Voor deze jaarlijkse kerstdiner in Opus 4, Desguinlei 90 2018 Antwerpen kunt u met uw menukeuze reserveren op 0498 30 60 10.
En de muzikale verrassing van wereldniveau verklappen we lekker niet…
Een organisatie van www.love2arts.be
Frank DE VOS
Voor deze jaarlijkse kerstdiner in Opus 4, Desguinlei 90 2018 Antwerpen kunt u met uw menukeuze reserveren op 0498 30 60 10.
En de muzikale verrassing van wereldniveau verklappen we lekker niet…
Een organisatie van www.love2arts.be
Frank DE VOS
Het literaire concern Behoud de Begeerte heeft acteur/auteur Josse De Pauw en Corrie van Binsbergen met gitaarimprovisaties het pad op gestuurd om zijn afdeling Geletterde Mensen te promoten.
Na een poëtische begroeting die mooi klinkt maar verloren hinkt in de mist, volgt een verhaal over een eenzame flatbewoner die verliefd wordt op zijn Japans buurmeisje in hetzelfde woonblok. Wanneer zij haar jaarlijks bezoek aan de familie brengt houdt hij het geen tien dagen vol en gaat haar achterna. Na heel wat omzwervingen met als grootste hindernis het taalverschil vindt hij haar geliefde bamboebosje waar ze hem in Brussel over verteld heeft. Daar gaat hij zitten en stuurt een jongen met een kaartje naar haar toe, waarop hij geschreven heeft: ‘Je suis là, tu viens?’ Dat zorgt voor een teder einde van het verhaal: ‘Ze droeg een lichtblauwe zijden kimono met daarop geborduurde kraanvogels en ze knielde naast hem neer en zei dat ze voor hem zou zorgen. Voor altijd / pour toujours.’
Na dit verhaal van eigen hand volgt de apologie van Herodes over zijn bevel tot de moord op de onnozele kinderen. Een poëtische monoloog van W.H. Auden in een vrije vertaling van de verteller. Het is een verantwoording gekruid met een gevoel van spijt. Maar hij is nu eenmaal de hoogste Romeinse ambtenaar, verantwoordelijk voor de orde in bezet gebied. ‘Wat is dat toch, dat op de lange duur beschaving altijd weer beroep moet doen op die professionele opruimers voor wie het allemaal eender is, Pythagoras of een moorzuchtige gek. Lieve hemel, waarom kon deze zielige zuigeling niet ergens anders geboren worden?’
Het programma sluit af met ‘The Miracle of Love’, het scherpe liefdeslied van Annie Lennox. Groet en applaus, als naar gewoonte. En zoals gebruikelijk een bisnummer. Opnieuw van de hand van Josse De Pauw. De wil om de mens te overtuigen van zijn geloof in hem en op hoop van zegen, via een aantal voorbeelden van zijn smaak en stijl, wederkerigheid daarvan.
Liefde, daar draait het om in deze voordracht balancerend tussen poëzie en proza. Corrie van Binsbergen zet zich ten volle in om de tederheid een extra laklaag te geven. Helaas borstelt ze te grof, waardoor haar gitaarspel vaak de muziek van de verhalen overklast. Ze speelt elektrisch terwijl deze vierdelige liefdesverklaring akoestische ondersteuning eist. De wil om zich op gelijk niveau te stellen met de verteller is slechts geslaagd in een jazzy versie van het lied van Annie Lennox.
Zet Josse De Pauw op het grootste plein ter wereld en hij palmt het helemaal in. Het enige wat voor een storing op de lijn kan zorgen is een zwakke formule. En dat is de voornaamste reden waarom deze aflevering van Geletterde Mensen als een tussendoortje in het geheugen van de toeschouwer blijft kleven.
En had de verwarming in de KVS waar de première plaatsvond een paar graden hoger gestaan, zou dat een pond gescheeld hebben op de sfeer van de voorstelling en de inleving van de toeschouwer.
Guido LAUWAERT
Korte tournee door Vlaanderen - www.begeerte.be
De hele Berg was al onteigend en de hele
omgeving was al Sperrgebiet
om het uitzicht niet te bederven.
Het was in Berchtesgaden op het bordes
van zijn Beiers buitenverblijf
dat de kanselier in een wit colbert
met rode armband
plots een huppeltje maakte.
(Ja, hij maakte zowaar een sprongetje
in de zonnige Alpenlucht)
Had hij dat maar meer gedaan
(Groot-Duitsland was toen al groot genoeg).
En elke dag zo’n lange Tiroolse pijp gerookt
of zo’n dure dikke Wilhelminische sigaar.
Had hij maar voor forel of gevogelte gekozen
en Moezelwijn of Bourgognewijn van een goed jaar.
Had hij maar echt gesabbeld aan de witte borsten
van een Eva, een Maria, een Ullah en een Rosa.
Zijn herinnering aan Poelkapelle (bij Ieper)
en aan Ploegsteert (bij Armentières) was
dan al lang vergeten, verdrongen en vervaagd.
Was hij maar in het walsende Wenen gebleven
als een die slaapt in een oud ijzeren ledikant
of een abonnee van Die Fackel in een Weens Café.
Hendrik CARETTE
Op de dag dat ik sterf zal ongeveer 200 jaar mondelinge geschiedenis met mij verdwijnen. In een muf archief of digitaal geïnventariseerd, blijven onze resten nasmeulen: akten, geboorte, huwelijk en sterfdata, documenten allerhande…
“Ik heb een steen verlegd in een rivier op aarde.
Het water gaat er anders dan voorheen.
De stroom van een rivier hou je niet tegen.
Het water vindt altijd een weg omheen”.
(De Steen, Bram Vermeulen)
Het verdwenen verleden met dierbaren die je blijven ontbreken, aan wie je nog zoveel wilde vragen. De antwoorden zijn de sluitstenen die in het ooit verdwenen. Mijn grootmoeder was iemand die zoals in het lied van Bram Vermeulen een markante steen in mijn rivier verlegde. Mijn adem stokt nu ik aan haar denk, haar beeld stuitert in mijn pen. Ik denk in haar lievelingskleur: beeldig oudroze zoals haar blouse die ze aan had, toen aan tafel in de keuken, de sanseveria’s stonden netjes op de vensterbank. Hesprolletjes met kaassaus of ossentong in Madeirasaus met champignons. De aardappelpuree werd een vulkaan, de krater vulde ik met de rode saus zoals het vloeibaar magma dat Pompeï ooit verstomde. Op school hadden we erover geleerd…
Anna Rubens
Ik zit nog steeds aan die tafel. Mijn weemoed blijft er verjaren. Mijn lijf blijft er zeurend naar nijgen. Is het daar dat ik dank zij haar aan het verleden bleef kleven, geschiedenis ging studeren, nog af en toe de rug van Le Petit Larousse streel, me de geur herinner van beduimelde steekkaarten in de universiteitsbibliotheek, nog steeds mijn tien jaar oude Nokia-gsm gebruik, voor velen nu een brok industrieel erfgoed, ik angstvallig over allerlei familieprullaria waak?
Ze vertelde me over het wel en wee van vóór de Eerste Wereldoorlog, over de zelfmoord van Jan, haar oudere broer vanwege een afgewezen liefde, over de verschrikking van zijn doodstrijd die drie dagen duurde( hij had een vloeibaar zuur gedronken en was hierdoor inwendig verbrand), over haar jaren op internaat bij ‘de nonnekes’, over het signum, een goede Belgische gewoonte dat ze opliep omdat ze op de speelplaats Nederlands had gesproken en deze op het einde van de dag niet tijdig aan een betrapte medeleerlinge had kunnen doorgeven, La conjugaison des verbes français die ze als straf hiervoor moest overschrijven, dat ze niet naar de cinema mocht, de Cameo want volgens haar moeder waren dat allemaal onzedige films waar mannen en vrouwen elkaar ‘aflikten’, over ‘franke’ dokwerkersvrouwen die hun zatte venten uit een van de vele cafés in de buurt sleurden, over de miserie van de mensen, hoe dezen te voet naar Beveren gingen om eieren te kopen omdat ze er een paar soukes goedkoper waren, en hoe ik als een kind van 1956, een bakelieten jaar met al veel auto’s, telefoons, het eerste nylon, transistorradio’s en plexiglas verwonderd opmerkte:” Moemoe, wat hadden jullie toch veel tijd…’
Ze verhaalde me de vlucht met een kruiwagen vol have en goed geladen toen het Duitse leger Antwerpen naderde, hoe ze als ‘Les réfugiés‘ van Alfred Ost met mijn overgrootmoeder en haar jongere zus, tante Lisa over de Schelde trok, over de noodbrug die de genietroepen van het Belgische leger had aangelegd, de ‘Petrol’ die brandde, hoe ze in Sint-Niklaas strandden en op advies van de burgemeester terug naar huis keerden, over de Ulanen, de gevreesderuiterlanciers die in de straten verschenen en die ze steels van achter het gordijn bekeken, over de geit die ze stiekem voor de melk hielden, het tekort…
‘Les réfugiés’, 1917, van Alfred Ost ( 1884-1945)
Ik werd een luisterende spons om de familiegeschiedenis op te zuigen…
Haar vader, mijn overgrootvader was Adrianus Rubbens, het kakkernestje van een rijke herenboer uit Chaam in het Nederlandse Noord-Brabant, iemand die met zijn wandelstok langs zijn velden kuierde om de knechten te inspecteren. De marmeren communiebank en de kruisweg in de parochiekerk werd door de familie Rubbens geschonken. Twee zusters zijn in het klooster getreden. Jan-Baptist, zijn oudste broer stierf op in 1865 – hij was 24 jaar- als zouaaf voor zijn Pio Nono te Rome. Aan deze Pius IX danken we het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria en de Onfeilbaarheid van de Paus. Over de Pauselijke Zouaven, een stukje vergeten verleden, berichtte ik op 27 februari 2013 in Mededelingen. (1)
Zoals in het spreekwoord droeg mijn doortastende overgrootmoeder ‘de broek’ . Mijn overgrootvader Adrianus was eerder een terug getrokken man, had in feite nooit moeten werken en was zoals zijn achterkleinzoon gezegend met twee linkerhanden. Hij was dan ook een ‘moderne’ huisman die voor zijn twee dochters zorgde, in de keuken met een klein oog voor variatie, afwisselend ‘brokkenpap met siroop’, ‘savooistoemp’ op tafel zette…
Slechts eenmaal per jaar kwam hij buiten en toonde dan zijn katholieke aanhankelijkheid door als ‘nen Hollander’ ostentatief in de processie van zijn parochie mee te lopen. En dat in het ‘rode’ Hoboken van vóór de Eerste Wereldoorlog, tot grote ergernis van mijn overgrootmoeder Catherina of 'Trien van de nieuwe winkel'. Samen waren ze in 1906 op ‘t Heike, een kruidenierszaak begonnen en van die van ‘den baseng’ en die van ‘de metallurgie’ moesten ze leven. De pastoor van de parochie van het H. Hart in de Krugerstraat was de winkel komen inzegenen. Toen was er slechts een kapel. Voor de kerk die er nu staat te verkommeren, heeft ‘ons moe’ met allerhande activiteiten meegeholpen om de stenen te verzamelen.
Catharina was een dochter van een Kempisch keuterboertje uit Minderhout en als jong meisje uit een kinderrijk gezin moest ze zoals toen gebruikelijk was gaan ‘dienen’. Ze belandde op de herenboerderij van Rubbens in Chaam. De familie at aan een tafel met een wit tafellaken. Gelet op de standenverschillen in die tijd zat het inwonend werkvolk wat verder aan een aparte tafel zonder tafellaken. Upstairs Downstairs werd nog niet uitgezonden. Tijdens de lange winteravonden aan de haard moesten ze kousen stoppen, sjaals of truien breien want ledigheid was in die tijd nu eenmaal het oorkussen des duivels. Dagelijks werd de rozenkrans gebeden en Jan Baptist godsvruchtig herdacht.
Een van de bezigheden van Adrianus bestond erin dat hij elke morgen zijn moeder en zussen naar de kerk moest voeren in een calèche, een kleine paardenkoets. In de kerk hadden deze notabelen vooraan ieder hun privé stoel met hun naam op een koperen plaatje en een kussen om zacht te knielen. Wanneer het jaarmarkt of kermis was kreeg hij naast wat nikkel een ‘Daalder’ mee. Het was een stuk van 2.50 Gulden, in die jaren een flink bedrag. Hij mocht dit geldstuk enkel laten zien want gelet op de oranje zuinigheid moest hij dit ‘s avonds terug inleveren. Keeping up appearances avant la lettre...
Omdat Adrianus opmerkelijk veel, in feite te veel aandacht aan Catherina schonk, werd ze na enkele jaren van het erf gezonden. De zoon des huizes die met een meid aanpapte? Ondenkbaar, zo niet ongehoord was zoiets in 1884.
Catherina en Adrianus Rubens
We schrijven 1894, tien jaar later is Antwerpen is de gaststad voor de Wereldtentoonstelling. Catharina en Adrianus lopen er elkaar opnieuw tegen het lijf. Cupido schiet er op los en ze blijven aan elkaar ‘plakken’. Ondertussen zijn de ouders van mijn overgrootvader overleden, in Chaam is alles verkocht. Na een aantal jaren als pachtboer voor Baron Cogels in Wijnegem te hebben gewerkt – iets wat door de Nederlandse familie keurig voor de omgeving werd verzwegen – belanden ze in Hoboken. Zo werd Catherina ‘Trien van de nieuwe winkel‘ en mijn grootmoeder ‘Anna van Trien van de nieuwe winkel’. Mijn moeder werd op haar beurt ‘Maria van Anna van Trien van de nieuwe winkel’
Mijn katholieke wortels zijn bij dezen ten overvloede bewezen. Ook mijn deels oranje bloed. Je maintiendrai!
Frank DE VOS
Vorige week, dinsdag 5 november, stond in mijn artikel ‘De schuld van de consument’: Ook bij De Morgen breekt het zweet uit. Er is opnieuw sterke dreiging van hogerhand om de redactie naar Kobbegem te verhuizen.
Totale stilte op het mediafront. Maar het nieuws was nog niet koud of ondergetekende moest aan de titel van de derde roman van Willem Frederik Hermans uit 1951 denken: Ik heb altijd gelijk.
De verhuis was al volop aan de gang, zij het dat enkel de directie en de hoofdredactie ervan wist. Een paar dagen later kon het feit niet langer ontkend worden. En de redactie zweeg, want bij protest zouden alle verzetshelden een kartonnen doos in de hand gestopt krijgen en een kwartier de tijd om hun boeltje te pakken en hun parkingkaart af te geven. Aan redacteurs geen gebrek.
Tot de opkomst van de digitale mediatijdperk bleven redacteurs in de buurt van hun idealen en leefwereld hangen. Die zijn gedumpt. Om den brode. Eigen meningen en sociale waarden doen er niet meer toe. Een journalist staat niet meer pal achter zijn dag- of weekblad. In de beeldschermpers is hetzelfde fenomeen merkbaar. Vandaag werkt men vol overtuiging voor de VRT, morgen zweert men bij de VTM en overmorgen staat men pal achter VIER, VIJF en als volgende week ZES gelanceerd wordt, slikt men zijn tong in en laat men er desnoods zijn onderbroek voor zakken.
Ook links, midden, rechts bestaat niet meer. Men denkt en doet in functie van het loonzakje. Een kwart eeuw geleden zou een krantenredactie het klavier aan de kant geschoven hebben, tot de directie de oude draad weliswaar oppoetste maar de kleur behield. Maar de hoofdredacteurs zijn al lang hun greep op het beleid kwijt.
Niet alleen bij De Morgen wordt er getreurd, in volslagen stilte. Ook bij Corelio en Concentra is de lijklucht groter dan in een mortuarium. De twee pershuizen smelten samen, 205 mensen verliezen hun baan, waaronder 67 journalisten. De Gazet van Antwerpen en Het Belang van Limburg zullen als twee druppels water lijken op HetNieuwsblad, op een katern van vier bladzijden streeknieuws na. De nieuwe naam is Het Mediahuis. Dat zich in Antwerpen zal vestigen. Enkel De Standaard zal, om zijn stand, nabij Brussel blijven.
Dat de drie bladen al langer in de problemen zaten qua oplage en advertentiewerving betreft is al bekend, maar de fusie is niet de echte reden van de eenwording. Hij is maar een afleidingsmanoeuvre. De ware reden is dat de aandeelhouders van de televisiezenders VIER en VIJF in zware financiële moeilijkheden zitten. De commerciële zenders werden aangekocht met eigen middelen, én met een forse lening. Door het uitblijven van succes dreigt die niet terugbetaald te kunnen worden.
Wat zal het gevolg zijn? De ondergang van de voormalige aandeelhouders Sanoma, Corelio en De Vijvermediaholding [inclusief Woestijnvis]. De drie vluchten elk een kant uit, koortsachtig op zoek naar een oplossing. Maar het ergste is dat de verdwijning dreigt voor bladen als Libelle, Flair, Feeling en… Humo. Als niet snel het pakket van Sanoma verkocht wordt, dan krijgt het triumviraat de deurwaarder over de vloer. Met een flinke rekening. Want de weekbladen in pand geven was de deal om de lening te bekomen. Een rekening die het enkel zal kunnen betalen door de persen stil te leggen, te verkopen, iedereen te ontslaan, inclusief alle journalisten.
De geruchten in de wandelgangen spreken van een maximale rek van twee jaar. Als er in 2015 geen definitieve oplossing is dreigt een oud gezegde weer eens zijn reden van bestaan te rechtvaardigen, ja, zelfs te versterken: Hoogmoed komt voor de val.
Guido LAUWAERT
Onlangs verscheen op Facebook ‘Tegen Benno Barnard’ van Koenraad Goudeseune – een zoveelste polemische afrekening op een rij.
‘Om toch maar boven iets te kunnen gaan staan, neemt de salonpoëet Benno Barnard af en toe de houding van een haantje aan. (…) Op de mestvaalt, waar dat pluimvee zich gaarne ophoudt, die België nu eenmaal is, slaagt Benno Barnard er niet alleen in zijn evenwicht te houden, hij kukkelt er ons op gepaste tijden het bed uit. Zijn toon is zowel gezang als gepreek. Wij luie Vlamingen, Brusselaars en Walen. Wij die moreel lui zijn, esthetisch lui zijn, politiek lui zijn. Wij zijn niet alleen lui we zijn ook dom. Ik ben dat toontje zat. Ik ben ook zijn discours over Israël zat. Zijn anglicanisme. Ik heb hem in het verleden aardiger zaken geschreven, en ik heb daar geen spijt van, maar het is op. Er komt geen koperpoets meer uit mijn kraan. De landjonker (zijn woord) blinkt van zijn eigen al genoeg.'
Goudeseune klom blijkbaar in de pen vooral omdat Barnard met het wijsvingertje wappert: 'Postmoderne Vlaamse jongelingen hebben niet genoeg belgitude'. Daarbij komt ook Michaël Vandebril aan bod. Wat Goudeseune's laaghartige verwijten aan het adres van Barnard met zijn verder betoog te maken hebben is me een raadsel.
Hierna kunt u Barnards repliek op dit schotschrift lezen.
Frank DE VOS
*
‘Mensen als Koenraad Goudeseune horen bij de schrijver als de paardenvlieg bij het paard. Ze zijn hinderlijk en kunnen niet autonoom bestaan, daar komt het op neer. Ze moeten dingen schrijven, zoals onderstaand gedaas, die niets met literatuur te maken hebben, niets met eerlijke kritiek of authentieke bewogenheid, maar uitsluitend met frustraties. Of met een persoonlijkheidsstoornis.
Jarenlang heeft Goudeseune mij bestookt met emails, al hielenlikkend, pluimstrijkend en stroopsmerend. Want dankzij mij zat hij bij uitgeverij Atlas. Daar mocht hij – God weet hoezeer ik daarvoor heb moeten aandringen – zijn gedichten en brievenboeken publiceren. Die laatste bestaan uit zijn nauwelijks bewerkte correspondentie met mij en anderen.
Toen zette Atlas hem buiten de deur.
En zie, Goudeseune keerde zich tegen mij, zoals hij zich voordien tegen andere literaire vrienden had gekeerd. Alles wat voordien goed en waar en prachtig was in mijn oeuvre bleek hem nu een doorn in het oog; ja, hij begon me routineus te beledigen met dezelfde ijver waarmee hij me voordien bewierookt had (de lezer hoeft maar een prozaboek van hem bij De Slegte open te slaan en het walmt van de pagina’s).
Er zijn twee mogelijkheden: of Goudeseune is een kwaadaardige opportunist of hij is een psychiatrische patiënt. Voormalige Gentse vrienden van hem verzekeren me dat hij trekken van beide mensentypes heeft. En, voeg ik eraan toe, van een derde mensentype: hij heeft namelijk goede gedichten geschreven, waarvan ik er een citeer in Dagboek van een landjonker.(1)
Aangezien Goudeseune zelf niet voor rede vatbaar is, schrijf ik dit uitsluitend om de lezer in te lichten.'
Benno BARNARD
(1) Bert Bevers over Dagboek van een landjonker
http://versindaba.co.za/2013/10/16/bert-bevers-dagboek-van-een-landjonker/
In het Antwerpse stadhuis ging vrijdag schepen Heylen over tot de bekendmaking van de nominaties voor de Diamanten Kogel, de jaarlijkse literatuurprijs voor de beste Nederlandstalige misdaadroman.
Wim Van Rooy, ondervoorzitter van de vzw De Diamanten Kogel
Het welkomstwoord werd uitgesproken door Wim Van Rooy. Hij bracht hulde aan ere-ambassadeur Bob Lebacq, voorzitter van de raad van bestuur, overleden op 20 april, 'een man vol monkelende ironie':
'Bob Lebacq leefde niet zoals de grote kynicus Diogenes in een ton, zoekend naar de mens (hij zou die vergelijking denk graag gehoord hebben), maar hij bevond zich onder ons en gaf DDK de zweepslagen die het nodig had om uit te groeien tot wat het nu is.'
Achter Marie-Paule Andries (uitzonderlijk op het voorplan), Frank De Vos, Joost Heyink en Walter Soethoudt (meer dan half verborgen...)
Van Rooy richtte ook een dankwoord aan één van de drijvende krachten achter DDK, Marie-Paule Andries,
'een vrouw die “stil en ongedwongen” – zoals men dat in het oervlaams zegt – veel werk op zich neemt en die, té bescheiden als ze is, zelden op het voorplan treedt. Iedereen die met DDK te maken heeft, wéét wat ze betekent voor die DDK.'
Spreker stelde vast dat DDK ondertussen een klassieker is geworden. Dragers van de criminele boksbeugel (sterling zilver ingelegd met diamanten, een artefact van kunstenaar Wim Deloye) zijn inmiddels Benny Baudewijns, Jef Geeraerts, Bob Mendes, Esther Verhoef, Felix Thijssen, Patrick Conrad, Simon de Waal, Bavo Dhooge, Mieke De Loof, Elvin Post en Almar Otten. Tot slot wees Wim Van Rooy er in een stevig betoog op dat het misdaadgenre, in welke vorm ook (spionage, hard boiled, psychologische thriller, roman noir, en er zijn nog veel meer tussenvormen), ondertussen internationaal, maar ook nationaal een 'groeiende berg is die echt voor iedereen wat wils in huis heeft'.
Bob Mendes, erevoorzitter van de vzw DDK
De DDK werd ingesteld op initiatief van Bob Mendes, winnaar van de Gouden Strop in 1992 en 1997. In een kernachtig betoog situeerde hij de prijs in zijn internationale context en bracht hulde aan Serge Muller, mecenas van de prijs en van de aanverwante activiteiten (colloquia, publicaties, enz.) en wees op de onverdroten inzet van de onafhankelijke jury.
Alain Sohier (met op de achtergrond kunstschilder Jan Scheirs die gewoontegetrouw snelschetsen maakte)
Jurylid Alain Sohier wees op de variëteit van de inzendingen.
122 inzendingen van 34 verschillende uitgeverijen, 19 kandidaten op de longlist. Op de zes genomineerden hoeft u niet lang meer te wachten, maar voor de zes genomineerden voor de Diamanten Kogel bekend gemaakt worden houdt de jury er toch aan te benadrukken dat kwantiteit kwaliteit niet hoeft uit te sluiten. De jury wenst de auteurs te feliciteren met het toenemend aantal boeken van hoog niveau. Er waren dit jaar usual suspects die hun beste boek schreven, er waren gevestigde waarden die interessante zijpaden bewandelden, er waren mooie debuten, mooie thrillerdebuten van auteurs die voorheen geen thrillers schreven en verrassende zijsprongen van auteurs waarvan je dacht dat je alles al had gezien. Dit alles maakt het jureren een moeilijke, spannende maar wel aangename bezigheid.
Opvallend is dit jaar is een hang naar exotisme : niet alleen spelen verhalen spelen zich af in Australië, Zuid-Afrika, Indonesië, Deventer, een nabije toekomst of een ver verleden... ook de personages in de verhalen krijgen hoe langer hoe meer kleur.
Een tweede opvallende vaststelling is dat meer en meer auteurs zich wagen aan crossovers tussen verschillende genres en het niet schuwen om geschiedschrijving, journalistiek, biografie, fantasy of andere genres te vermengen met de kenmerken van een klassieke thriller, een politieroman of een whodunit. Kortom, er was een grote variëteit.
Daar waar Vlaanderen nog overheerst wordt door de klassieke politieroman, is in Nederland dit jaar de vrouw die verliefd wordt op de verkeerde man en daardoor in de problemen komt een populair onderwerp.
Tenslotte wenst de jury de uitgevers veel succes toe in deze moeilijke tijden en hoopt dat het hoge niveau ook volgehouden kan worden door wat meer redactionele ondersteuning.
Schepen / Wethouder van Cultuur Philip Heylen heeft met Sinjoorse generositeit en elegantie in beslissende mate bijgedragen tot de verankering van DDK in Antwerpen.
Philip Heylen
'Mag ik beginnen met een geloofsbelijdenis? Ja, ik geloof sterk in de toekomst van het boek en de literatuur. Niet het medium, papier of e-book, is belangrijk, maar de inhoud telt. Dus beste vrienden, geen tranen. In het Latijn, lacrimae, en dat brengt ons naadloos naar de reden waarom we hier zijn: Le Crime. De Misdaad. Brothers in Crime.
Le crime n’est pas un genre, c’est la réalité, schreef de beroemde Franse auteur Jean Genet en hij kon het weten want die woorden schreef hij in zijn autobiografie en die autobiografie schreef hij… in de gevangenis.
Hij was een groot schrijver en een groot schrijver maakt goede teksten. Een goede tekst is een beetje als een crime scene: je zet hem af, niemand mag hem betreden tot je hem helemaal hebt onderzocht. Het is een vorm van sporenonderzoek. Vaak naar onszelf, onze samenleving, onze tijdsgeest. Literatuur is mensenwerk. Literatuur helpt mensen zich te ontspannen en toch ook zich in te spannen om meer over de medemens te weten te komen. Een goed boek slorpt je op en pas als het uit is, kom je er als een ander mens weer uit.
Er zijn tijden geweest, in het nog niet zo verre verleden, dat er twistgesprekken en debatten zijn gevoerd over hoge en lage literatuur.
Er zijn tijden geweest, in het vrij recente verleden, dat “het spannende boek” automatisch van het kwaliteitslabel verstoken bleef, omdat het niet als literatuur maar als lectuur werd beschouwd.
Gelukkig zijn die tijden veranderd. Want de jongste jaren wordt het literaire gehalte van een boek niet meer exclusief gemeten in de traditionele roman, maar heeft men eindelijk erkend dat ook andere genres, zoals het jeugdboek of het spannende boek, tot de kwaliteitsliteratuur kunnen behoren.
De DDK heeft in belangrijke mate bijgedragen aan die evolutie. Uit de nominaties van de Diamanten Kogel 2013, die ik u vandaag hier in het stadhuis mag bekend maken, blijkt dat de oogst alweer bijzonder rijk is. De uiteindelijke prijsuitreiking op 29 november a.s. vindt in het Letterenhuis plaats, en ook dat is daarvoor een uiterst geschikte locatie, omdat het een huis is voor alle literaire genres, ook voor het spannende boek. En voor de archieven van de misdaadauteurs is er in het Letterenhuis natuurlijk ook een plek.
Een van onze meest gerenommeerde misdaadauteurs, Jef Geeraerts, heeft vanmiddag een gedenkplaat helpen onthullen aan de gevel van zijn geboortehuis in de Haarstraat. Een gedenkplaat bij leven, niet zo gebruikelijk. Maar het initiatief van Nicole en Harry, de huidige bewoners van dat pand, en vooral de aanwezigheid van de pers en van een massa belangstellenden, wijzen op het maatschappelijk draagvlak van de goede misdaadroman, van het spannende boek. En de manuscripten van Jef Geeraerts, zowel van zijn Congo-romans als van zijn detectives, heeft hij overgedragen aan het Letterenhuis, waar ze zorgvuldig zijn geïnventariseerd zodat zij beschikbaar zijn voor het publiek en voor de onderzoekers.
Ik ga uw geduld niet langer op de proef stellen. Gezien het gezelschap en het genre moest ik 'de spanning' er wel even inhouden, maar nu is het tijd voor de bekendmaking van de genomineerden. Napoleon noemde Antwerpen ooit een pistool, gericht op het hart van Engeland. Ik noem deze prijs een kogel van diamant, gericht op het hart van de Letteren:
Voor De Diamanten Kogel, die een Nederlandstalige misdaadroman bekroont, werden 122 titels ingediend. De zes genomineerde auteurs voor de Diamanten Kogel zijn:
Jo Claes met Getekend vonnis (Houtekiet)
Patrick Conrad met Tango assassino (De Bezige Bij)
Escober met Overkill (Anthos)
Walter Lucius met De vlinder en de storm (Bruna)
Rudy Soetewey met 2017 (Kramat)
Charles Den Tex met De erfgenaam (De Geus)
Ik wens de genomineerde auteurs van harte te feliciteren. De suspense voor de winnaar van de Diamanten Kogel houden we aan tot 29 november in het Letterenhuis!'
Philip Heylen, Escober en Rudy Soetewey
In het Letterenhuis wordt het archief bewaard van Staatsprijswinnaar Jef Geeraerts, wiens bijdrage tot de heropleving van de misdaadliteratuur niet genoeg onderstreept kan worden.
Hopelijk zullen nog andere misdaadauteurs (waaronder zeker icoon Bob Mendes) de weg vinden naar dit instituut, dat nog altijd de waardering nog altijd niet kent die het zonder meer verdient.
*
Tussen de aanwezigen o.m.: Danny Beyens, Joke van den Brandt, Tony Coppers, De Paepe & Depuydt, Enckels & Dewit, Cecile Goossens, Joost Heyink, Karin Heystraeten, Kris Kenis, Pruts Lantsoght, Dirk Maeyens, Wim Urgel, Frank Ivo Van Damme, Leen Van Dijck, Emmy van Kerkchove, Kris van der Sande en Sam Van Rooy.
Henri-Floris JESPERS
Foto's: Frank Ivo van Damme en Jan Scheirs
DDK Mieke De Loof
Eric Diepvens, Geert Swaenepoel, Alain Sohier, Wim van Rooy, Henri-Floris Jespers en Bob Mendes
Joost Heyink en Henri-Floris Jespers
Karin Lebacq en Thierry Neuhuys
Nadine Lusyne en Rudy Vanschoonbeek
Rudy Soetewey en Henri-Floris Jespers
Cecile Goossens en Pruts Lantsoght
Bob en Jenny Mendes
Jan Scheirs
Natuurlijk gun ik zo’n beetje iedereen het beste, maar ik word wel lichtelijk onpasselijk bij de reclame die ons dezer dagen voor ogen komt om mensen te lokken naar 14-18, de (godbetert) spektakel-musical die vanaf 20 april 2014 te zien is in de Nekkerhal in Mechelen. Ik heb niets tegen een in se sympathiek kereltje als Jelle Cleymans, en al absoluut niet tegen een competent acteur als Jo De Meyere maar wat beziélt mensen om de herdenking van een zo godsgruwelijke oorlog als die Groote te willen ‘herdenken’ met zo’n lage cultuurvorm als de musical? Ik kan daar echt boos om worden. Grif geef ik toe dat ik amper iets van theater weet, en vermoedelijk krijgt het spektakel jubelende recensies alom, maar ik vind het zum Kotzen.
Benieuwd wat onze theatervriend Guido Lauwaert er zal van vinden.
Het is echt niet omdat het volgend jaar 2014 en dus honderd jaar geleden en zo verder en blabla is dat ik Jünger (overigens nam ik, middels Oorlog en terpentijn, ook de herinneringen van Stefan Hertmans’ opa aan die vermaledijde krijg onlangs tot me) aan het herlezen ben. Of Robert Graves’ Goodbye To All That. De Grote Graves, waaraan we knappe poëzie en het onvergetelijke I, Claudius te danken hebben, diende ook zélf in de Eerste Wereldoorlog. Ik kwam op YouTube diens voeten tegen in een verfilminkje van zijn gedicht Man in the Mirror. Die voeten hebben in de loopgraven in het water tussen de líjken gestaan. Met laarzen erom weliswaar, maar toch….
http://www.youtube.com/watch?v=JcJXrfwUiS4
Er zijn goede films gemaakt over Wereldoorlog I (All Quiet on the Western Front, naar Remarque’s Im Westen nichts Neues bijvoorbeeld, of nog niet zo lang geleden Un Long dimanche de fiançailles van Jeunet) maar om van die ellende nou een músical te maken is er toch over? Moet ik daar nou echt een tekeningetje bij maken?
Bert BEVERS
Jef Geeraerts en Harry van Hest (foto: Jan Scheirs)
Op initiatief van Harry van Hest en zijn verloofde Nicole Wellens onthulde Jef Geeraerts vrijdag 8 november om 15u30 een gevelplaat aan zijn geboortehuis in de Antwerpse Haarstraat 11.
In de gietende regen, Marie-Paule Andries, secretaris, en Henri-Floris Jespers, bestuurder van de vzw De Diamanten Kogel (foto: Jan Scheirs)
Na de druk bijgewoonde onthulling werd Staatsprijs- en Diamanten Kogel-winnaar Geeraerts ontvangen door schepen van Cultuur Philip Heylen in het Antwerpse Stadhuis, waar hij geprezen werd voor zijn indrukwekkend oeuvre.
'Geeraerts, die op 23 februari 2014, 84 jaar wordt, genoot zichtbaar van de belangstelling', aldus Leo De Ley. 'Wie echter verwachtte dat hij van de gelegenheid gebruik zou maken om in zijn bekende stijl de huidige samenleving te bekritiseren werd teleurgesteld.' Jef blikte immers in romantische maar niet minder stevige bewoordingen terug op zijn jeugd, bracht hulde aan zijn ouders en onderstreepte wat Antwerpen als vaderland en biotoop voor hem betekende én betekent.
Jef Geeraerts in het Stadhuis (foto: Jan Scheirs)
Geeraerts vertrouwde Leo De Ley toe dat hij niet meer schrijft. 'Ik geniet nog van het leven hoor. Maar ik ben ook erg moe. En eens boven de tachtig begin je geen grote projecten meer en kom je bij iedere nieuwe dag dichter en dichter bij de nakende dood die noch mijn vriend, noch mijn vijand is.'
Om 18 uur vond dan de bekendmaking van de nominaties voor De Diamanten Kogel plaats, eveneens in het Stadhuis.
HFJ
(wordt vervolgd)