Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
9 août 2013 5 09 /08 /août /2013 05:32

 

DeBomWrakken.jpg

Emmanuel de Bom, Wrakken, Amsterdam Wereldbibliotheek, 1938

Voor het eerst op bezoek in het Antwerpse Letterenhuis bekeek ik de vaste expositie. Heel de literaire geschiedenis van Vlaanderen is daar smakelijk geëxposeerd. Alle schrijvers – grootheden, maar ook minor poets – zijn er vertegenwoordigd. Alle schrijvers? Nou, misschien niet. Het kwam opeens bij mij op om de ‘vitrine’rustplaats te zoeken van een auteur die in mijn Hollandse vorming tot literatuurliefhebber een bijzondere plaats inneemt.

Halverwege de jaren zeventig fluisterde een medestudent aan de Haagse School voor Taal- en Letterkunde mij in dat ik voor mijn examen eens boeken moest lezen ‘waarin bijna niets gebeurt’. Het eind van de 19eeeuw was rijk aan stilstaand literair water. Hij noemde onder meer Verveling van Frans Coenen, de boeken van arts/schrijver Arnold Aletrino en de kleine roman Wrakken van de Vlaamse schrijver Emmanuel de Bom.

In de Haagse Openbare Bibliotheek bleek zich één exemplaar van de laatste titel te bevinden.

DeBomenCo.jpgVan l. naar r.: Cyriel Buysse, Georges Minne en Emmanuel de Bom

Wrakken zag in 1898 het licht in het tijdschrift Van Nu en Straks. Het bibliotheekbandje dat ik voor mijn literatuurlijst ging lezen was de eerste publicatie in boekvorm (uitgeverij Wereldbibliotheek, Amsterdam,1938). In 1988 kwam de (voorlopig) laatste druk uit bij Manteau.

Hoe ik ook zocht in het Letterenhuis, ik vond het vitrineplekje voor de schrijver van een van de opmerkelijkste 19deeeuwse Vlaamse romans niet. Wellicht keek ik met mijn neus.

Het vergeefse zoektochtje prikkelde mij in ieder geval tot herlezen. De inhoud van het boek was in de loop der jaren weggezakt. De herinnering aan een interessante leeservaring was mij helder bijgebleven.

 

Ik werd niet teleurgesteld. De Bom sloeg onmiddellijk weer toe. In een sobere en ingetogen stijl neemt hij ons sluipenderwijs mee naar een wereld die lang verdwenen is, maar die tegelijk – op gevoelsniveau – waarachtig is. Tegen de achtergrond van Antwerpen als moderne havenstad in wording volgen we drie personen in de ‘ontwikkeling’ van hun emotionele (deels sociaal bepaalde) stilstand. Stilstand, omdat van een daadwerkelijke ontwikkeling in het zielenleven van de personages geen sprake is. En dat komt gelukkig allemaal niet vooropgezet of geconstrueerd over.

Met als contrasterend decor het vitale van een internationale haven (dokken, buitenlandse zeelui, kroegen, laden & lossen) gaat het verhaal in een paar vanzelfsprekende stappen de diepte in van de geestelijke machine. Drie mensen doemen op: matroos William Breede, de jonge musicus Richard Koenen en Elly, kelnerin in een havenkroeg. In kort bestek wordt duidelijk hoe de drie hun levens met zich meeslepen, hoe onvervuld die levens zijn en hoe gedetermineerd door afkomst en verleden. Aangejaagd door een driestemmig liefdesverdriet komt een levensgevoel tot uitdrukking dat zich kan meten met wat de 21steeeuwer regelmatig door de bol suist: een mix van egoïsme, schuldgevoel, wellust en twijfel. Gedurfd in die tijd.

Soepel en ingehouden tekent De Bom de innerlijke staat van zijn protagonisten. Onvergetelijk traag en verfijnd verbinden gedachten zich met het decor. De nachten, de lege straten, de benarde kamergezelligheid bij de familie Koenen, het huurkamertje van Elly: het worden beelden die het onontkoombare van het stuurloze leven accentueren. In die sfeer kan zelfs een lach‘mistroostiger dan tranen’ zijn. Prachtig broeierig en teder beklemmend.

 

Zij hadden het oneindig weemoedige gevoel, dat het leven hun te sterk was, dat alles in dit leven onvermijdelijk is, en dat zij moesten medegaan, zich laten drijven als hulpelooze wrakken…

 

Emmanuel de Bom (1868 – 1953) heeft ons nog steeds iets te zeggen.

Erick KILA

Partager cet article
Repost0
8 août 2013 4 08 /08 /août /2013 18:04

 

Duet-for-two-dancers---photo-Leo-van-Velzen.jpg

Duet for two dancers

Drie voorstellingen voor de prijs van één. In het raam van Jong Werk. Maar zo jong zijn de dansers niet. Rond de dertig. Gemiddeld. Wat het jong wel erg oud maakt. Dan verwacht je een ervaring waar je niet onwel van wordt. Wat bij deze trilogie in twee van de drie gevallen het geval is.

 

WAT JE NIET ZIET


Oom Promo: Fleur van de Bergh maakt theater waarin filosofische, existentiële vraagstukken ter sprake worden gebracht in een fysieke en beeldende wereld.

Tante Analyse: Zulke tekst kan je opmaken vóór je één idee, een concept op papier hebt staan. Kan je zelfs Faust van Goethe mee naar je hand zetten. Het resultaat is jammer genoeg geen duivels spel waar de bibber je ziel mee raakt, maar aan de oppervlakte blijft plakken. Geen moment dringt de voorstelling door je huid, scheert die langs je hersens. Één brok verveling, een vormloos pak pretentie, vergezocht spel met licht en muziek, een paar plukjes uit het werk van Friedrich Nietzsche en die schat van een Fernando Pessoa, abominabele dictie, dans van man en vrouw die lomp noch elegant is, en een hond die geen woord zegt, maar wel medelijden verdiend. Waar heeft hij het aan verdiend, om op te draven als side car ? Waar is Gaia? Een leiband kan een zweep zijn. En wie dit rommeltje op de affiche heeft gezet, verdient volgend jaar een job als plongeur. Een nutteloos uur in een mensenleven. ‘Twee lichamen worden één’, heeft ooit iemand over deze voorstelling geschreven. Dat is zo, zonder een seconde een eenheid te worden. Dan zou een applaus verdient zijn. Nu was het enkel uit beleefdheid. Dat het niet langer duurde dan een uur.

 

WHAT’S LEFT


Oom Promo: Welke rol speelt kunst en de kunstenaar nog en waarover moet er, juist in deze tijd van crisis, gecommuniceerd worden? Hoe gedragen we ons, hoe verhouden we ons tot elkaar en de maatschappij? Wat betekenen intimiteit en verbondenheid nog, of meer dan ooit? In What’s Left vertaalt choreografe Liat Waysbort haar fascinatie voor deze verschuivingen in een directe, sterk fysieke danstaal.

Tante Analyse: Vijf dansers; drie mannen en twee vrouwen. Die bij de kinesist [v] zijn lang geweest, en huisoefeningen hebben meegekregen. Zij, Liat Waysbort, heeft ze zelfs muziekjes meegegeven, om het pijnlijke draaglijk te maken. Wat de connectie is tussen de vijf turners, is een verbondenheid in hun lot. Daarom springen ze op elkaar, klitten samen, scheiden al vallend. De kinesist heeft hun oefeningen onderverdeeld in vijf blokken. Een truc om een evolutie en interpretatie, of een combinatie van beide, te suggereren. Al te doorzichtig. En dan de muziek! Een dagschotel uit een gaarkeuken. Van smaak en geur geen spoor op tong en gehemelte. Tenzij je ‘gekrijs van meeuwen en een zeebries à la flamande en piano voor drie vingers en één elleboog’ muziek noemt. Net zoals een ranzige stilte, een repetitieve tok uit een stenen pot en het gebonk van een ritmebox met gefileerd orgelsap, geflambeerd op een bedje van een gong. Aan het eind tweemaal vijf wapperende handjes à volonté en als toemaatje een tekst in het Engels die onverstaanbaar is door een abominabele dictie, het zich enkel richten op de toeschouwers die vlak voor je zitten en de slechte akoestiek. Dat die er is, kan geen verontschuldiging zijn. Elke locatie heeft een gedrag. Daar pas je je aan aan. Doe je dat niet dan ben je fout bezig.

 

DUET FOR TWO DANCERS


Oom Promo: Een zoektocht naar de angst om niet te voldoen aan je eigen verwachtingen, aan wat je beroep of medemens van je vraagt. Een zoektocht naar wat er overblijft, als alle ‘kunde’ wegvalt. De vrijheid om tussen verschillende beroepen en identiteiten te kunnen kiezen, leidt tot onzekerheid en twijfel. Duet for Two Dancers bevraagt in die zin het ‘danser zijn’, maar ook het ‘niet danser zijn’.

Tante Analyse: Een zware brok maar vederlicht vertaalt in dans en contradans. Met veel relativering, humor. De spontane lach bij het publiek valt niet te vermijden. Verlucht het geheel. Gedurende ruim een half uur vermengt poppenkast zich met rituele dans, woede-uitvallen, m.a.w. machteloze lichamelijke expressies. Een supersnelle mélange zorgt voor vreugde en warmte in een kille wereld. De belichting is sober maar oprecht, het totaal van prentjes smelt naadloos in elkaar. De prachtige lichamen van de Slowaak en de Italiaan krijgen naar het eind toe een superbe schoonheid door het zweet dat als een Japanse laklaag op hun lichaam kleeft. Eenmaal uitgedanst zorgt de Zwitserse choreografe Tabea Martin voor een toetje, Russian Maiden’s Song, van Igor Stravinsky, dat iets over de helft langzaam wegglijdt. Een bewerking voor piano en viool – door Stravinsky – van zowat het meest geliefde lied uit een opera van de componist. Het balanceert tussen sentimentaliteit en ironie. Een spiegelbeeld van deze dansvoorstelling. Het applaus was dan ook welverdiend en redde deze trilogie van een complete afgang.

Guido LAUWAERT

Partager cet article
Repost0
7 août 2013 3 07 /08 /août /2013 12:00

 

Getuige-van-de-dood-van-een-held.jpg

Eddie Cochran

David Harman (1941-2009) was de echte naam van Dave Dee, zanger van de zestiger jaren hitmachine Dave Dee, Dozy, Beaky, Mick & Tich. Bizar. Een van Dave Dee’s helden was de Amerikaanse zanger-gitarist Eddie Cochran, bekend van nummers als C'mon everybody  en Summertime blues. Voor David Harman Dave Dee werd was hij politieagent, in Chippenham. Op 17 april 1960 verongelukten daar Gene Vincent en Eddie Cochran. Eddie, nog niet eens 22, overleefde de klap niet. De eerste getuige was....politieagent Dave Dee! Een maand na de crash stond Cochran in Engeland op nummer 1 met Three Steps To Heaven, destijds ook in onze contreien een ferme hit.

Bert BEVERS

Partager cet article
Repost0
6 août 2013 2 06 /08 /août /2013 23:00

 

Hugo-Ball.jpg

Hugo Ball (1886-1927)

Zat te werken met als achtergrondmuziek International Language, een album van Cabaret Voltaire uit 1993. Dacht ineens aan de poëzie van Hugo Ball. Waarom? Omdat deze dadaïst als eerste klankgedichten bracht, en wel in de bakermat van het dadaïsme: Cabaret Voltaire. Dat werd in 1916, het geboortejaar van mijn vader zaliger nagedachtenis, opgericht aan de Spiegelgasse 1 in Zürich.

Hugo-Ball-in-Cabaret-Voltaire.jpg

Hugo Ball in Cabaret Voltaire, 23 juni 1916

Ball las er op 23 juni van dat jaar voor het eerst Karawane voor. Terwijl Europa in brand stond introduceerde hij daar een nieuw literair genre. Hij declameerde diezelfde avond (in een bijzondere uitdossing, getuige de foto) ook Wolken, Katzen und Pfauen, Gadji beri bimba, Totenklage  en Seepferdchen und Flugfische.

 

Karawane

jolifanto bambla ô falli bambla

grossiga m'pfa habla horem

égiga goramen

higo bloiko russula huju

hollaka hollala

anlogo bung

blago bung

blago bung

bosso fattaka

ü üü ü

schampa wulla wussa ólobo

hej tatta gôrem

eschige zundaba

wulubu ssubudu uluw ssubudu

tumba ba – umf

kusagauma
ba – umf

Adriaan-De-Roover--foto-Bert-Bevers-.jpg

Adriaan De Roover (foto: Bert Bevers)

Onwillekeurig moest ik ook aan François Rabelais denken. Adriaan De Roover merkte destijds op dat Jan Hanlo voor zijn Oote de mosterd bij Pantagruel haalde.  In (het gaat hier natuurlijk om een typisch geval van met de mantel der liefde bedekken) Zo meen ik dat jij ook bent – Biografie van Jan Hanlo kon auteur Hans Renders natuurlijk niét doen of een en ander niet gebeurd was, dus hij komt er niet onderuit ergens tussen neus en lippen te vermelden dat in de jaren vijftig een Vlaming de euvele moed had gehad de originaliteit van het voorwerp van zijn verering in twijfel te trekken. Het betrof de Antwerpse dichter Adriaan De Roover (90 ondertussen), die Hanlo destijds in het tijdschrift De Tafelronde  niet eens openlijk van plagiaat beschuldigde, maar een citaat uit diens beroemde vers Oote simpelweg liet volgen door een stukje uit een veel ouder werk. Volgens Rutger H. Cornets de Groot zou een beschuldiging van plagiaat volslagen misplaatst zijn: “Veeleer toont dit voorbeeld aan dat niemand zijn eigen gedachten kiest: gebruik van taal houdt die erkenning in. Poëzie noch taalgebruiker zijn autonoom; beide liggen verankerd in de gemeenschap, in de taal, hoezeer die gemeenschap ook vijandig kan zijn aan de individuele expressie van haar leden.” Ik denk er zo het mijne van. Ter vergelijking:

oote oote oote boe

hoe boe hoe boe
hoe boe hoe boe

B boe

Boe oe oe

Oe oe (etc.)


Eh eh euh euh euh

Oo-eh oo-eh o-eh eh eh eh

Ach ach ah ach ach ah a a

Oh ohh ohh

 

En dan het fragment waarvan Antwerpenaar De Roover wist dat het in hoofdstuk 18 uit het Vierde Boek van François Rabelais’ meesterwerk Pantagruel  te vinden was:


Bou, bou, bou, bou!

Otto, to, to, to, ti, bou

bou, bou, bou, ou, ou

ou, bou, bou, bous


bous
bous, bous, bous, bous

paich, hu, hu, hu, ha, hu

ah ! ah! ah!

Be, be, bous, bous, bobous

ho, ho ho ho ho


Vierhonderd jaar eerder geschreven, en geen experimentele poëzie maar het gejammer dat Panurge slaakt als hij zeeziek is….

 

En ineens herinner ik mij ook een rokerige redactievergadering van het tijdschrift WEL, in 1973 in het gebouw van de Sosjale Joenit (ja, ja mensen: zo werd er in de vroege jaren zeventig van de vorige eeuw geschreven) aan de Potterstraat in Bergen op Zoom. Waar ik hard moest pleiten om een gedicht van ene Dirk Hoogerwaard in WEL 2  (later behalve het tweede ook het laatste nummer gebleken) te krijgen. Niet iedereen had daar een boontje voor, maar ik verdedigde het door het een hommage aan de dadaïsten te noemen. Pakte het blad voor het eerst sinds jaren weer eens uit het archief, en ik vind het gedicht (het is bij mijn weten de enige publicatie van Hoogerwaard gebleven) nog stééds bijzonder charmant. Het heet Dogra im varida. Goh, tot welke Assoziationen  het afspelen van een plaat van Cabaret Voltaire kan leiden....

Dogra im varida


Atust, tri morfoma spirit da

ti so im gola pro el sa.


Ago strobula inga boruda,

inkto fumudi to gabro insida.


Boro fili e saa do grili oro,

noree ta id ogola si hurasila.


Kali infa daree ti brisoli,

inta ferida nokiri el sa in varida.


Varida, varida, do varida, ti varida,

so gelem ool nal da es di lijn.

 

Dave-Dee--Dozy--Beaky--Mick---Tich.jpg

Dave Dee, Dozy, Beaky, Mick & Tich

En dan is de cd afgelopen, en dan zet je de radio aan, en dan komt er muziek uit mijn jonge jaren uit. Van Dave Dee, Dozy, Beaky, Mick & Tich meer bepaald. Look for meaning not in words /But in the way you're feeling /If it's love we'll understand / For love is all revealing// Like a rhythm like a spell /It sets your soul in motion /Love that's sure could rule the world/ A tide to turn an ocean  zingen ze. Maar het grootste deel van het nummer luidt als volgt:


Zabadak,
Karakakora kakarakak

Zabadak

Shai shai skagalak


Zabadak, Zabadak

Karakakora kakarakak

Zabadak, Zabadak

Zabadak
Shai shai skagalak


Zabadak, Zabadak

Karakakora kakarakak

Zabadak
Shai shai skagalak (3x)

 

Soms lijkt alles in elkaar te grijpen, lijkt het of alles met alles te maken heeft. Hoe dan ook, ik zit (het is een heuse oorwurm) nu dus wel voor een paar dagen met Zabadak  ik mijn hoofd. Je kunt dit nummer van Dave Dee, Dozy, Beaky, Mick & Tich op YouTube beluisteren.

Bert BEVERS

Partager cet article
Repost0
6 août 2013 2 06 /08 /août /2013 15:03

 

ijdeledagen-200-b.jpg

Vier mannen delen een groezelig appartement van een huisjesmelker. Legalen, illegalen en een marginaal. Onverwachts krijgen ze bezoek van een vrouw. Stoornis in het systeem. Het brengt ze aan de praat. Over zichzelf, de verhouding tot elkaar en hun gedacht over de positie van de vrouw.

IJdele dagen is een bescheiden voorstelling, maar zit wel stevig in elkaar en draait mooi rond. Essentie primeert. Het publiek zit en rondén op het speelvlak. Zoals het leven is. Iedereen leeft altijd midden in de maatschappij. Niets blijft geheim en de mens is een groepsbeest. Hij moet communiceren om te overleven. Maar bestaat hij wel in de huidige maatschappij waarin papieren en stempels belangrijker zijn dan meningen en gevoelens.

De mannen discussiëren hierover, maar het is [weeral] de vrouw die het probleem kernachtig samenvat: ‘Ik ben niemand zonder mijn identiteitskaart. Zonder mijn rijbewijs, zonder mijn pinkaart.’ Al zoekend naar het juiste evenwicht over hun plaats, komt deze minigemeenschap toch altijd weer uit bij de vrouw. Zij is de draagmoeder van de sociale toestanden in zowel een familie als in een staatsbestel. De mannen geven het niet toe, maar ze verraden zich wel. Want is de vrouw niet de oorsprong van de schepping? Gustave Courbet heeft dit in 1866 al bevestigd met zijn schilderij L’origine du Monde.Alles draait rond de vrouw en haar vulkaanmond, de vulva.

Een tweede speerpunt van die gedachte in de voorstelling is het moment waarop de marginale man, een Belg, model voor alle blanken, op zijn trompet het beroemde lied Summertime uit Porgy and Bess speelt. Zwart en blank komen dan samen, de intimiteit sluipt naderbij. Zo naderbij dat wie ook, van welke kleur of overtuiging een partner zoekt. Zeker wanneer het bloed bloeit en de eeuwigheid lokt. De voortplanting is een bewijs dat je zelf bestaan hebt. Zelfs al heb je geen papieren. Zelfs al heeft de man in het land van herkomst al een vrouw [en een kind].

Naar het einde toe wordt het publiek betrokkene, althans vier ‘uitverkorenen’. En de ‘sans papiers’ en de marginale worden toeschouwers. Aan hen wordt door de vrouw de vraag gesteld: ‘Wie van hen verkies jij? Als partner? Of uitgewezen [gedood] wordt?’ Het risicomoment van de voorstelling als werkelijkheid. Stel dat de toeschouwer, zo te kijk gezet, dit niet neemt, op opstand komt? De kans dat dit gebeurt is echter klein. Door het oprechte spel van de acteurs, een Braziliaan, een Senegalees, een Marokkaan, een Belg [de marginaal] en de vrouw [idem].

De toneeltekst is simpel, lijkt wel uit het randnieuws van de krant geplukt. Elke zin is echter zinvol. Past in het plaatje: de vermenging van rassen en culturen en hoe die langzaam maar zeker zijn vorm zal vinden, welke besluiten er ook getrokken worden door de mensen en gemaakt worden door de overheid.

IJdele dagen, een les in culturele ontwikkeling op weg naar een wereldbeschaving. In het snel naderbij komend nieuwe theaterseizoen gaat de voorstelling het land in. Niks slaapverwekkend aan… al viel de man naast mij voortdurend in slaap, maar ja, die had meer dan waarschijnlijk te lang in de zon gezeten.

Guido LAUWAERT

IJDELE DAGEN – productie ’t Arsenaal / Gen2020 / Mestizo Arts Festival

www.theateraanzee.be
www.gen2020.be

Partager cet article
Repost0
5 août 2013 1 05 /08 /août /2013 12:00

 

Couperus-culinair.jpg

Het moet maar worden afgewacht welke moderne Nederlandstalige auteur over een eeuw nog gelezen wordt. Er zijn er heel veel, en op veel van hen is een mooie uitspraak van Jules Renard van toepassing:“Un écrivain très connu l’année dernière.” Maar er zijn er die ontegenzeglijk naam gemaakt hebben. Iemand als Harry Mulisch bijvoorbeeld moet er bij leven heilig van overtuigd zijn geweest dat zijn werk de generaties zal overleven. Dat echter zal nog moeten blijken. Blijft men Claus lezen? Leest men Vestdijk nog? Wie van de jongere lezers slaat nog werk van Hugo Raes (die leeft nota bene nog), of van Hubert Lampo, of van W.F. Hermans op? En goed, Kristien Hemmerechts wordt (getuige de vele exemplaren van haar boeken op rommelmarkten als die van de Dageraadplaats) wel verkocht, maar heeft iemand die uitgaven ooit gelézen? Het valt eenvoudigweg niet te voorspellen wie er zal overleven.

Negentig jaar geleden overleed Louis Couperus. Hij schreef talloze bijdragen voor kranten en tijdschriften, immens populaire feuilletons als Eline Vere en een fors oeuvre aan symbolistisch proza. Wie had gedacht dat hij in de 21steeeuw nog gelezen zou worden? Hijzelf waarschijnlijk in de laatste plaats.

Voor literaire tijdgenoten van Couperus als Marcellus Emants en Willem Kloos moet wellicht een voorzichtige uitzondering worden gemaakt, maar wie o wie leest nu nog boeken van Geertruida Bosboom-Toussaint, Jan ten Brink, Frans Netscher, Everhardus Johannes Potgieter, Anna de Savornin Lohman of Carel Vosmaer?

Couperus blijft nieuwe lezers aanboren. 133 jaar na zijn geboorte werd de uitgifte van zijn Volledige werken  (in 50 delen) afgerond, er is een Louis Couperus Genootschap dat het tijdschrift Arabesken uitgeeft en in zijn geboortestad Den Haag kun je het Louis Couperus Museum bezoeken. Het literair tijdschrift Extaze wijdde onlangs een volledige aflevering (nummer 6, nummer 2 van 2013) aan ’s mans leven en werk: De wegen van Couperus.

En alsof dat allemaal niet volstaat, is er nu Couperus Culinair – De lievelingsgerechten van Louis Couperus  van José Buschman. Ik moet nog zien of er begin volgende eeuw zo’n liefdevol vervaardigd boek zal verschijnen rond de culinaire voorkeuren van Harry Mulisch.

Bart van den Tooren gaf het boek voorbeeldig vorm. Het is rijkelijk geïllustreerd, ook met foto’s van gerechten waar de auteur graag van smulde. Couperus was een zoetekauw. Levenslang bleef hij een voorkeur houden voor de keuken van het land waar hij zijn hart aan verloor, aan de Indische keuken. Hij hoefde later maar een Indische lekkernij te proeven om in één klap terug in zijn kindertijd te zijn, zoals bij het proeven van kwee kleplon: ‘ronde koekjes, wit van klapper als sneeuw, en beetje er in, druipend van Javaansche suiker.’

Hoewel hij zelf niet kookte schreef hij vaak over eten. Vaak liet hij zijn romanfiguren rijsttafelen, waarbij hij expliciet gerechten als dengdeng, pisangrijst, roedjak, sambals en stroop soesoe vermeldde. In de tijd dat hij en zijn vrouw Elisabeth in Italië woonden sloop de Italiaanse keuken zijn werk binnen: macaronipastei met hanenkammen, levertjes en olijven, Asti-bowl met stukjes abrikoos en ijs. Hij was dan zelf wel geen keukenprins, hij wist wél wat lekker was.

Voor dit boek ploos José Buschman Couperus’ oeuvre na op gerechten waarvoor het recept te reconstrueren viel. Ook raadpleegde zij de kookboeken die zich ten huize Couperus bevonden. Zo had Elisabeth Couperus La Scienza in cucina e l’Arte de mangiar bene van Pellegrino Artusi (uit 1891, maar nog immer in druk!), Recepten van de Haagsche Kookschool van mejuffrouw A.C. Manden (1895) en Moderne Kookkunst van François Blom (1891) in de kast.

Hoe rook de eeuw van Louis Couperus,” vraagt Buschman zich in haar inleiding af. “Welke geuren kon men in huis en op straat zoal opsnuiven tussen 1863, Couperus’ geboortejaar, en 1923, het jaar dat de beroemde schrijver overleed? Sinds een paar jaar is er niemand meer in leven die ons dat uit eigen ervaring kan vertellen […] over hoe het rook als de meubels in de boenwas stonden, het haar was gepommadeerd, de paarden voor de koets werden aangespannen, de gaslantaarns waren aangestoken en de inktpotjes op school opengingen. Er is echter één geur die nog altijd voortleeft: de heerlijke geur die hing in de keuken en de eetsalon van onze overgrootouders. Want we hoeven maar te koken volgens een recept van vroeger om ons meteen terug in die tijd te wanen.”

Couperus-culinair-2.JPGBuschman mag dat zeggen, want Couperus Culinair  staat boordevol van de meest verfijnde recepten. Dit boek is aardig om te lezen en te bekijken, maar beslist ook om te gebrúiken. De recepten worden begeleid door toepasselijke citaten. Een culinair en literair festijn! De lezer gaat gegarandeerd aan de slag met (bijvoorbeeld) zwezerik met asperges, gefarceerde lomboks met garnalen, maccheroni alla Napoletana, bruschette con caviale of patrijs in gelei. Een smakelijke aanrader! Zo, en nu even mijn lippen afvegen….

Bert BEVERS


Couperus Culinair – De lievelingsgerechten van Louis Couperus, José Buschman, met een voorwoord van Johannes van Dam, Uitgeverij Bas Lubberhuizen, Amsterdam, 2013, 176 p., ill., 29,95 €. ISBN 978 90 593 7337 2

Partager cet article
Repost0
5 août 2013 1 05 /08 /août /2013 06:09

 

Zuurvrij24.jpg

Met de nieuwe Zuurvrij ben ik eens te meer volop in terra cognita.

In Mededelingen 213 wees ik al op de bijdrage van Yannick Dangre als gastschrijver in Zuurvrij, het onvolprezen tijdschrift van het Letterenhuis te Antwerpen.

Uiteraard staat er meer lezenswaardig in de jongste aflevering (nr. 24, juni 2013).

Aan de hand van in het AMVC bewaarde documenten handelt Johan Vanhecke over 'De teloorgang van een dichter. Mistsluiers rond Kamiel Top'. Jarenlang heb ik het hardnekkige en secure onderzoek van Werner Spillemaeckers pp naar leven en werk van Kamiel Top op de voet mogen volgen, en ik heb zelf vertrouwelijke gesprekken over Top gevoerd met Karel Jonckheere. Gaandeweg werd het duidelijk dat Jonckheere en Roger Pieters (twee bevoorrechte getuigen) jarenlang een rookgordijn hebben opgetrokken om de reputatie van Top, overleden op 4 maart 1945 in het concentratiekamp Flossenburg in Beieren, te beschermen.

De eerder schroomvolle en bescheiden Werner Spillemaeckers aarzelde niet met zoveel woorden te stellen:

De teksten van Karel Jonckheere en van Roger Pieters - en van anderen in hun spoor - zijn onbetrouwbaar. En ik ben ervan overtuigd geraakt: gewild onbetrouwbaar. Er wordt gemanipuleerd en verzwegen. De vraag is: Waarom?

('Is Kamiel Top een zoon van Willem Elsschot?', in: Vlaanderen, jg. 45, 1996, pp. 282-286)

Dit alles wordt nu gedocumenteerd bevestigd door het overzichtelijke artikel van Johan Vanhecke. Het laatste woord is echter nog niet gesproken. Maar dat is uiteraard niet de bedoeling van Zuurvrij. Ik zal het er wel ooit nog over hebben...

*

De samenwerking van briefwisselende leden van Pink Poets Ivo Michiels en André Delvaux wordt door Isabelle van Ongeval als 'magisch' bestempeld. Michelle Crickemans blikt terug op de strijd van het theater van Fred Engelen en Tine Balder (vrienden van Floris Jespers en van Gaston Burssens) in Zuid-Afrika. Manu van der Aa publiceert, de biograaf van Paul-Gustave van Hecke, publiceert dit najaar het verzamelde Nederlandstalige proza van Pégé. Hij blikt terug op de 'voordrachten en andere esbattementen' van het tijdschrift De Boomgaard.

Randstad5.jpg

Het tijdschrift Randstad, waar ik in de jaren zestig veel aan had (ik ontdekte er o.m. de poëzie van Hans Magnus Enzensberger) wordt aan de (voorlopige) vergetelheid onttrokken door Saskia van de Molengraaf.

Jan Robert heeft het over de late maar nog tijdige ontmoeting van Elisabeth Eybers met Jan van Nijlen en Jan Lampo focust op Mathieu Ignace van Brée.

Zuurvrij24TWEE.jpg

Zuurvrij dient zich neutraal aan als 'berichten uit het Letterenhuis'. Achter dit bescheiden uithangbord gaat echter een voorbeeldig vormgegeven en rijkelijk geïllustreerd tijdschrift schuil dat geen enkele connoisseur van de Nederlandse letteren onverschillig kan laten. Zuurvrij verschijnt twee keer per jaar (juni en december), een abonnement voor twee jaargangen (4 nummers) kost slechts 20 € (losse nummers: 6 €.) Zuurvrij, Zacht Lawijd, Kunsttijdschrift Vlaanderen en Wetenschappelijke tijdingen zijn vier tijdschriften die ik voor geen geld van de wereld wil missen.

Henri-Floris JESPERS

 

De bijdrage van Werner Spillemaeckers over Kamiel Top in Vlaanderen is online te raadplegen:

http://www.dbnl.org/tekst/_vla016199601_01/_vla016199601_01_0082.php

Partager cet article
Repost0
4 août 2013 7 04 /08 /août /2013 18:00

 

TAZ.jpg

 

Twee voorstellingen op de openingsdag, wisselend van kwaliteit. Maar eerst een impressie over het fenomeen Theater aan Zee, kortweg genoemd TAZ.

Van al de theaterfestivals is TAZ het meest kindvriendelijk, volks en beantwoordt het aan zijn beginselverklaring: het bereiken van mensen die zelden naar het theater gaan en/of tijdens hun vakantie ook wat meer willen dan dijk, strand en het eeuwig gezeur van de zee. Veel vrijwilligers, van alle leeftijden, met een groot engagement, zonder kapsones. Het grote nadeel is dat TAZ uit zijn voegen dreigt te barsten. Bewegwijzering naar de verschillende locaties is schamel. Plaatselijk is de organisatie behoorlijk maar vergt veel improvisatie van de medewerkers. ‘Jongens, ‘t is zomer. Gauw, ’t zal wel in orde zijn. Joak, dat tafeltje is te kliene, ik ga d’er nog een ander zoeken.’


Een groot gemis is dat op de locaties in de duinen of in de haven geen drankstandje aanwezig is. Op het Malta Festival in Poznań (Polen) was er op elke locatie een koffiestand van een sponsor, waar je – tegen betaling – een shot kan krijgen. Dat je nodig hebt na uren rondzwerven en zoeken naar wel erg verspreide ‘speelpleinen’. Ook flesjes water waren er niet voorzien.


Het programma is sterk Vlaams gericht, met een paar uitschieters naar Nederlandse producties. Veel ervan zijn al vertoond. Daar nog een oordeel over geven is zoeken naar een variatie. Die enkel kan gericht zijn op de band met waar TAZ voor staat en de status ervan als theaterkermis.
Wat ook opvalt is dat mediasponsor De Morgen alom aanwezig is. Vaste en losse medewerkers van de krant hebben wel een klusje. Sponsors mogen sterk op de achtergrond aanwezig zijn, maar niet prominent in beeld komen. Of je speelt een deel van je vrijheid kwijt. Heeft TAZ een eigen gezicht of slechts een masker geplakt op het gezicht van de krant?

Maar verder niets dan lof voor TAZ. Het is uitgegroeid van een afterhippie happening tot een volwaardig festival, zonder de pretentie van het jaarlijks Theaterfestival waar de beste producties van het jaar herhaald worden, maar die niet de beste blijken te zijn. Wat de jury ook toegeeft. Een zwak jaar waar het beste van het mindere uit gekozen werd. Beter ware geweest om te zeggen, jongens, de buit is zo goed als waardeloos. We slaan een jaartje over. Dat zal een lesje zijn voor de vrijbuiters, de strandjutters, wat theatermensen in wezen toch zijn. Al of niet verenigd in een gezelschap.

BALLAST


Dirk Pauwels, stichtend lid van het Gentse theatercollectief Campo, is met pensioen. De theatermicrobe echter niet. Om die reden heeft hij een gezelschap gesticht, De 3eColonne, bestaande uit één lid: hijzelf. Het grote verschil met zijn vroegere werk is dat hij het reguliere gezelschap aan de deur heeft gezet, net als subsidies, infrastructuur en dossiers, en zich focust op producties zonder techniek. Alle aandacht gaat naar het spel, de productie. Belangrijkst van al is de band met de acteur[s] en hun boodschap, als voorstelling verpakt.


Een eerste is
Ballast. Een monoloog van en door Ann Saelens. Deze voorstelling gaat door in huiskamers, en valt dus onder de noemer huiskamertoneel, een fenomeen dat niet nieuw is, maar toch altijd fris blijft. Een klein publiek en de organisator, de bewoners, ontvangen de bezoekers als zijn het huisvrienden. Ze krijgen een drankje en na afloop een zomers slaatje.

Ann Saelens is een corpulente dame, en daar gaat haar monoloog over. Aan elke mens scheelt wat, bij de ene innerlijk, bij de andere uiterlijk, bij een derde, de grootste groep, zowel innerlijk als uiterlijk. Ann Saelens behoort tot de derde categorie. Ze vertelt hoe ze door de mensen, van jong naar oud, besnuffeld en soms vals geknuffeld wordt. De vele anekdotes draaien rond de vraag: Wat maakt de mens? Elke mens heeft zijn kwetsbaar punt. Dat benadrukt Ann Saelens via een afdaling naar haar hel. Is daar een hemel te vinden? De oplossing voor haar is om, niet met vrienden, maar met vreemden over je probleem te praten, zonder een antwoord te verwachten. De vragen die ze stelt zijn retorisch van aard. Antwoorden bestaan niet.

Een bijzonder goede productie met slechts één storend element. Ze zit aan een tafeltje. Daarop staat een fles wijn en een glas. Af en toe neemt ze een slok. Een cd-player staat ook op de tafel. Een paar maal duwt ze de startknop in en klinkt een lied, een muziekfragment. Het lijkt te veel op een pauze. Is te weinig geïntegreerd in het verhaal, hoewel het daar wezendeel deel van uitmaakt. Een andere regietruc zou dat mankement vermeden hebben.
Meest indrukwekkend is het eindbeeld. Ze drinkt een glas wijn terwijl een muziekstukje uit de klankkasten rolt. Dán zijn spel en muziek één geheel. Ze gorgelt in de wijn. Druppels spatten op haar huid, haar zwart kleed, vallen op de grond. Dit is mijn lichaam, dit is mijn bloed. De samenvatting van een pakkend verhaal, integer gebracht.

De productie, zo’n veertig voorstellingen oud, zoekt geen geschetter en gekletter in de media. Ze dreigt in de schaduw te blijven. Jammer. Daarom als uitsmijter nog dit. Iedereen kan deze voorstelling boeken. Heb je een iet of wat ruime huiskamer, kan je twintig, dertig mensen ontvangen, wat let je? Er is geen honorarium aan verbonden. De bezoekers stoppen een eigen bijdrage na afloop in een kous. Jaarlijks wordt de opbrengst gelijk verdeeld onder de spelers. Ook geld heeft voor De 3eColonne aan belang ingeboet. Het is enkel een quotering, heeft geen kapitalistisch waarde.

 

BLUE REMEMBERED HILLS


Dennis Potter, de auteur van dit toneelstuk [oorspronkelijk een televisiestuk], is ooit de Shakespeare van de televisie genoemd. Terecht. Hij is de auteur en drijvende kracht achter de BBC-trilogie Pennies from Heaven, Lipstick on your collar en het absolute hoogtepunt The singing detective.Latere televisieseries waren ook meesterwerken.
Het geheim van al zijn werken schuilt in sterk autobiografische elementen, maar op zulke wijze gepresenteerd dat velen er zich in kunnen vinden. De Tweede Wereldoorlog speelt een cruciale rol, de koolmijnen en het landleven met zijn volkse trekjes waaruit een sterke sociale boodschap opstijgt. Wat zijn werk extra aantrekkelijk maakt is dat hij de taal van zijn geboortestreek [Berry Hill, Forest of Dean, Glouchestershire] behouden heeft, maar het toch begrijpbaar maakt voor alle Engelstaligen. Het is streekgebonden zonder dialectische druk. Het vraagt wel, bij vertaling, een Bargoense invulling.

Het Antwerps theatercollectief De Roovers, curatoren van TAZ 2013, heeft een al te brave vertaling gebruikt. De hardheid uit de volkscultuur van Potter is zoek. De toeschouwer, niet vertrouwd met het werk van Potter, kan zich niet eens de vraag stellen of die er wel is. Nochtans is die noodzakelijk om tijd en plaats te accentueren. Goed, je kan een stuk uit zijn tijd en plaats halen. Helaas is dat niet mogelijk met het werk van Potter. Zeker niet voor jonge mensen die de oorlog niet lijfelijk hebben ervaren en dat soort kindertijd niet hebben gekend. Je moet al boven de vijftig zijn om de persoonlijke problemen van Potter, die hij in Blue Remembered Hills dik in de verf zet, en schildert op zijn jeugdvrienden, om die indringend aan te voelen. En dat wilde Dennis Potter net juist. In elk stuk, in elke serie. Het is telkens zijn wereld met zijnmensen.

Het stuk speelt zich af in de natuur, een bosrijke omgeving [zie zijn afkomst], maar eist een uitdrukkelijke intimiteit. De Roovers hebben van de voorstelling een locatieproductie gemaakt, goed idee, in de duinen. De grote fout is echter dat ze te veel over en weer hollen in een al te grote ruimte. Het claustrofobisch karakter van het stuk gaat daardoor verloren. Bovendien, de gevoelsmatige elementen van de tekst gaat door het hijgen, ook zij zijn niet meer van de jongste, verloren. Het is ook bijzonder vreemd ze honderd meter verder te zien roepen, maar hun stem te horen in een klankkast op een meter van de stoel waar je zit. Ze spelen ook niet, maar ze dreunen hun lijnen af. Zoals gebruikelijk bij De Roovers kiezen ze goede stukken, maar het ontbreekt ze aan karakter. Iets wat een leider, of een coach kan geven. Het samen beslissen leidt altijd toch een zwak resultaat.

De auteur heeft opzettelijk gekozen om kinderen door volwassenen te laten spelen. Weer zo’n typisch trekje van Dennis Potter. Een groot aantal kinderlijke trekjes verliest de mens als volwassene niet. Het is geen gimmick, zijn keuze, maar een verwijt aan de beschaving. Grote mensen blijven kleine. Hun primitieve elementen, mede mogelijk gemaakt door hun verwanten en de rotzooi van hun tijd, blijft bestaan. Soldaatje spelen ontstaat uit het soldaatje zijn van hun vaders en maakt van hen in het later leven soldaten in burgerkloffie.
Het collectief hanteert in beweging en spraak een kindervorm. Dat is leuk voor vijf minuten. Na een kwartier wordt naar een breuk gesnakt. Een omwenteling. Of op z’n minst een evolutie. Wat in het oorspronkelijke stuk aanwezig is.

De voorstelling loopt verloren in zijn eigen rommel als vormgeving ingelijst. En wat ook danig stoorde was de stotteraar. In elk stuk stak Potter een stotteraar. Het heeft een oorzaak. Maar in deze voorstelling is daar niets van te merken. Het gestotter heeft geen geestelijke afwijking. Is enkel een hortend, struikelend praten. Pijnlijk.

Guido LAUWAERT

Partager cet article
Repost0
4 août 2013 7 04 /08 /août /2013 11:00

 

Cinema-Trivia-1-copie-1.jpg

Hoewel hij schitterde in fraaie spektafels als Samson and Delilah, The Robe, Demetrius and the Glatiators  en  The Egyptian  nam Victor Mature (1913-1999) zichzelf niet al te ernstig. Ooit zei hij: “I’m no actor, and I’ve 64 pictures to prove it.” Nu zag ik een film met hem, waarbij ik hem gelijk moet geven. Wat een statische rol, als Romeins officier. Het betreft Androcles and the Lion  van Chester Erskine, uit 1952. Dat is een bewerking van het gelijknamige stuk van George Bernard Shaw (die in de optiteling fraai te zien is als ‘Romeinse’ buste). Behalve voor Mature is er een hoofdrol voor de betoverend mooie Jean Simmons (1929-2010). Veel acteurs uit deze film bereikten de leeftijd der sterken. De titelrol wordt gespeeld door de zich nu in zijn 94ste levensjaar bevindende Alan Young (het meest bekend als Wilbur Post in de ooit populaire televisiereeks Mr. Ed). Wat een overacting spreidt die tentoon!

Het gegeven in se is interessant: Androcles verlost een wilde leeuw van een lelijke splinter in zijn poot. Als hij later het Colosseum in wordt gestuurd als leeuwenvoer weigert het roofdier in kwestie hem iets te doen omdat het hem herkent.

Cinema-Trivia-2-copie-1.jpg

Natuurlijk waren de animatiemogelijkheden zestig jaar geleden nog erg beperkt, maar toch is de leeuw in sommige scènes wel erg duidelijk een man in een leeuwenpak. Daar valt iets aardigs over te zeggen, want tot mijn stomme verbazing ontdekte ik dat op de titelrol van deze rolprent ook Woody Strode prijkt! We kennen deze Woodrow Wilson Woolwine Strode (1914-1994) uiteraard uit films als  The Ten Commandments   (1958), Tarzan’s Fight For Life  (1958) en vooral  Spartacus  (1960) en Once Upon A Time In The West  (1968). Hij speelt hier (hoewel nergens herkénbaar)….de leeuw! Ach ja, je moet allemaal ergens beginnen zullen we maar denken.

Ik waarschuw u: het is een slechte, houterige film. Maar: te zien op het wereldwijde web. Wie toch wil kijken moet de Spaanse ondertitels negeren:

http://www.youtube.com/watch?v=0BtMo3hXt0I

Bert BEVERS

Partager cet article
Repost0
2 août 2013 5 02 /08 /août /2013 18:50

 

Philip-Heylen006.jpg

Philip Heylen

 

In veel landen worden de mensenrechten van holebi’s nog altijd met voeten getreden. Lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders worden soms zo ernstig bedreigd dat hun leven gevaar loopt. Anno 2013 is homoseksualiteit nog in 76 landen strafbaar; in vijf landen staat er zelfs de doodstraf op. In aanloop van de WorldOutgames 2013 vond donderdag in Antwerpen de mensenrechtenconferentie van de WOGA plaats, in aanwezigheid van o.m. de befaamde mensenrechtenactiviste en advocate Alice Nkom uit het West-Afrikaanse Kameroen. Ik mocht mee in debat gaan, en mijn stelling is duidelijk: we mogen geen duimbreed toegeven wanneer de gelijkwaardigheid van holebi’s in het gedrang komt, maar we mogen tegelijk niet in de fout trappen van de landen die mensen uitsluiten omwille van hun seksuele geaardheid: uitsluiting bestrijdt je niet met uitsluiting. Integendeel, we moeten elke internationale meeting of conferentie aangrijpen om aan de discriminerende landen en regimes uit te leggen waar ze fout zitten, en dat de gelijkwaardigheid van alle mensen ons hoogste goed is.

Behalve Alice Nkom, zaten ook Phyll Opoku, Adebisi Alimi, Enrico Dos Santos en Bart Abeel in het panelgesprek o.l.v. Nathalie Delporte. Omwille van het internationale karakter van de WorldOutgames – meer dan 5.000 deelnemers uit 172 landen! – verliep de conferentie in het Engels. Ik zet hier enkele van de punten die ik heb aangeraakt op een rijtje, in het Engels weliswaar.


Dear friends,

I would like to begin with a strong quote.  Not by a politician.  Not by a philosopher.  Not by a writer but by Judy Garland:

Oh somewhere over the rainbow/ Bluebirds fly/ And the dreams that you dare to /Oh why, oh why can’t I?”.

The song tells it all: the desire to be elsewhere or even the desire to be someone else.  A bird for instance. A desire to escape implies that you perhaps don’t belong where you are.  Because who you are.  Because you feel different than the others.

The rainbow.  Red, orange, yellow, green, blue, indigo and violet. The rainbow has become a powerful symbol. The rainbow is a symbol of pacification. Let us not forget that there are countries where there is no peace at all for gay people. Violence rules there for those who are different. The rainbow is a symbol of colorfulness. Diversity is the visible part of tolerance and tolerance is the human part of mankind. The capability not to discriminate, discriminates us from all the other animals. The rainbow is a symbol of inclusiveness. The rainbow is a symbol of hope and yearning, of realizing a civilizationthat truly transforms civilized ideas in reality.  The rainbow, ladies and gentlemen, is the symbol of symbols and therefore…. it is not enough on its own, because it’s only a symbol.

This might surprise you.

This might shock you.

This will not surprise neither shock the people that know me already for a very long time.  Because I have been on the barricades for a very long time. The barricades against discrimination. The barricades against racism. The barricades that strongly condemn the bashing of gay people. The bashing of all kinds of people.

I honestly do not believe that using beautiful words or launching big statements is enough. I don’t believe that pinning the right symbols is enough. And yes, I do defend the values of the rainbow flag but I don’t think that it is enough to hang out a flag and sympathize.

What I really believe in is the old management wisdom: you ought to practice what you preach.

My dear friend Diane von Furstenberg told the world “Just be yourself, not an imitation”. This is an existential duty for each of us in general.

And for politicians in particular. Because true leaders create the circumstances in which people have the opportunity to be themselves.

What we need is inclusion! Article 16 of the Universal Declaration of Human Rights says: “Men and women of full age, without any limitation due to race, nationality or religion, have the right to marry and to found a family”.


Ladies and Gentlemen,

It should be our dream – no matter how difficult to realize – that sexual orientation should be explicitly mentioned be included in this human rights declaration.

What I believe in is that Belgium is one of the first countries that has allowed same sex marriages.

One of the first countries that allows same sex adoptions. Was that easy? No. But we achieved it. Is anyone questioning this in 2013? No. Few or none politicians on the right side or the left side, on the progressive side or the conservative side dare to question this. Because they know that it is widely accepted by our population.  It is something we can be really proud of.


Ladies and Gentlemen,

So being here and speaking to you about the World Outgames in Antwerp is in the first place a personal story. A story of someone, born in ’68, who studied law, has been happily married for almost 20 years with a fantastic women, who feels at home in New York and Berlin and is fascinated by culture, who believes in entrepreneurship, and sometimes feels the need to speak with God and who’s actually a politician. But also a personal story of someone who happens to have a lot of gay men and women among his best friends.  This is a coincidence. And sometimes it is just that little personal touch you need to get touched and to experience the good feeling of defending values that coincide with all the people who are important in your life.

Tom Robinson became world famous with his song ‘glad to be gay’. The city of Antwerp gladly invests in gay events. Why?

First because we truly believe our city has much to offer that isn’t directly gay related, but that will most likely appeal to most requirements of LGBT travellers. For us, being gay friendly is about attitude, a place that is open minded, and able to treat ALL of its visitors, as well as its citizens, with dignity and respect.

Secondly, because we are convinced that an LGBT citizen or visitor is above all a normal curious person, and when exploring Antwerp’s rich culture, history, architecture, gastronomyand art, sexual orientation plays no immediate role.

At the same time we are also convinced that there is much that LGBT citizens and travellers have to offer us in return. All our experiences have taught us that diversity really enlightens and enriches a city. Antwerp has been actively supporting and developing the gay communityfor quite some time, though we grew into it slowly through events as Navigaytion and Antwerp Pride.

This being said, Antwerp does have a thriving gay community to be proud of. The many gay bars, restaurants, clubs and shops that spread throughout the city may be considered as the icing on the cake for LGBT travellers that visit our city.

Antwerp pride is a kind of tautology: we are proud people and we are proud about EVERYONE  that visits our city and lives in it. Today we are proud to host the WorldOutgames.  But this is not the end. On the contrary, we will continue to see to it that Antwerp remains a city where the LGBT community feels at home, can relax and in this way continue to materialize the mission of our city as ‘cool capital’ and, indeed, as an open and international city. Equality is our most precious equity!


Ladies and Gentlemen,

We should not forget in the north what happens in the south. And we should always be conscious in the west about what is happening in the east.  I condemn Russian legislation that punishes people and groups that distribute information considered “propaganda of non-traditional sexual relations”. I condemn that gay teenagers are being tortured in homophobic attacks and forcibly outed on the internet. I condemn president Mugabe in Zimbabwe who told last week that gay people are ‘worse than pigs, goats and birds’. I condemn Iran where homosexuality is still punishable by death.

I condemn the murdering of gay rights activist Eric Ohena Lembembe in Cameroon. In 76 countries all over the world, adult same-sex relationships are criminalized,  I condemn!

But, we should never make the same mistake as some of these countries do.  Exclusion should not be fought with exclusion.

There are also reasons to be hopeful. I truly welcome the new legislation in France. I strongly support President Barack Obama, who said “Our journey is not completed until our gay brother and sisters are treated like anyone else under the law. For if we are truly created equal, then surely the love we commit to one another must be equal as well”. And finally I was overwhelmed by Pope Francis, who said “If someone is gay and he searches for the Lord and has goodwill, who am I to judge?”


Ladies and gentlemen,

I am perfectly aware that a lot of work still needs to be done, therefore I would like to emphasise the importance of the World Outgames and the Antwerp Guidelines who were adopted today at the third edition of the Conference on Human Rights of the WorldOutgames:  “From Safe Harbours to Equality”

I would like to express my great gratitude to GLISA, Bart Abeel and the organisation for working so hard on this marvellous event. I would like to thank them with a quote of Mahatma Ghandi when he wrote ‘tolerance is not about being different but about dealing with others being different’.

Philip Heylen

Vice Mayor for Culture, Economy, City Maintenance and Property Management

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche