Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
2 août 2013 5 02 /08 /août /2013 02:49

Sinds de start op 26 januari 2008 werden hier net iets minder dan 2000 originele bijdragen gepubliceerd (ik heb het niet over links naar bijdragen op andere websites...), meestal geïllustreerd met eigen foto's.

In juli overschreden we de kaap van de 400.000 gelezen pagina's (401.820 om precies te zijn), gelezen door 211.820 “unieke bezoekers”.

Reden te meer om hier mijn dank te betuigen aan redactieleden Bert Bevers, Joke van den Brandt, Frank Ivo van Damme, Guido Lauwaert, Luc Pay, Jan Scheirs, Lucienne Stassaert en Frank De Vos en medewerkers Hendrik Carette, Erik Lanckrock, Thierry Neuhuys, Jan van Oostende, Robin de Salle, Piet Tommissen (+), Lukas De Vos e.a. die ik hier ongetwijfeld vergeet te vermelden.

*

Ziehier alvast de top tien in juli

  1. Guido Lauwaert over “De Vlaamse Leeuw”

  2. Henri-Floris Jespers over Dangre, Stouten en Proust

  3. Jan Scheirs: Morandi

  4. Henri-Floris Jespers: 3 x Yannick Dangre

  5. Guido Lauwaert over Jan Becaus

  6. Bert Bevers over Huis Mortelmans

  7. Henri-Floris Jespers over het ts Weirdo's

  8. Frank De Vos over Ingrid Vander Veken

  9. Henri-Floris Jespers: afscheidsviering Alain Germoz

  10. Lucienne Stassaert over Bart Stouten

*

Dat krijgt u hier allemaal gratis aangeboden. Indien u niet zomaar zapt en vrijblijvend 'ik vind dit leuk” aanstipt, maar écht geïnteresseerd bent in de werking van het Centrum voor Documentatie & Reëvaluatie, dan steunt u ons daadwerkelijk door te abonneren op het gelijknamige tijdschrift, waarin bijdragen die niet online komen, uitsluitend bestemd voor de abonnees.

Proefnummer op aanvraag: hfj@skynet.be

dehoofdredacteur-inkt-copie-2.jpg

Henri-Floris JESPERS

Hoofdredacteur

Partager cet article
Repost0
1 août 2013 4 01 /08 /août /2013 21:32

 

Het ambtskleed

 

Een paar dagen na de dood van professor Marcel J.

staat in De Standaard onderaan het overlijdensbericht

in cursieve letters: De toga wordt gedragen.

 

Ik besef dat dit gericht moet zijn aan zijn nog levende

Leuvense collega’s, maar de vraag die mij kwelt:

zou Marcel ook in zijn kist zijn toga hebben gedragen?

 

Want wie weet? Aan de open poorten bij de hel,

bij het betreden van de hemel of het vagevuur

helpt het dragen van dit ambtskleed misschien wel.

Hendrik Carette

 

Partager cet article
Repost0
1 août 2013 4 01 /08 /août /2013 18:14

 

Stijn-Vranken--foto-Bert-Bevers-.JPG

Foto: Bert Bevers

Zie: www.detafelvan1.blogspot.com

Partager cet article
Repost0
31 juillet 2013 3 31 /07 /juillet /2013 15:00

 

SToutenKersen

Om de meerstemmige toon van dit magistrale prozawerk weer te geven, begin ik liefst met een citaat: Sommige van de boeiendste partituren die ik leerde kennen, bewoonden een onverkend gebied aan gene zijde van de tegenstelling tussen pessimisme en optimisme. Ze introduceerden me in de rijke wereld van de muziek geworden melancholie – een mooie voelhoorn voor een eindig wezen om de oneindigheid te betasten. De thematiek die hij op een polyfone manier in zeven hoofdstukken ontwikkelt – net geen octaaf, maar wel hetzelfde aantal als de loopjes van do tot si die hij als kind op de piano uitprobeerde – stemt hiermee volledig overeen. Op geen enkel moment, ook niet naar aanleiding van het auto-ongeval waarbij zijn ouders en tweelingzusje om het leven komen, krijgt de dramatiek het voor het zeggen. Dit boek is niet alleen “een overrompelende ode aan de klassieke muziek”; het is tevens een levensverhaal met Johann Sebastian Bach en Marcel Proust als voornaamste leermeesters.

In de inleiding tot het eerste hoofdstuk komt de architecturale schoonheid van een fuga ter sprake, die hij uitvoert op een piano waar de oudste lagen van mijn herinnering op rusten. Aanvallen van astma horen daarbij en het gevoel een buitenstaander te zijn – een kind dat vaak niet naar buiten mag om het voor een volgende aanval te behoeden: Astma was een reus op lemen voeten, en muziek kon die reus voor mij vloeren. Zelfs de eenvoudigste muziek, die van een gamma . Speelde ik zo'n sequentie van opeenvolgende noten, dan leek ik een ladder naar mijn vrijheid te beklimmen, naar de vrije lucht van zuivere esthetiek daarboven, een weldaad voor mijn belaagde longen. Gewoon een toonladder spelen heeft niet enkel een magische uitwerking; al heel vlug zal hij proberen de partituur als een grondplan te zien, waaruit ik als bouwheer een stevig overeind blijvende ruwbouw moest doen oprijzen.

Een ander belangrijk element is de genezende rol die hij de stilte toekent: een leidmotief, verbonden met de eenzaamheid waarmee hij al heel vroeg wordt geconfronteerd. Vooral de muziek van Bach houdt voor hem een “thuiskomst” in. Talrijk en steeds even scherpzinnig zijn dan ook de verwijzingen naar Bach in zijn eigen “compositie”. Muziek, taal en stilte vormen de basis in zijn zoektocht naar “woordnoten”.

Hierop volgt, in het tweede hoofdstuk, de analyse van een uitzonderlijk dramatische pianosonate van Mozart, in Parijs gecomponeerd. kort na de dood van zijn moeder. Zo bereidt hij de lezer voor op het fatale auto-ongeluk dat met veel pudeur wordt beschreven, en alweer treedt Mozart als bemiddelaar op wanneer uiteindelijk het donker toeslaat tijdens zijn verblijf in een kliniek om te herstellen van een zware hersenschudding. Daar zal hij, dankzij een vriendin van zijn moeder die hem ook verder zal opvoeden, het meesterwerk ontdekken van Marcel Proust “A la recherche du temps perdu”: Het was mijn redding in die dagen; de combinatie van een zegenende Proust-lectuur en de weldadige toepassing van zijn “verander het lijden in kunst”-advies in mijn schamele eerste schrijfpogingen. Hoe en waarom Proust zijn “Recherche” opbouwt, vormt zogoed als de kern van dit hoofdstuk.

De periode waarin hij, met zijn tweelingzus als hulpje, een denkbeeldig radio- en televisiestation heeft opgericht om aldus zijn fantasie bot te vieren in o.a. gefingeerde radio-interviews en fictieve televisieprogramma's, die periode lijkt afgesloten: Voorlopig wist ik niet of ik het redden zou. Liggend in een bed, weet je dat gewoon niet. Je tuurt urenlang naar het parkje buiten waar de kinderen stoeien, je praat 's avonds laat met een nonnetje dat je mentale pijn probeert te verzachten, je leert weer lopen en hoopt dat de hersenschudding geen blijvende schade zal aanrichten. Dat leek me al heel veel om te mogen hopen.

 

Het derde hoofdstuk opent met een gedetailleerde beschrijving van het stadje Zoutleeuw, waar hij interkt bij de familie Lafontaine. Vooral met Jean, de zoon van Mama Lafontaine, ontstaat er een intens contact. Jean is zowel zijn gids als een oudere metgezel die zijn nood aan afzondering begrijpt: Urenlang zat ik aan zijn schrijftafel te werken, of alleen wat voor mij uit te staren in de hoop dat zich bruikbare woorden zouden aandienen. Met die teksten en gedichten wil hij de schimmen van de tijd tot leven wekken. Hij kent de hoorspelen van Samuel Beckett dan al – waarin stiltes een structurele betekenis hadden – alsook de partituren van John Cage en waagt zich aan een hoorspel. Voor het eerst wordt nu ook, via de muziek van Gustav Mahler, God vernoemd: de God die Nietzsche vermoord had, opdat de moordenaar zelf tot een God zou worden, een übermensch. Nee, ik was geen übermensch in wording, ik voelde me net als Mahler de eeuwige indringer, de jongen die overal buitenstaander blijft. Een jongen die een selectie maakt uit de gezichten van God die hij heeft leren kennen.

Geen wonder dat de figuur en het oeuvre van Hadewych, die in Zoutleeuw als begijntje zou hebben gewoond, hem begint te fascineren: Via mijn trouwe koestering van de verzen van Hadewych voelde ik wel dat de liefde voor het woord zich hoe langer hoe meer met de muziek begon te bemoeien. Noten en woorden zochten elkaars gezelschap op . Niet omdat ze behoefte hadden aan elkaar. Het leek me dat ze perfect uit elkaars buurt konden blijven zonder ooit door een tekort te worden getekend. Hun samenkomst was een onverwacht geschenk, een prachtige bliksemflits.

 

Toch zal hij zijn studiekeuze op een bepaald moment moeten vastleggen: ofwel aan de muziekstudie de voorrang geven of kiezen voor een opleiding in de tolkenschool: Het vervelende was dat ik zowel met talen als met de muziek iets had wat groot genoeg was om me in een tweestrijd te doen belanden die me van mijn nachtrust beroofde.

Het wordt de tolkenschool. Daar heeft een volgende confrontatie met de “Recherche” van Marcel Proust o.a. het gevolg dat hij in Parijs alle adressen wil opzoeken waar Proust heeft gewoond. Hierop volgt een uiterst boeiend portret van Proust als auteur en een analyse van de verborgen muziek in zijn specifieke schrijfstijl: Proust is voor mij in elk geval een verkapte operacomponist en ik zie in zijn “Recherche” een dramatisch sprookje, een feeërieke muzikale vertelling... Kan een luttel woord letterlijk muziek worden? Als kind had ik ervan gedroomd verbale voetnoten uit te werken voor complexe muzikale ideeën. Ik had een hunkering gevoeld naar de “vertaalbaarheid” van muziek in taal, had woorden aan akkoorden proberen te linken om zo – in mijn naïviteit – een klein persoonlijk woordenboek samen te stellen.

Door zich te verdiepen in het werk van filosoof -filoloog Noam Chomsky ontdekt hij de mogelijkheid van eenzelfde dieptestructuur voor muziek en taal: Het was in die gedeelde kelder dat de sleutel verborgen lag voor de structurerende betekenis van de muziek in Prousts polyfone roman.

Het moment is nu aangebroken om contact op te nemen met Dries Poppe, dramaturg bij de hoorspelafdeling van de BRT, aan wie hij zijn hoorspel wil voorleggen. Die nodigt hem meteen uit om aan een seminarie voor debuterende hoorspelauteurs deel te nemen en zal hem ook vertaalopdrachten geven. Bart Stoutens mateloze bewondering voor de hoorspelen van Beckett neemt nog toe. Beckett zal hem de stilte in al haar facetten onthullen: Mooiere radio is niet denkbaar. En toch schuilt de schoonheid niet in de gehoorde klank zelf. Eerder rijst ze op uit alles wat verzwegen wordt. Zodat ik met recht en reden kan stellen dat de ultieme kracht van radio zich voor mij heel vroeg openbaarde als een kunst van het ingehouden, uitgestelde gevoel.

Wat hierop volgt, zal wellicht meer dan een lezer verbazen: zijn afzondering in het afgelegen huis van een boswachter in een niet nader genoemde omgeving. Op de vroegere pianolessen volgt nu orgelles in een plaatselijke academie. De toewijding waarmee hij zich aan het orgelspel wijdt – een dagelijks ritueel met vooral Bach op het programma in een pikdonkere kerk – wordt plots onderbroken wanneer hij de onweerstaanbare charmes van een clavecimbel ontdekt, te koop in een etalage van een winkel met muziekinstrumenten. Een nieuwe studie dient zich aan, zeker wat het toucher betreft, zodra hij het instrument in huis heeft. Wie zou denken dat het clavecimbelverhaal beperkt blijft tot zuiver persoonlijke ervaringen, vergist zich. Ook dit intermezzo is de aanleiding voor een interessante uitweiding over de instrumentenbouwer Hans Ruckers, na grondig bronnenonderzoek. Dit keer gaat hij in Antwerpen op zoek naar een renaissancefaçade met trapgevel; wie weet bevond het atelier van Ruckers zich wel op die plek in de Jodenstraat.

Wanneer het clavecimbel beschadigd wordt bij het schoonmaken met een emmertje water dat per ongeluk terechtkomt op het geliefde instrument, komt het einde van zijn passie in zicht. De conclusie – in het volgende hoofdstuk – is dan ook: De tijd was nu rijp voor mij om me te concentreren op woorden en zinnen, eerder dan op noten en akkoorden. Woorden en zinnen die me uit mezelf zouden voeren, heel ver weg van mezelf, in de richting van een ander. De grote onbekende ander. Die me nodig had. Oh, wat was ik daarvan overtuigd. Ik werd een troubadour in eigen huis. Ik had een liefde nodig om tedere gevoelens te laten klinken op de snaren van mijn prille verzen.

Wie anders dan de grote Dante zou hem hierbij niet als voorbeeld kunnen dienen... Dat is inderdaad zo. En net zoals zijn beschouwingen over de functionele rol van de eenzaamheid in Prousts leven en werk, loont wat hij weet te zeggen over de rol van Beatrice als inspiratiebron bij Dante, meer dan de moeite.

De hoofdmoot van dit zesde hoofdstuk heeft niettemin alles te maken met wat de Japanse cultuur voor hem betekent, een fascinatie die ik volkomen deel. Zijn imponerende kennis en begrip van haar symboliek en uiterst geconcentreerde zegging, zowel in haiku's als in het No en Kabuki-theater, geven ons nogmaals het bewijs van zijn operationele ontvankelijkheid. Vooral deze typische ontvankelijkheid stelt hem in staat om als esthetische bemiddelaar van alle vergankelijkheid hier op aarde te fungeren..., wat zijn typering is van de Japanse cultuur in het algemeen. Hierbij hoort ook de volgende bedenking: Liefde die duurt, zoals bij Dante, bezoekt Japan niet vaak. Liefde is een stuk papier dat je vouwt. Het vouwen wordt ook een verscheuren in eenzelfde werkwoord – Orimasu.

De ontmoeting met een zenmonnik bekroont als het ware al de vorige overpeinzingen over o.a. het Kabuki-theater. En alweer komt de stilte aan het woord in al wat Kazuo zegt of liever verzwijgt: Jij, met je muziek en taal... Zie je die preutse maan daar? Dat is de muziek. En die vijver daarginds, dat is je vijver van taal, waarin de muziek schijnt. Muziek en taal plagen elkaar. Maar de stilte is onverbrekelijk.

In het laatste hoofdstuk daagt de schim van Marcel Proust weer op, begeleid door deze van Jeam Cocteau. Hij is dan op weg naar Baalbek, het kleine en slaperige stadje in de Libanese Bekavallei. En waaraan doet Baalbek hem denken? Natuurlijk aan het Balbec van Proust.

Tijdens die rit in een overvolle bus, onderbreekt een bedoeïenenvrouw, die een trolley achter zich aan trok met daarop een kleine luidspreker de monotonie van een urenlange tocht. Zodra zij

begint te zingen, wordt Bart Stouten een soort wijsheid voorbij het lijden gewaar, wat naar mijn gevoel een goede typering van zijn proza zou kunnen zijn. In het hotel aangekomen waar Jean Cocteau geregeld verbleef, doemt als vanzelf Marcel Proust weer op: Er is iets wat de eenzaamheid bij Proust “geslaagd” maakt, juist door haar goed aan te kleden, voor te bereiden, niet weg te stoppen, maar bij voorbaat toe te geven, met de beste zorgen te verplegen en vooral niet een eigen leven te laten leiden, maar daarentegen te onderwerpen aan een eigen finaliteit die haar onmisbaar maakt.

 

In dit zevende hoofdstuk werpt Bart Stouten meer dan een terugblik op het verleden. Een ontmoeting met Peter Handke, in verband met een uitzending op Radio 3, vormt het sluitstuk met als terugkerend motief zowel de muziek van Bach als het afscheid nemen van zijn piano: Ik moet diep leven, al het merg eruit zuigen, sterk en spartaans, en, zoals de Amerikaanse filosoof Henry Thoreau dan schreef, in mezelf alles wat geen leven is uitroeien, het leven in een hoek drijven en het terugbrengen tot zijn geringste voorwaarden.

Lees dit boek! Het is een meesterwerk.

Lucienne STASSAERT


Bart STOUTEN: Kersen eten om middernacht. Muzikale herinneringen, De Bezige Bij Antwerpen: 20,00 € (met dubbelcd: 36,00 €)

Partager cet article
Repost0
31 juillet 2013 3 31 /07 /juillet /2013 04:09

 

SerialThriller14.JPG

Cover: Peter Lorre in M – Eine Stadt sucht einen Mörder

De jongste aflevering van Serial Thriller (nr. 14, zomer 2013) opent met 'Maher-Shalal-Hashbaz', een kortverhaal van Dorothy Sayers, vertaald door Willy Courteaux. Dat bracht mij heel even terug in de de jaren vóór Expo '58, toen ik al detectiveromans las, niet alleen de whodunits van Dorothy Sayers, maar ook van Agatha Christie, Ngaio Marsh, Ellery Queen en Edgar Wallace, alle verschenen in de onvolprezen Prisma-reeks. Ik vind mij helemaal terug in de kritische beschouwing van Danny de Laet 'Waarom ik Sayers saai(er) vind...'.

De talrijke publicaties van Danny de Laet vormen niet alleen een ware Fundgrube, maar bieden bovendien originele denkpistes. Zo aarzelt hij niet Virginie Loveling te rekenen tot de pioniers van de misdaadliteratuur in Vlaanderen ('Virginie Loveling: een (revolver)schot voor de boeg?'). Hij profileert zich ook als een nauwgezette archeoloog van de fantastiek in Vlaanderen. In 'Faust lacht in zijn vuistje' haalt hij niet alleen H. J. J. Buysse uit de vergetelheid', maar formuleert hij ook een stevig geadstrueerde chronologie (1906-1939) van de Vlaamse fantastiek en science fiction. Uiteraard vermeldt hij Het einde der wereld (1930) van Jef Scheirs, 'een fascinerend werk', waarbij hij terecht aanstipt: 'Het blijft een raadsel dat deze “vrome” schrijver zo ver van alle bestaande paden mocht en kon afwijken met deze indrukwekkende roman, die een hoogtepunt is maar ook een buitenbeentje.'

Decennialang schrijft Danny de Laet ex abundantia en suggereert hij stimulerende en verhelderende verwantschappen en samenhangen. Wie waagt zich ooit aan zijn bibliografie?

*

Hoe staat nu de erudiete literatuurhistoricus De Laet tegenover de recente Vlaamse productie misdaadliteratuur?

HartmanBloedlijn.jpg

Met Bloedlijn heeft Corine Hartmann zich ontpopt tot 'de beste Nederlandse misdaadschrijfster'.

JacobsDood.jpg

Paul Jacobs (Dood van een egoïst) hoort 'met Conrad, Dhooge en Baudewyns tot onze topvier van originele misdaadauteurs'.

HEX.jpg

Hex van Thomas Olde Heuvelt is een 'briljant geschreven roman', 'zeker de beste fantastische roman in de Nederlanden van de voorbije decennia, in een handige mengeling van oude thema's en nieuwe technieken'.

Almar Otten werd 'terecht gelauwerd' met De Diamanten Kogel, maar zij nieuw boek, Jeugdzonde, is een 'stap achteruit'.

JoClaesGetekendVonnis

Getekend vonnis van Jo Claes is 'een meesterwerk, de sterkste Vlaamse misdaadroman van de laatste jaren'.

*

Serial thriller-redacteur A.M. (de mij onbekende Anton Marcus) daarentegen is van oordeel dat de Vlaamse misdaadroman duidelijk over zijn hoogtepunt heen is. Hij vergist zich echter wanneer hij stelt dat 'grote kanonnen' als Bob Mendes en Pieter Teigeler hebben afgehaakt. (Mendes schrijft aan een nieuwe roman en van Teigeler verscheen zopas Gevaarlijk volk.) Verder is A.M. van oordeel dat Aspe 'niet meer te lezen' is, dat Deflo, Pierreux en Van Laerhoven rondjes draaien 'die van weinig originaliteit getuigen' en

Wat rest er bij ons nog aan echte originele misdaadauteurs? Conrad, Jacobs, Dhooge en Baudewyns. Verder nog een laagje geroutineerde schrijvers, onder wie Claes, Schoemans, Ryserhove, Lauryssens, Van Lier. Maar de rest? Meelopers die exact niets te vertellen hebben. Zelfs een Patrick Bernauw die ik zeer bewonder voor zijn extravagante invalshoeken inzake fantastiek, heeft nog geen enkele 'originele' thriller kunnen schrijven'.

*

De afleveringen van Serial Thriller, 'The unique crimemagazine', 'tijdschrift voor en over misdaadliteratuur, fantastiek en pulp', werden hier geregeld gesignaleerd. In de volgende aflevering komt pionier Aster Berkhof aan bod, die 69 jaar na zijn debuut een punt zet achter zijn carrière, en John Dickson Carr, de meester van de misdaad in een gesloten ruimte. Of de nieuwe roman van Dan Brown echt de moeite waard is zal pro en contra in de verf gezet worden. In voorbereiding staat ook 'Geen geloof in Mieke Deloof', 'Het misdaadgenre bij Marc Sleen' en 'Fantomas in Vlaanderen'.

'De moeite waard ? Neem een abonnement', zo wordt de lezer aangespoord. Waar en hoe? Prijs per nummer: 6 €. 'Abonnement op aanvraag'. Geen email-adres of bankrekeningnummer. Om het makkelijker te maken moet je moet dus per slakkenpost een nederige aanvraag richten tot VPOB, Magdelenasteenweg (sic) 47 te 1000 Brussel. Wie Dan Brown leest en het telefoonboek raadpleegt weet natuurlijk dat het MagdAlena moet zijn... (De eindredactie van Serial Thriller is zonder meer slordig, maar dat is een ander verhaal...).

Wat er ook van zij: abonneren!

Henri-Floris JESPERS

Partager cet article
Repost0
30 juillet 2013 2 30 /07 /juillet /2013 16:37

 

foto_john_rijpens0.jpg

John Rijpens

Antwerpen heeft altijd twee burgemeesters gehad. Een voor ’t Stad, een voor de ‘Buiten’. Marnix van Sinte-Aldegonde was zo’n buitenburgemeester, voor de kleine boeren en de rijke heren die een ‘Hof van Plaisantie’ buiten de muren hadden. Dat was een verstandige keuze. Vandaag heeft een buitengemeente als Mortsel wel een tramlijn van Boechout naar Antwerpen, maar het verkeer staat er zenuwslopend stil. Een terugblik kan best verrijkend werken. En dat heeft John Rijpens, cultuurverslaggever voor het Volksbelang en heemkundige van de plaatselijke schrijvers, met zijn Literaire Vogelvlucht over Mortsel, Edegem, Boechout, Hove en Kontich uitstekend begrepen.

 

De kracht én de zwakte van streekscribenten is de anekdotische benadering. Ze publiceren vaak in streekkrantjes. Voor John Rijpens is dat ’t Periodiekske in Mortsel. Ze maken alles bevattelijk, begrijpelijk, simpel, en aantrekkelijk door vanzelfsprekende herkenbaarheid. Maar juist door hun oppervlakkige aanspreekbaarheid, hun brede borsteling met kleine gegevens, scherpen ze ook de hunker aan naar ruimere kennis. Streekjournalisten schrijven eigenlijk in voetnoten, ze effenen de potgrond voor diepere ontleding. Rijpens is niet aan zijn proefstuk toe. Hij heeft eerder al de achtergrond van de volksschrijver Abraham Hans ontrafeld, en de bijdragen aan de Vlaamse Filmkens. Wat nu voorligt is de zuidelijke rand van Antwerpen, een broedplaats voor passerend en ingebed talent.

 

Literaire Vogelvlucht heeft weinig pretenties. De gewone lezer van de gratis weekblaadjes informeren over de rijkdom die de gordel van (om politieke redenen) apart gebleven gemeenten rond de Metropool in de geschiedenis aangereikt hebben. En die is veelzijdiger dan vaak gedacht. Een zestigtal auteurs en hun achtergrond krijgen een ruw geborsteld, onvolledig, maar toch smaakmakend portretje in deze overzichtsbundel. Van de toevallige bewoner Paul van Ostaijen tot de katolieke scherpslijpers Van der Hallen, van de pas overleden Ivo Michiels tot radiocoryfee Paul Jacobs, van Jan Frans Willems tot Ivo Victoria.

 

Waarom lees ik deze aantekeningen – want meer zijn het niet; er schuilt geen academische of literairhistorische pretentie achter de teksten – dan met zoveel plezier ? Omdat ze onthullend zijn. En verdraagzaam. Of ze nu het besmuikte oorlogsverleden van sommige schrijvers beklemtonen (John Sacré, de Westland-redactie), de persoonlijke drama’s (Ward Ruyslinck, Hugo Heyens, Blanka Gijselen, Mimi Hans), het verdampende elitarisme (Paul Willems; Marie Gevers), de pulpgenres (Cesar Couck, Georges Van Raemdonck, Robert Van Passen, Lydia Verbeeck, Rudy Soetewey), jeugdliteratuur (Jos Van de Poel, Michel De Blaes, Ronald Verheyen, Luc Descamps) of gelegenheidspassages (Jaap Kruithof, Clem Schouwenaars, Adriaan De Roover), het is altijd de trotse aanspraak die de gemeentes maken op hun kunstzinnige zonen en dochteren die centraal staat. Ook Volksbelang heeft er zijn voordeel mee gedaan. Pedagoog Louis Van Leemput, voormalig kabinetsattaché van Frans Grootjans, om maar iets te zeggen, stelde zijn onderwijskundige kennis ter beschikking. John Rijpens zijn lees- en filmervaring.

RijpensVogelvlucht.jpg

 

Is Literaire Vogelvlucht een standaardwerk ? Jammer genoeg niet. Het moet teveel toegeven aan de vluchtige lezer van een weekblad, en beperkt zich al te vaak tot samenvattingen van de werken die, pakweg, Paul Koeck, Bart Plouvier, Gerd de Ley, of Alstein hebben bijeengeschreven. Maar het intrigeert. Ik heb fijne details vernomen over de ontwikkelingsgang van filmrecensenten als Joz. Van Liempt, Robbe De Hert of Ivo Michiels. Ik ben flink wat wijzer geworden over het liefdesleven van de Hans-dochters, Ernest Claes, of Sus Verleyen (hoewel Rijpens zedig over de avontuurtjes heenglijdt van, pakweg, Alice Nahon met Geert Grub, en bijzonder discreet blijft over de relatie Ruyslinck-Lo Cascio; overigens zijn er storende zetfouten in het boek: Lo Gascio, Warchau, steekgenoten, Federik van Eeden, Van het Reeve, Eistein, Verheyen ipv Verleyen).

 

En toch ben ik een gelukkige lezer. Ik heb dingen vernomen die anders nooit aan de oppervlakte komen. Kijk, ik was er zelf bij toen Sus Verleyen begraven werd in Lissewege (1997) en zijn eigen begrafenismis had georchestereerd (en die liefst ruim drie en een half uur duurde in de Tempelierskerk). Ik heb Bart Plouvier geïnterviewd over zijn zeereizen, maar heb nooit geweten dat hij net als ik “almaar meer plaats moet maken voor de doodsprentjes op het schap boven mijn buro, voor nagedachtenissen in mijn hoofd”. Ik zag onverwachts de band tussen Marie Gevers’ verhaal “Des Mille Collines aux Neuf Volcans “ (uit 1953 !) en Koen Peeters’ Duizend Heuvels dat ik in december 2012 voorstelde op Lezen op Zondag in Antwerpen. Ik vroeg me plots af waarom Ruyslincks manuscript De Vaargeulen door het bombardement op Mortsel verloren kon zijn gegaan, als hij vooraf een kopie naar Streuvels had gestuurd. Ach, er zijn meer van die gaten die vulgariserende portretjes laten.

 

De essentie is belangrijker. Een stukje contextuele achtergrond is te boek gesteld, die meer begrip en verdraagzaamheid oplevert voor de woelige tijden waarin cultuurdragers met elkaar omgingen. Waarin Ruusbroeckenner Leonce Reypens nog leraar was van Paul Van Ostaijen. Oskar Van der Hallen Nederlands doceerde aan John Rijpens in Boom. Protestanten als Abraham Hans of Gust Müller toch hun weg vonden in de christelijke feuilletons. Marcel Lambin Conscience op zijn juiste waarde taxeert. Literaire Vogelvlucht is een wat onbeholpen, maar stimulerende oogopener. Een structurele bewerking (volgorde, samenhang, verwantschap) had ongetwijfeld de leesbaarheid bevorderd. Nu springt het boek van de hak op de tak. Maar als smaakmaker is het nieuwe overzichtswerk van Rijpens een aanmoediging om je tanden te zetten in de – vaak ondergewaardeerde - streekliteratuur en –achtergrond. Er is nood aan meer streekgebonden getuigenissen om de volksliteratuur en de pulpcultuur de plaats te geven die nodig is om de canon vanuit maatschappelijk oogpunt te begrijpen en te verklaren. Daar heeft John Rijpens, andermaal, een aanzet toe gegeven.

Lukas DE VOS

 

John RIJPENS, Literaire Vogelvlucht. Mortsel, ’t Periodiekske, 2012, 265 blz.

Partager cet article
Repost0
30 juillet 2013 2 30 /07 /juillet /2013 09:00

 

JanScheirs.jpg

Jan Scheirs

De worldOutgames (Woga) vinden dit jaar van 31 juli tot 11 augustus plaats te Antwerpen. Voorafgaand aan de sportwedstrijden zal een internationale Mensenrechtenconferentie plaatsvinden in het Radisson Blu Astrid Hotel van 31 juli tot 2 augustus.

Tijdens het evenement vinden naar goede gewoonte verschillende culturele activiteiten plaats. Zo organiseert het Zuiderpershuis een sterk gevarieerde groepstentoonstelling met werk van Carlo De Boel, Koen De Deyne, Timothy de Graaf, Gert Kruitbosch en Jan Scheirs.

Opening: donderdag 1 augustus tussen 18 en 21 uur.

Jan Scheirs exposeert schilderijen uit de reeksen Mythisch & Burlesk: Belgisch (waaronder 'De Wedergeboorte van de Domheid'), Kardinalen en Vernauwing.

SCHEIRSmythisch.jpg

Zuiderpershuis, Timmerwerfstraat 40 (aan de Waalse Kaai), 2000 Antwerpen. Van 2 tot 11 augustus, van 10 tot 18 u.

Niet geopend tijdens de opening & sluiting van Woga  en Pride Antwerp  tussen 14u en 18u op zat. 3, zat 10, zon. 11 augustus.

Zie:

http://www.scheirs.com/

Partager cet article
Repost0
29 juillet 2013 1 29 /07 /juillet /2013 23:44

 

Talig-sporen--foto-Bert-Bevers--copie-1.JPG

(Foto: Bert Bevers)

Op verschillende niveaus (als in het station van Antwerpen Centraal) heeft in het officieel drietalige land België de nationale spoorwegmaatschappij de zaken tamelijk goed dichtgetimmerd. De NMBS/SNCB (een Duitstalige afkorting bestaat vreemd genoeg niet, hoewel Eupen toch een bestemming is) draagt er zorg voor dat in de eentalige gebieden de aankondigingen uitsluitend gebeuren in de taal van het gebied (Nederlands in Vlaanderen, Frans in Wallonië, Duits in de Oostkantons). In het (nou ja) tweetalige Brussel moeten het Nederlands en Frans op gelijke basis worden gebruikt. In Brussel-Noord vinden de aankondigingen eerst in het Nederlands en dan in het Frans plaats, in Brussel-Zuid geldt het omgekeerde. En wat doen ze dan met Brussel-Centraal? Daar wordt er afgewisseld: in de pare jaren krijgt het Nederlands voorrang, in de onpare het Frans. Het valt me eigenlijk mee dat er aan Franstalige kant nog niet geklaagd is dat daarmee Vlaanderen in het voordeel is omdat er langer Nederlands wordt gesproken vermits schrikkeljaren altijd paar zijn....

Bert BEVERS

Partager cet article
Repost0
28 juillet 2013 7 28 /07 /juillet /2013 20:49

 

Redactie-CDR.JPG

Redactievergadering van 9 juli. Kloksgewijs: Bert Bevers, Henri-Floris Jespers, Karin Lebacq, Joke van den Brandt, Frank-Ivo van Damme en Frank De Vos.

De jongste aflevering brengt onuitgegeven creatief werk van havendichter Hendrik Carette (twee gedichten: 'De zwarte paapse Papini' en 'Groeten uit het Oost-Friese eiland Amrum'), van 'enfant terrible' Guido Lauwaert ('Stoem kieken', een kortverhaal) en van Lukas De Vos ('Het asiel der lunatiekers', speels maar niet minder eigenzinnig en erudiet proza bestemd voor 'niet-boekheidenen').

MDD213blogILL.jpg

Met de Scheldewijdingsfeesten te Doel in het vooruitzicht vraagt ex-DoelDichter Frank De Vos aandacht voor het PolderMAS en voor de Reinaerthoeve.

In de vaste rubrieken, o.m.: Jan Scheirs over de Morandi-tentoonstelling in het Paleis voor Schone Kunsten (vulgair herdoopt tot Bozar) te Brussel en Bert Bevers over het Magritte Museum te Jette, alsmede bijdragen van Henri-Floris Jespers en van nieuwkomer Erick Kila. ■

Partager cet article
Repost0
28 juillet 2013 7 28 /07 /juillet /2013 17:57

 

JanBecaus.jpg

De voorbije weken was er geen krant of weekblad dat Jan Becaus geen bloemen toewierp. Hij gaat met pensioen. Terecht dat hij langs alle kanten bejubeld wordt, hij was nu eenmaal in vele huisgezinnen de Heer des Huizes geworden. Figuurlijk, maar vaak ook letterlijk. Helaas lees je in al die berichten telkens hetzelfde. Het enige verschil is de rangschikking. Verder is het cliché op cliché gestapeld. Het is een belediging voor de wijze man van de VRT en de Nieuwsdienst in het bijzonder.

Een ander portret schetsen, dan deze die de voorbije weken geserveerd werden, is nochtans niet moeilijk. Het vraagt niet meer dan een week om goed naar hem te luisteren; naar de mechaniek van zijn berichten en de bijhorende beknopte analyses. Ook de lichamelijk motoriek van zijn gezicht en handen vertelde veel over zijn persoonlijke overtuiging.

Uit de motoriek en de mechaniek kon de kijker opmaken dat Jan Becaus een Elsschotiaan was. Een oplichter met een satanische humor. Elsschot gebruikte als zakenman zijn geboortenaam Alfons De Ridder, en op zijn briefpapier afficheerde hij zich niet als reclameman, maar ging hij voorzichtiger te werk. Hij hield het op een vage omschrijving van zijn handel: PUBLICITEIT / UITGEVER. Op die wijze gepresenteerd kan je alle aanklagers, rechters binnen één ademstoot schaakmat zetten. Dat was ook het geval met zijn beroemde tijdschrift waarvan er slechts een tiental exemplaren meer gedrukt werden dan er besteld waren door de opgetelde adverteerders: Algemeen Tijdschrift voor Financiën, Handel, Nijverheid & Kunsten.

Jan Becaus is altijd een journalistieke handelaar geweest. Naast de specialiteiten uit de titel van De Ridders tijdschrift kun je er nog twee aan toevoegen: Kerk en Staat. Stuk voor stuk behandelde hij de onderwerpen, niet vanuit een neutrale positie zoals iemand ooit geschreven heeft – en dat alle anderen klakkeloos overgenomen hebben, maar vanuit een ongebonden vrijzinnige ingesteldheid. In de eerste plaats had je het hedendaagse harnas, zijnde het kostuum met bijpassende das, hemd, ja zelfs sokken en schoenen, want anker[wo]men worden tegenwoordig langs alle kanten belicht. Zelfs zijn horloge mocht er wezen. Niks pronkerigs aan, maar wel Zwitsers. Ik vermoed een Omega, het horloge niet alleen van de Olympische spelen, maar ook van de maanreizigers. Het past precies in het plaatje dat Jan Becaus opzettelijk opzette: dat van een man voor wie preciesheid belangrijk was.

Ook op een politieke overtuiging kon je Jan Becaus nooit betrappen. Niet op het scherm, maar ook niet privé, want vroeg of laat praat iemand zijn mond voorbij en dan hang je. Vanuit een Gentse volksbuurt, waar het socialisme de scepter zwaaide, heeft hij zich opgewerkt tot een burger boven verdenking. Dat was zijn tweede harnas. Niet tussen maar onder de regels van zijn berichten kon je een sterke maatschappelijke en sociale kritiek ontdekken, en een republikeinse ingesteldheid. En een stevige criticus van de Vaticaanse regering, zijnde de curie. Hij had een feilloos inzicht in de kuren ervan, maar hij behandelde ze met respect omdat elke natuurlijke creatie respect verdient. De werkelijke ingesteldheid en de daaruit vloeiende evolutie zal de mens nooit kennen. Jan Becaus weet dat achter elke hoek een andere hoek opduikt. Dat een cirkel meer [stompe] hoeken telt dat het getal Pi cijfers na de komma.

Beide harnassen, gevoegd bij zijn ironische ondertoon als het over banken, beurzen en bedrijven ging, verraden bovendien een volkomen neutraliteit tegenover bezit. Hij stond boven kapitaal, grond, titels, faam et cetera. Een groot engagement echter stak in kunst en cultuur. Wie goed luisterde hoorde een licht verhoogde warmte in zijn stem als een kunstenaar tijd en ruimte kreeg. Als een filmfestival, een feestweek ter sprake komt. Op de Gentse Feesten zal je hem niet tegenkomen, maar hij weet waarom het volk feest. De psychologische en historische grondlagen ervan kende hij duivels goed en daarom dat hij met een vederlichte tederheid in de stem die feesten ter sprake bracht en belichtte.

De relativiteit van de hedendaagse kunst was hem ook niet vreemd. Het instinct van uw nieuwsgluurder zegt dat Jan Becaus de nieuwe kunstenaars respecteerde, maar een zwak had voor iemand als Panamarenko. Omdat hij altijd een kwajongen is gebleven die graag zijn eigen speelgoed in elkaar knutselde. Zo iemand is Jan Becaus ook. Weliswaar geen kwajongen, maar een sport hoger: een straatboefje met trekjes van Robin Hood, Sancho Panza, de ironische held Petsjorin, Einstein [naast een wetenschapper een groot komiek, vergeet dat niet], Max Havelaar, Pa Pinkelman en van de heer Tristram Shandy.

Samengevat kun je het gedrag van Jan Becaus vangen in het devies van Voltaire: Ecrasez l'infâme ! Vermorzel het eerloze. Het had niets agressief in zich, voor Jan Becaus noch voor Voltaire, maar sloeg op alles wat de tolerantie tracht te vernietigen, de logische rede belachelijk maakt, de goeroes heilig verklaart, op al wie naar lak, luister en licht hengelde. Tot slot was hij een mens met anarchistische trekjes. Iemand die zich in de leer en kuren van de Kerk en het koningshuis verdiepte omdat je je vijanden moet kennen, beter dan je vrienden.

 

Na zijn laatste journaal wil hij meer reizen. Naar Rome heeft hij gezegd. Om het Vaticaan te zien, het Colosseum? Ja, maar vooral omdat Rome nog steeds de hoofdstad van de Westerse cultuur is. De Atheners legden de basis en de Romeinen bouwden het bovenwerk. Hij zal reizen om bij te leren. Om wat hij weet te versterken. Voor Jan Becaus, zo valt te ontcijferen uit zijn geheimtaal in dat steeds herhaalde en geplunderde interview, is er veel geplaatst, maar veel te weinig verplaatst naar de werkelijke plek die het verdient in onze beschaving. Want … Il y a souvent plusieurs histoires dans une histoire.

Guido LAUWAERT

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche