Gisteren hield Almar Otten een lezing ter gelegenheid van de opening van de pop-up store van boekhandel Praamstra in Deventer. ■
Boekhandelaar Chrisjan van Marrissing belde mij. Hij was bezig met een persbericht voor de opening van de pop-up store en vroeg of ik al wist wat ik ging vertellen. In een opwelling zei ik: ‘iets over de vrijheid van het lezen en de filosofie van het spannende boek.’ In mijn achterhoofd speelde natuurlijk: daar geef ik ter plaatse wel een mooie draai aan.
Tot ik de mail van Henri-Floris Jespers kreeg. Hij had het bericht gelezen en vroeg, vergezeld van een groet van Hanzestad tot Hanzestad, of hij de lezing mocht publiceren op de Mededelingen van het CDR. Omdat ik die eer niet aan mij voorbij wilde laten gaan antwoordde ik bevestigend en zette mij de avond voor de openingshandeling aan het schrijven.
Laat ik beginnen met de vrijheid van het lezen en een prachtig citaat daarover:
‘Lezen is – naar de oorsprong van het woord en naar de aard van de handeling zelf – een kiezen, een uitzoeken, een bijeenlezen, een plukken. Als er één handeling vrije wilsuiting mag heten dan is het deze.’
Deze woorden zijn afkomstig uit het essay Het Boek, vriend en vijand van cultuurhistoricus Johan Huizinga. Geschreven in 1932.
Zijn woorden werden een jaar later op schokkende wijze bewaarheid. Op 30 januari 1933 kwam Hitler in Duitsland aan de macht, op 23 maart werd een wet aangenomen die hem in staat stelde om buiten de Reichstag om wetten te maken, op 10 mei werd het bevel gegeven om boeken die niet aan de eisen van de Cultuurkamer voldeden te verbranden. Dit gebeurde onder andere in Berlijn op de Opernplatz, tegenwoordig Bebelplatz, gelegen aan Unter den Linden. In totaal zijn naar schatting 75000 boeken in vlammen opgegaan. Eén van de bekendste daarvan is Im Westen nicht Neues van Erich Maria Remarque, het verhaal over zes jongens die roemloos sterven op het slagveld van de Eerste Wereldoorlog.
Het waren vreemd genoeg geen onwetende, machtswellustige generaals of ministers die het achter de boekverbrandingen zaten, maar professoren en andere geletterde academici.
Misschien waren juist zij zich als geen ander bewust van de kracht van een boek.
Boeken zijn namelijk gevaarlijk. Ze doen iets met de geest. Iets waar niemand controle over heeft. Woorden worden in ons hoofd omgezet in beelden, beelden die alleen de lezer zelf ziet. De ontoereikendheid van de taal om de werkelijkheid in alle nuances te beschrijven schenkt de lezer de vrijheid zijn eigen verhaal te maken.
Naast de vrijheid om uit een boek je eigen verhaal de distilleren, biedt lezen ook een andere vrijheid. Het kenmerk van een boek is dat het slechts letters bevat, keurig in een rechte lijn achter elkaar geplaatst. Je blik hoeft daarom slechts van links naar rechts over de bladzijde te bewegen. Dat is een makkie. Onze ogen zijn namelijk veel meer gewend. Van het lezen van ondertiteling op de televisie, tot het gebruik van onze smartphones waar alle vormen van informatie op een scherm van een paar vierkante centimeter bij elkaar komen.
In een boek wordt de ruimte tussen de regels en de woorden niet opgevuld met pop-ups of reclameboodschappen. Dat is rustgevend.
Ik heb twee dochters, één van 11 en één van 14. Die hebben, zoals veel moderne kinderen, een druk leven met school, huiswerk, sporten, vriendinnen, televisie, muziek en computer. Dat leidt er toe dat ze zichzelf soms kwijt zijn, overprikkeld en verveeld. Hun eerste impuls op zulke momenten is om de tv aan te zetten of verslavende spelletjes op de Ipad te doen, waar het natuurlijk niet beter van wordt. Een probaat middel om ze weer terug op aarde te brengen is het lezen van een boek. Meestal hoef ik mijn ouderlijk gezag niet te laten gelden om ze het beeldscherm in te laten wisselen voor een verhaal op papier. De woorden in een boek geven de geest ruimte, waardoor de overmaat aan indrukken een uitweg kan vinden.
De derde vrijheid van het lezen is het kiezen van het boek dat gelezen gaat worden. Het aanbod aan boeken is overweldigend en zelfs de snelst lezende mens kan maar een fractie van alle beschikbare boeken lezen. Ik lees maximaal 2 boeken per week, dat is maximaal 100 boeken per jaar en dat is, bij leven en welzijn, slechts 9000 boeken in een heel leven. Daarom moet er gekozen worden. En daarin wordt de lezer helemaal vrijgelaten.
Vervolgens heeft de lezer het geluk dat hij het boek niet uit hoeft te lezen. Een lezer mag altijd stoppen. Weglopen uit een theatervoorstelling of film wordt over het algemeen als ongepast gezien en als iemand toch die keus maakt, is het met enige schroom. Van die schroom hoeft een lezer geen last te hebben. Het gaat niemand iets aan op welke bladzijde hij is gestopt. Wat een vrijheid biedt een boek.
Kortom, een boek geeft vrijheid. En vrijheid is belangrijk.
Voor mijn boek Jeugdzonde heb ik mij ondermeer laten inspireren door Spinoza. Stelling 71 uit zijn Ethica luidt:
‘Alleen vrije mensen kunnen elkaar zeer dankbaar zijn. Allen vrije mensen hebben voor elkaar het grootste nut, en tussen hen bestaan zeer sterke vriendschapsbanden. Uit liefde proberen zij elkaar in gelijke mate wel te doen en dus kunnen alleen vrije mensen elkaar zeer dankbaar zijn.’
Als de hoofdpersoon Lineke daarmee geconfronteerd wordt zegt ze: ‘Het is een zeer krachtige uitspraak met grote geldigheid.’
Vrijheid van denken is het centrale thema in Jeugdzonde. Er is daarom ook een rol weggelegd voor de Deventer humanist Johannes van Vloten. In het boek is een zinsnede opgenomen uit de brief waarmee in 1856 het ontslag uit zijn ambt als Rector van het Athenaeum Illustre wordt aangekondigd.
Wij achten ons verpligt U mede te delen dat de wijze waarop Gij meermalen Uw gevoelens hebt geuit omtrent zaken van godsdienstige aard en dat ook onlangs hebt goed gevonden te doen bij gelegenheid van de overdragt van het rectoraat, ons voorkomt als uiterst nadelig te moeten werken op het Athenaeum, welks belangen Gij als Hoogleraar verpligt zijt zooveel mogelijk voor te staan en te bevorderen.
Van Vloten werd de vrijheid om zijn gedachten te uiten misgund en hij verhuisde naar Haarlem.
Dan naar het spannende boek. Gisteren is de maand van het spannende boek begonnen, een hele maand lang aandacht voor een specifiek genre in het boekenlandschap. De Boekenweek, waarin met name de echte literatuur centraal staat, duurt maar een week. Schrijvers die door de mensen met verstand van literatuur in het juiste hokje zijn geplaatst, moeten in 1 week hun slag slaan en treden soms vier tot zes keer per dag op. Thrillerschrijvers hebben daarvoor een hele maand de tijd.
Het is een raar fenomeen, de thriller of het spannende boek. Het deed mij groot plezier dat het laatste boek van John le Carré, A delicate truth door de VN Thrillergids tot beste thriller van jaar werd gekroond. Ik had het boek begin april in Engeland gekocht. Daar stond het in de kast met literatuur en niet in de crimeafdeling. Ook heb ik de afgelopen weken Suikertand (Sweet tooth), het nieuwste boek van Ian McEwan, gelezen. Er is geen misverstand over dat McEwan tot de categorie literaire schrijvers hoort. Ik heb zelden een betere thriller gelezen als Suikertand.
In Nederlandse boekhandels is er een strikte scheiding tussen thrillers en literatuur. Bij Praamstra liggen de thrillers rechts voor in de winkel en de literatuur achterin. Gaat de boekhandelaar alleen af op de NUR-code die de uitgever aan het boek heeft gegeven? Of hanteert hij ook nog andere criteria?
Ik las een interview met een beroemde Engelse thrillerschrijver. Hij zei dat literatuur over gewone mensen ging die gewone dingen doen en thrillers over gewone mensen die slechte dingen doen. Daar kan ik me wel in vinden. Volgens die definitie schrijf ik inderdaad thrillers. In mijn boeken zit altijd een persoon die iets slechts doet. Er wordt ook altijd iemand gedood. En het bevat een aantal gewelddadige scènes.
Het schrijven van geweldscènes is een vreemde gewaarwording. Dankzij de scheidslijn tussen fantasie en werkelijkheid ben ik in staat om me de meest gruwelijke scènes voor te stellen en ze ook nog te beschrijven. Het is mij echter niet duidelijk hoe die scheidslijn precies werkt.
Ik heb de twee werelden aan weerszijden van de scheidslijn een keer aan den lijve ondervonden. Zoals veel mensen ben ik wel eens slachtoffer geweest van diefstal: een fiets, een ingetikt autoraampje, een inbraak. Het riep bij mij vooral boosheid op. Als ik de dief te pakken zou krijgen zou ik zijn armen breken, stelde ik mij in kwade gedachten voor. Een half jaar geleden deed die gelegenheid zich voor. Dankzij een zieke dochter werd ik om vijf uur ’s nachts gewekt. Ze moest overgeven. Tien minuten later lagen we weer in bed en ik luisterde of er nog meer ongemak op komst was. Dat was niet het geval, ze was als een blok in slaap gevallen. Ik hoorde echter wel een vreemd geluid. Het kwam van buiten. Ik herkende het gepiep van de schuurdeur. Er liep iemand door de tuin. Klaarwakker sprong ik uit bed en rende blootsvoets naar beneden. Het was pikkedonker en op gevoel liep ik naar de achterdeur. Ik ging voor het raam staan en deed de buitenlamp aan. Tot mijn niet geringe verrassing stond ik oog in oog met een roodharige man die net zijn schroevendraaier tussen de deur zette. Hij keek mij aan alsof het de gewoonste zaak van de wereld was, misschien in de veronderstelling dat ik mij om zou draaien en de politie ging bellen. Maar dat kwam niet in mij op. Ik draaide de deur van het slot en stortte mij met een kreet op de inbreker. Die was daar niet op bedacht. Hij viel en maakte paniekerige steekbewegingen met zijn schroevendraaier. Ik was ontzettend helder en wist dat er in het houthok een bijl lag. Twee stappen opzij en ik kon de inbreker inderdaad zijn armen breken. Maar ik deed het niet. De boosheid was verdwenen. ‘Klootzak,’ zei ik en ging terug het huis in.
Als ik deze scène nog een keer gebruik in een boek, weet ik zeker dat ik de bijl wel zou pakken en de inbreker in grote woede één of twee van zijn vingers zou afhakken. Nu ik dit zo opschrijf zie ik het levendig voor me. In mijn hoofd krijgt hij alsnog zijn verdiende loon.
Misschien is dat wel de filosofie van het spannende boek. Het aftasten van de grens tussen verbeelding en realiteit. En is het de uitdaging voor de schrijver om die grens zo dicht mogelijk te naderen.
Almar OTTEN
Almar Otten oogstte eerder alom lof voor zijn vier politieromans over de Deventer moordzaken: het vierde deel,Lied van angst,werd in 2010 genomineerd voor de Diamanten Kogel. Na dit kwartet koos Otten voor een andere uitgever en een andere protagonist.Blauw goud(Luitingh-Sijthoff, 2012) werd bekroond met de Diamanten Kogel 2012. Dit jaar verscheen Jeugdzonde.
http://mededelingen.over-blog.com/article-diamanten-kogel-gaat-naar-blauw-goud-van-almar-otten-113317754.html
www.diamantenkogel.be