is zelfs zo erg dat taalvervuiling tot norm is verheven, Orwell indachtig. Krimp of terugloop heet gewoon “negatieve groei”, een rentekloof wordt een “spread”, afdanking “een nieuwe uitdaging”, de verhuis van bedrijven naar lageloonlanden wordt vertaald als “toespitsen op de core business”, zeepbellen heten “futures”, en diefstal heet “bonus”.
De Grauwe is met de neus op de feiten gedrukt omdat hij wou lezen wat er staat, niet wat de consultants ons inblazen. En wat stond er ? “Het is ekonomisch dwaasheid Spanje meer rente aan te rekenen dat het Verenigd Koninkrijk. Londen heeft een veel hogere overheidsschuld”. Politieke kortzichtigheid verergert nog het wantrouwen. Vandaag nog schrijft De Grauwe in De Morgen: “Wanneer konsumenten allemaal tegelijk meer gaan sparen, moet de overheid juist minder gaan sparen”. De buizen van Torricelli die Mark Rutte in Nederland nooit begrepen heeft: “Enige tijd geleden riep Rutte de bevolking op om meer te verbruiken. Koop het huis of de auto nu, was zijn boodschap. Zo doen jullie de ekonomie draaien. Op hetzelfde moment nam hij maatregelen die het beschikbare inkomen van de Nederlanders verminderde. De Nederlandse premier toonde hiermee dat hij de kern van het probleem niet begreep”. Niet begrijpt.
De oorzaak van de kortsluiting tussen beleidsmakers en burgers wijten De Grauwe en Yuemei Ji in een recent artikel aan de tunnelvisie en de gesloten kamerpolitiek van de financiële deskundigen. “Meer bewijzen dat de financiële markten overmatige besparingen oplegden in de eurozone”, heet het artikel. Paniek, stellen de auteurs (bijgeloof dus) “is eerder regel dan uitzondering, en dus een slechte raadsman”. Zij verklaren hoe het uiteengroeien van de opgelegde rente (toetssteen is Duitsland) een gevolg is van de afzijdigheid van de ECB, én van irrationele bewegingen op de financiële markten. “A large part of the surges in the spreads were the result of market sentiment of fear and panic that had driven the spreads away from their underlying fundamentals”. En dat komt omdat tot voor kort de eurolanden niet konden terugvallen op de ultieme waarborghouder, een centrale bank die schulden altijd kan terugbetalen. Nu de ECB zichzelf eindelijk aandient als ultiem leeninstituut blijkt de ommekeer in de irrationele verwachtingspatronen op de geldmarkten.
Want De Grauwe trekt twee besluiten. Eén: de ECB hééft een enorme impakt op het marktgedrag; en als woorden niet volstaan, dan moet de ECB maar tussenkomen, wil ze haar geloofwaardigheid behouden. Twee: angst is aanstekelijk, de financiële markten hebben al van bij het begin van de schuldenkrisis foute signalen uitgezonden, en zo een ongezonde macht verworven. Kapotbesparen - de Rehndoktrine - doet meer kwaad dan goed. Medicijnen helpen namelijk niet meer als de patiënt dood is.
Al met al getuigt De Grauwes bekering van de hardvochtige, ekonometrisch gegronde, totaal geliberaliseerde markt naar een nieuwe, meer Keynesiaanse benadering van eenvoud. De oude mythes bevatten vaak meer mensenkennis dan wat de ekonomie te zien geeft, en laten een blijvender effekt na dan de roulette waartoe de internationale handel maar al te vaak is afgegleden. Overheidstoezicht is daarom een noodzakelijk kwaad, want uit zichzelf zal de markt nooit een sociale zekerheid opzetten of overgaan tot herverdeling van de rijkdom. De Grauwe ziet terecht een rol weggelegd voor de overheden (regionaal, federaal, Europees) als “stabilisator, regulator en toezichthouder”.
Geluk, ook Willy Vandersteen wist het al in De Ijzeren Schelvis, is niet meetbaar. Bij Suske & Wiske hopen de sjacheraars Sjam & Foeters de bellen van het geluk, die in een onderzees rijk opgestapeld liggen, te exploiteren, en het geluk per ons te verkopen. Eigenlijk staan we daar al dichtbij. Wie dacht dat lucht, licht, zon of water vrijelijk voor iedereen waren, wil ik even ontnuchteren. Kijk naar de heisa over zonnepanelen en de windmolens. Naar de waterschaarste in het Midden-Oosten of Zuid-Europa. Naar de gescheiden waterzuivering. Naar de emissierechten. Naar milieutaksen en smogalarm en fijn stof en boskap in het Amazonewoud. There’s no such thing as a free ride, zeggen de rauwe kapitalisten dan. Omdat zij het zich kunnen veroorloven zich op te sluiten in de gouden kooi van een privé-eiland of een atoombunker. Maar de perversie van de ekonomisering van onze kijk op de wereld bestaat net hieruit dat alles verhandelbaar is geworden, en erger, dat we dat nog geloven ook. Windhandel. Tulpenbollenhandel.
Ik pleit daarom voor openlijke ketterij. Groei hoeft niet echt. Solidariteit gaat boven winst. De Grauwe wendt zich in het interview in De Morgen tot Epicurus. “Vrijheid, vriendschap, wijsbegeerte. Vrijheid is belangrijk, zolang je maar voldoende rekening houdt met anderen. Vriendschap zorgt ervoor dat je gelukkig bent. En filosofie, die uit zich in de levenshouding die ik aanneem. Ik wil doorbomen en kritisch nar de dingen kijken. En toch mijn vrienden te vriend houden”. Een ekonoom kan natuurlijk niet om het materiële heen. De Grauwe zag de kracht van het kapitalisme, doordat het de sociale kontrole van de kerk en de dogmatische sprookjes ontmantelde. Maar nu realiseert hij zich dat inbeelding en verhalen een reddingsboei kunnen zijn. Troost kunnen bieden. Als de drijfveer van de kapitalist woeker en vernedering is, dan moet de hedendaagse ekonoom, of liever, de staathuishoudkundige de méns herontdekken.
“Vandaag zijn de vijanden van het kapitalisme de kapitalisten zelf”, zegt De Grauwe in Humo (28 november 2011). “De meest suksesrijke kapitalisten proberen altijd een monopoliepositie in te nemen om hun winst nog te vergroten”. En dat gaat in tegen de vrije mededinging. Ze troggelen politici een monopolie af, zoals de Europese Kommissie in de lichtbak van getallen staart. De Kommissie is een agent van de financiële markten geworden. Omdat alles vatbaar moest gemaakt worden in meetbare eenheden. Werknemers zijn nu human resources geworden, prikkaarten vervangen het menselijk kontakt, lijfelijk aanwezig zijn verdringt inzet en beroepsfierheid, eindeloze vergaderingen vervangen direkte gesprekken, een bovenbouw van ondefinieerbare managers met nog ondefinieerbaarder werkmodellen verziekt de zelfredzaamheid en de samenwerking op de werkvloer. Veramerikanisering heet dat, en dat is een hoogst kwalijke zaak. Want de grootste en meest intense momenten, op weg naar geluk, zijn van een ontstellende eenvoud. Het zijn diepe momenten van overgave, van engagement, van gloed.
Ik heb het niet over Paul De Grauwes politieke inzet gehad. Toch is hij fier dat hij in zijn lange parlementaire loopbaan (van 1991 tot 2003) twee wezenlijke bijdragen kon leveren: de regeling voor werknemersparticipatie; en de wet over corporate governance. Die legt de verantwoordelijkheden van direkties en raden van bestuur in bedrijven vast.
Ten minste even belangrijk is De Grauwes verzet tegen de eindeloze schaalvergroting, ook en vooral in het onderwijs. “Konkurrentie kreëert uitmuntendheid”, stelt hij. Schaf die af en je wordt lui, universiteiten verworden tot ambtelijke papierbergen.
En er is zijn rationele vooruitblik. Al in 2003 zegt hij openlijk: geld voor Ford Genk is weggesmeten geld. “In 1970 bedroeg het aandeel van de industrie in de tewerkstelling nog meer dan 40 %. Nu is dat minder dan 25 %. Binnen 25 jaar” - en we zijn bijna halfweg – “Zullen nog amper 10 % mensen in de industrie werken. (…) In zo’n omgeving is een beleid dat erop gericht is door subsidies industriële bedrijven te verankeren erg riskant. Achter elke sluiting schuilt menselijk leed. Maar op termijn is de autoassemblage hier ten dode opgeschreven. Kijk naar al het nutteloze geld dat in de staalindustrie gepompt is”.
Je kunt ook naar de mijnen verwijzen. Tien jaar later heeft De Grauwe in elk geval gelijk gekregen. De kettingreaktie van ontslagrondes in het staal name hand over hand toe: Caterpillar Gosselies, Duferco La Louvière, ArcelorMittal Luik, … Het is een gedeelde verantwoordelijkheid. De peilloze hebzucht van de bedrijven (Caterpillar had nooit eerder zulke hoge winstcijfers kunnen voorleggen), de stompzinnige traagheid van de politiek. Net daarom hebben wij vrije denkers als Paul De Grauwe broodnodig. Om ze tegen te spreken. Om van hen te leren. Om de onmisbare sociale diskussie aan te zwengelen. De Grauwe zelf schrijft: “Keynes’ overtuiging was dat in een wereld vol onzekerheden we geen betrouwbare metode hebben om de toekomst te voorspellen. Je kunt alleen een optimist of een pessimist zijn”.
Ik denk dat Paul De Grauwe een optimist is. Die in alle eerlijkheid naar een steviger evenwicht zoekt, en beseft dat meetbaarheid een toegangspoort opent naar een beter begrip van de staatshuishouding, maar geen wondermiddel is. Toch houdt hij vol dat berekening en statistiek een onlosmakelijk deel van de ekonomische teorievorming zullen blijven uitmaken. En zo belanden we opnieuw bij De Grauwes uitgangspunt: ekonomie moet mensen meer kansen geven om gelukkig te worden. Denken kan niet zonder etika, zonder morele overtuigingen, zonder het inschatten van de “moral hazard”, het risiko dat elke maatregel op volksverzet zal stuiten of als onaanvaardbaar wordt ervaren.
De Arkprijs is een morele prijs. Net daarom is het ook zo’n gepaste prijs. Want wie denkt, leeft. En wie leeft naar zijn overtuiging verdient respekt, zeker als hij of zij uit fouten lering trekt. Ik weet alleen niet of dit statistisch te bewijzen valt. Ik weet wel: Paul De Grauwe is een verademing in het krisisdenken. Hij werkt met open ogen. En daarom verdient hij meer dan ooit de 63steArkprijs van het Vrije Woord.
Lukas DE VOS
(1)
Reinhart, C. M. and Rogoff, K. S. (2010a). Growth in a Time of Debt. American Economic Review: Papers & Proceedings, 100.
Reinhart, C. M. and Rogoff, K. S. (2010b). Growth in a Time of Debt. Working Paper 15639, National Bureau of Economic Research, http://www.nber.org/papers/w15639.
De foutenmarge werd uitgewerkt door Herndon, Thomas & Ash, Michael & Pollin, Robert, (2013). Does High Public Debt consistently stifle economic Growth ? A Critique of Reinhart and Rogoff. Working Paper 322, Political Economy Research Institute, University of Massachusetts.