Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
30 décembre 2013 1 30 /12 /décembre /2013 03:11

 

Lezer,

Tijdens dit jaareinde liep ik langs mijn boeken. Ik streelde de ruggen. Af en toe stond ik stil bij de titel van een boek dat me zacht bij de hand nam of me bij de strot greep. Ik heb nog slechtere gewoontes…

Er is zo veel te veel dat wordt geschreven, zo veel teveel dat ik nooit zal kunnen lezen. Het klinkt alsof ik nu straf moet schrijven zoals toen met die fijne, koperen pen in mijn kinderhand krassend op een wit blad papier.

Met mijn lezende afwijking voel ik me echter gezegend. Lezen, nooit word ik het beu. Lezen dwingt mijn rusteloosheid tot stil staan, tot rust, tot verinnerlijking. Verhalen worden verteld, visies ontwikkeld. Literatuur betrekt mij niettemin intens op mens en wereld. Ik beschouw het als een antibioticum, een met een breed spectrum tegen de bacillen van verdwazing en trivialiteit.

Met de boeken die aan me bleven kleven, gelezen in 2013, distilleerde ik eigenzinnig een Top Tien. Het is geen prijsuitreiking, geen richtsnoer. Want wie ben ik? Het zou getuigen van arrogantie. Ik ben een simpele liefhebber, geen literatuurpaus. Breed uitgesmeerde hypes met de gebruikelijke hermelijnzucht loop ik niet na. Ze wekken sowieso mijn argwaan. Deze lijst is een opsomming in willekeurige volgorde, geen rangschikking. Ik heb een hekel aan competitie. Misschien is dit de reden waarom sport me totaal ontsnapt. Fysieke werkwoorden doen me aan schapen, natte zweetbeesten denken. Ik zweet niet graag...

Zoals in Een Hiernamaals bracht Benno Barnard in Dagboek van een landjonker een bloemlezing van zijn sterke columns. Over Barnard schreef ik op facebook: 'Il n’y a d’homme plus complet que celui qui a beaucoup voyagé, qui a changé vingt fois la forme de sa pensée et de sa vie.' Om Barnard te typeren ken ik geen betere zinsnede dan deze van Alphonse Lamartine. Of men het nu met hem eens is of niet, de boude Barnard heeft een aparte stem. Hij is iemand die tegen de gezapige eenduidigheid en dogmatische rechtlijnigheid kan ingaan. Het vergt moed, intellectuele rijpheid en eruditie. Hij is een spartelende vis die stroomopwaarts blijft zwemmen, niet in het minst met de dwarsbalk van zijn briljante pen die me blijvend zal bekoren. Over een spetterend geknetter in het land der letteren leze men de bijdrage ‘Koenraad Goudeseune vs Benno Barnard’ in Mededelingen van het CDR.

Kersen eten om middernacht van Bart Stouten las ik met de spreekwoordelijke 'stijgende verbazing'. Het is een cliché, ik weet het. Maar voor mij is het zijn opus magnum (tot nu toe) met 'intiem' als het kernwoord. Het is een polyfone ode aan muziek waarmee zijn leven is verbonden. En wat een stijl! In een taal van fijn gekloste kant werd zijn verleden er doorheen geweven. Henri-Floris Jespers, hoofdredacteur van Mededelingen van het CDR merkte op dat niemand in de Nederlandse letteren het Proustiaans universum in die mate heeft begrepen en kunnen benaderen dan mijn dierbare vriend, Bart Stouten. In Mededelingen verscheen, opgebouwd als een octaaf een opmerkelijke recensie van Lucienne Stassaert. Toch even melden dat Bart Stouten tijdens een matinee in Opus 4 te Antwerpen een ‘Finale Noot’ zal spelen, en hiermee de toonladder van zijn Kersen zal vervolledigen. Noteer alvast 11 mei 2014 want het zal uw gebrek zijn, mocht u dan ontbreken.

Tussen de vele publicaties die ons naar aanleiding van honderd jaar WOI als een tyfoon zal overspoelen is Oorlog en Terpentijn van Stefan Hertmans nu al een monument dat 2014 ver zal overleven. Het is slechts ten dele een oorlogsboek. Meesterlijk kleurt Hertmans ook de tijdsgeest van de periode er omheen. Het verhaal van zijn grootvader werd in een integer en prachtig geschreven boek gegoten. Het is groots, zonder meer. Matthijs De Ridder is een recensent die het boek wel degelijk heeft gelezen. Men leze dan ook zijn knappe recensie op Leeswolf.

Heel apart is de historische roman Allemaal willen we de hemel van Els Beerten. Langsheen de diverse kijk van de personages op het gebeuren dat zij beleven, ontwikkelt zij haar verhaallijn. In de ik-vorm laat Beerten haar figuren afwisselend hun verhaal vertellen. In elk hoofdstuk is er telkens iemand anders aan de beurt. Allemaal willen we de hemel is een oorlogsverhaal over collaboratie en repressie, over loyauteit en liefde in Limburg. Het is stevig gedocumenteerd, en ‘eenvoudig’, goed geschreven. Deze eenvoud is echter een bedrieglijke eenvoud. Is het daarom dat de Hemel van Beerten in het pashokje van ‘Jeugdliteratuur’ werd gestopt, het met diverse prijzen in deze categorie werd bekroond? Een zestienjarige die niet met deze geschiedenis is vertrouwd, laat staan met de complexiteit ervan zie ik dit boek niet ten volle vatten. Misschien gewaagd maar Allemaal willen we de hemel riep de roman Zwart& Wit van Gerard Walschap bij me op; eenvoudige mensen meegezogen in een maalstroom van gebeurtenissen, mensen met hun keuzes en de consequenties.

Zestig noemt Ingrid Vander Veken: 'Mijn rimpelboek’. Het is haar herfsttij waarin zij de jaren als vallende bladeren bij elkaar harkt. In Zestig worden de draperieën van een intense, kleine geschiedenis open geschoven. Dit boek getuigt van een merkwaardige doorleving. Zo mooi ! Ik glom van genoegen toen ik het las. Meer hierover in mijn bijdrage op Mededelingen.

Zowel Verbanningen van Gust Gils als De gebondene van Ilse Aichinger zijn twee briljante kleinoden. Ze ademen eenzelfde, vreemde sfeer. In deze ‘sprookjes’ transformeert onze redelijke wereld zich in een andere, absurde realiteit. Zowel de taal van Gils, een sluimerde vulkaan, als de sprankelende eenvoud van Aichinger is voor mij een taal van verzet tegen de gladde leugen, de gevaarlijke rust van het cliché, de overzichtelijkheid van etiketten die men kleeft. Susan Sontag zou ook deze romans als 'Subversief. Dat is wat ik verwacht van een boek’ hebben omschreven.

Voor Tortilla Flat ontving Nobelprijswinnaar John Steinbeck (1902-1968) de prijs voor het beste debuut in California. Het verscheen voor The Grapes of Wrath, zijn definitieve doorbraak. Tortilla Flat is zowel een burlesk als een ontroerend verhaal van een groep vrienden die aan de zelfkant (over)leven. De geëngageerde Steinbeck toont een warm hart voor deze marginale ‘paisanos’. Meesterlijk en ironisch zijn hier mijn trefwoorden. Zoals in Cannery Row speelt het verhaal zich af op de achtergrond van de visverwerkende nijverheid in het Californische Monterey van de jaren twintig. Het erfgoed wordt er vandaag op z’n Amerikaans als een pretpark bewaard.

De Wraak van Baudelaire, Bob Van Laerhoven. Dit prijsbeest van de Hercule Poirot prijs 2007 is – ook stilistisch- een voltreffer. De plot is meesterlijk in elkaar gezet, de personages worden uitgediept. De auteur heeft bovendien een pen waaruit prachtige zinnen vloeien. Meer hierover schreef ik op Mededelingen.

Van Piet Teigeler las ik een aantal misdaadromans. Met Gevaarlijk volk breekt hij wat mij betreft met zijn voorgaanden. Het is dus niet alleen een atypische Teigeler, maar eveneens een degelijke historische roman, de eerste van een trilogie. Ik sta op uitkijk naar het vervolg. Een puike recensie – wat zeg ik? – een essay over dit boek droop uit de pen van Lukas De Vos, verschenen op 16 september 2013 in Knack.

In de Franse literatuur was het herinneringsproza van Christian Signol een ontdekking. La Rivière Espérance, Les Vrais Bonheurs enTrésors d’Enfance kruidde mijn weemoedig gemoed. Universele thema’s zoals de cesuur tussen mens en natuur, de onmacht van de kleine man tegen onrecht, ontheemding, existentiële angst worden met een groot gevoel voor esthetiek uitgewerkt. Ik signaleerde deze auteur in Mededelingen. Het bevestigt nog maar eens mijn overtuiging dat literatoren op hun best zijn wanneer zij op het pad van herinneringen, van het verleden kuieren.

O Literatuur, heel plechtig beloof ik U dat ik in 2014 mijn hiaten zal opvullen door de hand te slaan aan auteurs van wie ik nog nooit iets las. Ik lees nu eenmaal in uitgesteld relais.

Laat mij 2013 nu afsluiten met de onsterfelijke verzen uit ‘Lullaby’ van W.H.Auden: “But in my arms till break of day, let the living creature lie, mortal, guilty, but to me. The entirely beautiful”. Laat ons met ‘Pour l’amour de l’humanité’ van Jean Verdun, met levensmoed het komende jaar beleven…

Ook in 2014 blijf ik de letteren en u toegenegen

Frank DE VOS

http://mededelingen.over-blog.com/article-koenraad-goudeseune-vs-benno- barnard-121076046.html

Benno Barnard, Dagboek van een landjonker, Uitgeverij Atlas Contact Amsterdam|Antwerpen, 352 p. ISBN 978-90-450-2520-9.

http://mededelingen.over-blog.com/article-lucienne-stassaert-over-het-meerstemmige-proza-van-bart-stouten-119324567.html

Bart Stouten, Kersen eten om middernacht, De Bezige Bij Antwerpen, 299 p. ISBN 978-90-854-25045.

Stefan Hertmans Oorlog en terpentijn, De Bezige Bij Amsterdam, 334 p. ISBN 978-90-234-76719.

http://www.vlabinvbc.be/de-leeswolf/recensie?via_navigatieid=17&recensieid=4111

Els Beerten Allemaal willen we de hemel, Uitgeverij Querido, 498 p. ISBN 978-90-451-06199.

http://mededelingen.over-blog.com/article-ingrid-vander-veken-zestig-een-dagboek-119223732.html

Ingrid Vander Veken, Zestig, een dagboek, Meulenhoff/Manteau, 332 p.,

ISBN 978-90-854-21825.

Gust Gils Verbanningen, De Bezige Bij, Amsterdam, 174 p.

Ilse Aichinger De Gebondene, Meulenhof Amsterdam, 123 p. ISBN 90-6303-233-1

John Steinbeck Tortilla Flat, Meulenhoff, Amsterdam, 158 p. ISBN 90-290-24577

http://mededelingen.over-blog.com/article-ontmoetingen-bob-van-laerhoven-de-onderbelichte-116730204.html

Bob Van Laerhoven, De Wraak van Baudelaire, Uitgeverij Houtekiet, p.266 ISBN 978-90-5240-971-9

Piet Teigeler Gevaarlijk volk, Houtekiet, Antwerpen /Utrecht, p.239 ISBN 978-90-8924-246-4

http://www.knack.be/nieuws/boeken/misdaadauteur-piet-teigeler-over-de-wortels-van-de-eerste-wereldoorlog/article-normal-106143.html

http://mededelingen.over-blog.com/article-christian-signol-120042154.html

Partager cet article
Repost0
30 décembre 2013 1 30 /12 /décembre /2013 02:21

 

Lady-Angelina-1-jpg

Op de eerste matinee van 2014, op zondag 5 januari is Lady Angelina (alias Trijn Janssens) te gast. Lady Angelina brengt muziek die vervuld is van vele invloeden: Vlaamse klei, Franse weemoed, een handvol Spaanse roots en een oude fascinatie voor Mexico.

Van puur Vlaams tot Flamenco Puro is dit muzikale programma een boeiende afwisseling vol verrassingen, waar sprookjessferen ook af en toe mogen komen piepen. Met niet-alledaagse instrumenten als accordeon en zingende zaag bezingt zij de liefde en de wereld op een speelse en intense manier.

Lady Angelina woonde geruime tijd in een oude romantische circuswoonwagen waarmee ze nu ’s zomers de festivals rondtrekt, en ook speelt zij momenteel als muzikale stadsboerin een kindervoorstelling in de Vlaamse cultuurcentra.

Lady-Angelina2-jpg

Lady Angelina maakte theaterprogramma’s met verschillende artiesten waaronder Guido Belcanto, Roland, Marc de Bel, Antje de Boeck , Michael De Cock en Vera Coomans. Haar twee CD’s “C’est Quoi l’Amour” en “Amor y Corazon” konden op veel media-aandacht rekenen waaronder Radio 1, Radio 2, Klara en de Laatste Show.

Frank DE VOS


Welkom in Opus 4 op zondag 5 januari om 16u , Love2Arts Gallery, Desguinlei 90, 2018 Antwerpen. Tickets: 10 € / –12j gratis.

http://sorodha.be/

http://www.facebook.com/Sorodha1814

Partager cet article
Repost0
27 décembre 2013 5 27 /12 /décembre /2013 02:17

 

Vlaanderen13.jpg

Beter onderbouwen dan volbouwen, aldus Emmanuel Van Lierde, hoofdredacteur van Kunsttijdschrift Vlaanderen.

'Hoelang kan de bouwwoede aanhouden? Is Vlaanderen niet al lang vol, overvol zelfs, waardoor het verschil tussen stad en platteland vervaagde en onze regio één groot verstedelijkt gebied werd? Bovendien blinkt het Vlaamse landschap niet uit in waardevolle en duurzame architectuur. […] Dat de “hardwerkende Vlaming” met een baksteen in zijn maag werd geboren, beschouwden beleidsmakers niet als een gevaarlijke ziekte die bestreden diende te worden, wel als een aan te moedigen deugd. […] De tijd is gekomen om meer te doen met minder ruimte.'

Waarom Kunsttijdschrift Vlaanderen niet langer betoelaagd wordt, blijft voor elke nuchtere lezer een volslagen raadsel, neen, een torenhoog schandaal (dat geldt ook voor Gierik en NVT). Eens te meer blijkt uit de jongste aflevering – 'Gevuld Vlaanderen. Tussen stad en open ruimte' – hoezeer het tijdschrift de vinger aan de pols houdt van wat in de samenleving leeft. Wie de zogeheten sociale media volgt, weet dat dit thema meer mensen bezig houdt

dan je zou vermoeden.

'Hoe kan Vlaanderen gaandeweg vanuit een verstandige ruimtelijke planning zijn stedelijke gebieden versterken en zinvoller omgaan met de overgebleven of opnieuw gecreëerde open ruimte? Hoe worden er groene longen ingebracht die zuurstof geven aan de verdichte (voor)steden? Hoe toenemende spanningen en conflicten tussen bevolkingsgroepen vermijden en de leefbaarheid van deze dichtbevolkte […] verhogen?'

Vanuit hun expertise worden o.m. deze vragen tegen het licht gehouden door Marc Dubois, Karel Wuytack, Jan Storms, Peter Swinnen, Oscar van den Boogaard, Edith Wouters en Jean Luc Meulenmeester.

*

Patrick Lateur koos een gedicht van de Amerikaanse modernist E. E. Cummings, vertaald door Willy Spillebeen. (Onder de titel Horizontale zaken verschijnt in 2014 een keuze uit de gedichten van Cummings bij de meer dan verdienstelijke uitgeverij P te Leuven.)

In de rubriek 'Bibliotheek', samengesteld door Geert Swaenepoel, worden recente publicaties evenwichtig en deskundig gerecenseerd door Manu van der Aa, Patrick Auwelaert, Johanna Cassiers, Jaak Fontier, Emmanuel van Lierde, Hilde van Looveren, Kristien Philippe, Ria De Schepper, Carl De Strycker, Steven Stroobants, Geert Swaenepoel, Katrien Vanacker, Sarah Verhasselt, Nicolas Verscheure, Dick van Vliet en Dieter Wildemauwel.

Henri-Floris JESPERS

Vlaanderen13cover2.jpg

Abonnement (vier nummers): 32 € (België), 40 € (Nederland). Los nummer: 10 € (België), 14 € (Nederland).

paul.lagrain@telenet.be

Redactiesecretariaat:

kunsttijdschriftvlaanderen@skynet.be

Partager cet article
Repost0
26 décembre 2013 4 26 /12 /décembre /2013 15:00

 

ookAustralie.png

In een vorig artikel betreurden wij dat Liesbeth De Rijcke in haar scriptie over Ben Klein amper iets zegt over het verisme in zijn persoon en werk. Helaas is dat niet haar enige blunder. De grootste flater die zij begaat, is de analyse van de tekst 'ook Australië met heroïne' (uit afdeling 'Rekl' van de bundel Andere Facetten, 1967).

Dit 'gedicht', bestaande uit een titel en 9 regel(tje)s, zoals u hierboven kunt zien, is een typische readymade, zoals ze vaak door de Zestigers gemaakt werden. Dergelijke 'gedichten' bestaan uit teksten die uit de gewone werkelijkheid worden gelicht en waaraan, hoewel niet altijd, iets werd toegevoegd of veranderd. Uit verzet tegen de verbale experimenteerkunst van de Vijftigers, die 'serieuze' gedichten schreven waarin kunst ver van de maatschappij lag, huldigden de Zestigers het motto: "Niet de fictie, maar de realiteit dient tot kunst te worden verklaard." Mooi of lelijk was daarbij van geen belang, het enige wat telde was de intensivering van het waargenomene en de verwondering die door de isolering ontstonden. De basisteksten waren afkomstig van alle denkbare bronnen: krantenberichten, menukaarten, boodschappenlijsten, folderteksten, reclameteksten, flarden van opgevangen gesprekken, technische handleidingen, circulaires, zinnen van een dictee, slogans, spreuken uit cafés, ja, zelfs telefoongidsen en dienstregelingen. Gewone, alledaagse berichten dus, waarbij geen ingewikkelde beeldspraak, geen overdadige associaties, geen sentimentele lyriek, geen poëtische taal te pas kwamen.

In het geval van ''ook Australië met heroïne" is de bron een reisfolder. De publicitaire tekst omtrent een vliegtuigreis van Luxemburg naar Sydney (Australië) werd door Klein in stukjes gekapt, die versgewijs onder elkaar werden geschreven. Er staat dus: "rechtstreekse vlucht van Luxemburg naar Sydney via Athene, Karatchi, Singapore en Darwin zonder enig ongemak". Alleen de titel, "ook Australië met heroïne", en de laatste regel, "bij de kangoeroes", zijn van hem of werden alleszins door hem bewerkt.

Of Klein met dit 'gedicht' ook maatschappijkritische intenties had of gewoon een sprankel absurde humor wou brengen, daar hebben we het raden naar. Ook De Rijcke brengt daaromtrent zo goed als geen verheldering. In haar analyse van de vorm doet zij weinig relevante, zo niet banale vaststellingen zoals: "Het geheel oogt summier en fragmentarisch en zoals dat wel vaker het geval is in deze bundel ontbreekt er interpunctie, rijm en metrum (2 maal sic: én i.v.m. de zinsbouw én i.v.m. de werkwoordvorm – FD). Bovendien wordt de syntaxis geregeld onderbroken door ellipsen en mist de strofebouw een vast patroon".

In verband met die 'strofe'bouw noteert ze nog: "het gaat van een regel in de eerste strofe, over zes regels in de tweede, tot twee regels in de laatste strofe", waarna ze concludeert: "Wel lijkt deze specifieke strofebouw in combinatie met andere vormelijke kenmerken functioneel te zijn voor de inhoud die erin verkondigd wordt. Die heeft namelijk veel weg van een advertentie". En om die functionaliteit te bewijzen gaat ze verder met: "De titel weet met zijn allures van een krantenkop meteen de nieuwsgierigheid van de lezer te prikkelen en dwingt hem om verder te lezen, wil hij weten waarover het bericht nu juist gaat. De eerste strofe brengt in slechts in twee woorden verduidelijking: 'rechtstreekse vlucht'. Het zou zo uit de vakantiebrochure van een touroperator kunnen komen, zeker gezien de geruststelling in de tweede strofe dat de vlucht 'zonder enig ongemak' zal verlopen. In de derde strofe wordt de lezer tot slot aangespoord om actie te ondernemen, wat de lezing van dit gedicht als een advertentie nogmaals versterkt."

En nog steeds De Rijcke: "Door de titel met het midden en slot van het gedicht te verbinden, wordt de boodschap net als in reclame herhaald en ingekaderd. / Ten derde vertoont dit gedicht ook het gereduceerde karakter van een advertentie, met als doel zo snel mogelijk de essentie overbrengen. Zo zien we in de titel al ellipsen en wordt er slechts een enkele keer een werkwoord gebruikt, namelijk wanneer de lezer aangespoord wordt om inlichtingen te winnen. In plaats van werkwoorden te gebruiken, wordt de beweging die uitgaat van de tweede strofe weergegeven door de voorzetsels 'van', 'naar' en 'via'. Het gereduceerde geheel mist zijn effect niet en werkt erg beklijvend."

En zo gaat dat maar door met dat soort gesofisticeerde onzin: 821 woorden voor een non-gedicht van 24 woorden, dat 'veel wegheeft van een advertentie' terwijl het gewoon een advertentie IS.

Maar wat dan volgt, doet de deur helemaal dicht. De Rijcke gaat "de tussenstops uit de tweede strofe op een wereldkaart visualiseren" en komt tot de bevinding dat de tussenstops van "de rechtstreekse vlucht van Luxemburg naar Sydney over Athene, Karatchi en Singapore inderdaad op een rechte lijn liggen", wat o.i. niet zo abnormaal is voor een vliegroute. Maar, schrijft ze, "daarnaast is de regel 'en Darwin zonder enig ongemak' die de tweede strofe afsluit opmerkelijk. Darwin past niet in het rijtje van steden waardoor zijn optreden hier verwarring zaait. De Beagle deed destijds wel Sydney even aan, maar doorgaans wordt Darwin eerder geassocieerd met de evolutieleer of zijn passage op de Galapagoseilanden. Hoe het ook zij, 'Darwin' is het eerste inhoudelijk bevreemdende element dat de lezer tegenkomt. Het is enkel diens ongeremde verbeelding die deze vreemde verschijning betekenis kan geven."

Dat de verbeelding van de Master in de Taal- en Letterkunde, geruggesteund door prof. dr. Vandevoorde, geen remmen heeft, daar twijfelen we thans niet meer aan. Want met de welbekende grondlegger van de evolutietheorie heeft het "Darwin" van dit 'gedicht' niet méér te maken dan met de zeven andere betekenissen van het woord, zijnde: de codenaam van een nieuw open source besturingssysteem van Apple; de Engelse jongensnaam die `geliefde vriend` betekent; het project van het Europese Ruimte-agentschap ESA om in nabijgelegen zonnestelsels te zoeken naar planeten waar leven mogelijk zou zijn; het 0,98 km² grote Galapagoseiland, ook Culpepper Island genoemd, waarvan het hoogste punt slechts 165 meter boven de zeespiegel ligt; het personage uit de strips Marvel Comics, waarvan de echte naam Armando Muñoz luidt; het minuscule plaatsje in de Amerikaanse staat Californië, waar bij de volkstelling in 2000 het aantal inwoners werd vastgesteld op 54; de ietwat grotere city in de Amerikaanse staat Minnesota, waar in dat zelfde jaar 276 inwoners werden geteld.

Darwin.png

Wat met Darwin hier wél bedoeld wordt, is de hoofdplaats van het Noordelijk Territorium van Australië, die op de gevolgde vliegroute een tussenstop vormt tussen Singapore en Sydney, waarvan ze zo'n 4500 kilometer verwijderd is. Voilà, zo simpel is het. Niks ge-Beagle dus, niks evolutietheorie, niks "opmerkelijk" en "verwarrend" en "bevreemdend". Alleen een beetje meer nuchter verstand en wat minder sophisticated cul(t). Ik kan me overigens moeilijk voorstellen dat Klein zelf zich met dit soort super-intellectualistisch, academisch geoha in zijn knollentuin zal voelen.

Frans DEPEUTER

Partager cet article
Repost0
25 décembre 2013 3 25 /12 /décembre /2013 22:14

 

Vijfentwintig jaar geleden, op 5 december, vernam ik het overlijden van Jos De Freine (Tienen, 11 februari 1927-Hasselt, 3 december 1988). Ik leerde hem in de late jaren zestig kennen dank zij Jan De Roek, en we zagen elkaar af en toe in het clubhuis van de V.E.C.U.

Tijdens de bezetting stapte de jonge idealist De Freine in het gewapend verzet. Na de oorlog ging hij varen. Uit zijn confrontatie met het Nabije-Oosten, Afrika en Centraal-Amerika en zwerftochten door Europa puurde hij een vitalistische levensvisie. In de jaren zestig was hij een tijdlang actief in de politieke Vlaamse Beweging. Hij beschreef zijn geestelijk itinerarium in Van verzetsstrijder tot heel-Nederlander en flamingant (1967).

De Freine debuteerde in 1951 met Spel der dwazen, een roman waarin de burgeroorlog in Griekenland en het politiek gebeuren in Zuid-Slavië, Palestina en Cyprus de achtergrond vormen waarop twee mensen hun symbolische strijd tegen het politieke spel der dwazen voeren. De Freine typeerde die roman als “voorbeeld van het suggestieve vitalisme en pleidooi voor een soort retour à la nature”. Het schrijnende beeld van Europa na een Derde Wereldoorlog wordt opgehangen in Nacht van ontaarding (1957), terwijl in De goeden zullen gevallen zijn (1969) de Algerijnse oorlog en zijn nasleep de aanleiding vormen voor een goed geconstrueerde en geadstrueerde oorlogsroman. Uit zijn boeken spreekt een avontuurlijke geest die vele zo niet alle illusies heeft laten varen

De opdracht in Spel der dwazen – de titel is programmatisch – resumeert zowat de medemenselijkheid die De Freine merkwaardig genoeg steeds opgeroepen en geschetst heeft tegen een achtergrond van geweld: “Aan alle mensen die naar het geluk zoeken als naar iets dat zij verloren, en die ondanks hun streven er niet in slagen gelukkig te zijn, draag ik dit werk op.”

Jos De Freine was een stil en teruggetrokken man, een einzelgänger met gemeenschapszin, een scepticus vol idealisme. Hij koesterde zowel de relativering als de verontwaardiging. Kortom, een levensechte persoonlijkheid. Het stukje erkenning waar hij ongetwijfeld recht op had, werd hem grotendeels onthouden, en dat liet hem minder onberoerd dan hem lief was te tonen.

Ik ben blij dat ik hem gekend heb, dat wij enkele jaren met elkaar mochten omgaan en daarbij steevast rustige, maar altijd boeiende gesprekken voerden. Vriendschap dient immers niet noodzakelijk uitbundig of druk te zijn. Dat hij in mijn herinnering blijft voortleven als een minzaam, zij het soms wat norse maar altijd broederlijke man, een eerlijke en bescheiden literair vakman, troost mij voor de afstand die met de jaren tussen ons ontstond – zonder reden, zonder aanleiding, gewoon omdat het leven nu eenmaal zo is. Een vaststelling die wel allen al te vaak ervaren wanneer voorgoed afscheid wordt genomen van een verre vriend.

Henri-Floris JESPERS

Partager cet article
Repost0
25 décembre 2013 3 25 /12 /décembre /2013 07:18

BenKLein-copie-2.jpg Ben Klein, 1 juni 2013

 

In de woelige jaren '60 van vorige eeuw was Ben Klein een van de vele Antwerpse 'angry young men' die de Koekenstad deden bruisen van literair leven. Het experiment was 'in', ook Klein stond op de barricaden. In tegenstelling met sommige estheten die een eerder vrijblijvend experiment bedreven, was het experiment van Klein doordrenkt van een socio-maatschappelijke bewogenheid. Inlijving in het gevestigde bestel was geen optie voor deze onbuigzame 'vechter' die, afkerig van elke vorm van arrivisme, geen compromissen, geen kazakdraaierij, geen middenwegen kende.

Uiteraard is een dergelijke attitude niet de ideale sleutel om deuren te openen naar succes. Dat stelde ook Henri-Floris Jespers op deze blog: "De vaak kwetsende egelstelling van Ben Klein heeft zijn geheel persoonlijke 'pohesie' genadeloos (maar niet minder onterecht) naar de marginaliteit verwezen. So what?" (17.01.2011) In een andere 'mededeling' noemt Jespers deze "weerbarstige" dichter"schromelijk onvolprezen" (22.04.2012). Ook ik heb altijd bewondering gehad voor de schone koppigheid van deze 'woordenaar' die de volstrekte consequentie tussen schrijven en leven huldigde, kortom: bij wie de Vorm niet afweek van de Vent, bij wie woord en daad één waren.

Dat over Kleins werk niet zoveel werd geschreven, is dan ook te begrijpen. Zo gaat dat immers in het Vlaamse literatuurland, waar dwarsliggers in een 'cordon sanitaire' worden gedrongen. Bij het zoeken naar internet-informatie over Klein, kon ik slechts op een paar sites terecht. En ook in de gedrukte literatuuroverzichten is zijn naam zo goed als onvindbaar. Hoewel Klein met zijn poHesie mede aan de basis lag van de evolutie naar het Nieuw-Realisme, ontbreekt zelfs in 'Nieuw Realistische Poëzie in Vlaanderen' van Lionel Deflo (jrg. 4, nr 3 van Kreatief, 1970) en 'Nieuw-realistische poëzie in Vlaanderen. Ontstaan, doorbraak en profilering van een literaire beweging' van Dirk de Geest en Stefaan Evenepoel (themanummer van Spiegel der Letteren, 1992) elk spoor van hem.

Gelukkig is er nu iemand die zich heeft vastgebeten in zijn werk. Liesbeth De Rijcke heet ze. Onder begeleiding van promotor prof. dr. Hans Vandevoorde (VUB) heeft zij voor het behalen van de graad van Master in de Taal- en Letterkunde Nederlands (Academiejaar 2012-2013) een scriptie gemaakt: 'Ben Klein, dichter van het compromisloze experiment', die werd gepubliceerd in aflevering XVII van het mooie digitale tijdschrift 'De Vallei' van François Vermeulen. Het is een vrij uitvoerig essay geworden van 32 178 woorden, hetzij 10,64 MB of 91 A4-pagina's.

En jawel hoor, in meer dan een opzicht werpt het essay een verhelderend licht op de figuur en het werk van Klein en geeft de onderzoekster interessante informatie over de geest en het literaire gebeuren van de jaren '60. Helaas durft zij ook wel eens de bal mis te slaan. Zo rept zij slechts in één zin over het verisme (zie intermezzo), dat nochtans dé drijfkracht was van Kleins in 1970 verdwenen tijdschrift Het Kahier: "[Klein] transformeert Het Kahier tot een heus tijdschrift waarin hij zijn 'reine' experimentele 'pohesie' ventileert en zijn manifest van het verisme publiceert". Waarna ze een citaat van Bobb Bern aanhaalt: "De aanvankelijk sociale bekommernis van Het Cahier werd zo al snel verlaten voor de 'dictature du mot magique'."

Met permissie, maar dat is larie en apenkool. Klein is aldoor een verist gebleven, zoals overduidelijk blijkt uit zijn tijdschrift HA, dat hij vóór enkele jaren opstartte en sinds 2012 in digitale vorm gratis toezendt aan geïnteresseerden (contact via ftf.vermeulen@gmail.com.).

HA staat vol met 'antigedichten', 'anti-art', 'saladeproza', 'elastisch proza' en collages die een bewuste aanfluiting zijn van alle vormen van 'mooie' kunst en schoonschrijverij. Op zijn blog, 'ben klein, experimenteel', schrijft de auteur overigens zelf dat in HA"humor, engagement en schoppen tegen het 'establishment' de hoofdingrediënten zijn". Zo is het 'saladeproza' één kruidige macedoine van verse (actuele) groenten overgoten met een pikante taalsaus, één spitante cocktail van nieuwsjes die hem onder de ogen komen en ideetjes die door zijn hoofd flitsen. Ze worden zo maar op het scherm geworpen in ongeordende telegramstijl. Één paternoster over alles wat in deze maatschappij/wereld scheefloopt, verontwaardigt, ergernis of afschuw of verbazing opwekt, doet lachen of grijnzen of vloeken.

Intermezzo

Het verisme (etym: Lat. verus = waar) was/is een avant-gardistische beweging, die ontstond uit de oorlogsweeën en haar grootste bloei kende in het Duitsland van de Weimar Republiek (1918-1933). Samen met het dadaïsme vormde ze de hoofdstroming in de Neue Sachlichkeit, die zich kenmerkte door de emotieloze weergave van alledaagse onderwerpen en de voorkeur voor eenvoud.

De veristen hebben veel aandacht voor wat er volgens hen mankeert aan de maatschappij. In het boek 'Die Kunstismen' (1925) van Hans Arp en El Lissitzky zegt de veristische schilder George Grosz: "De Verist houdt zijn tijdgenoten een spiegel voor de neus", m.a.w. hij neemt een bijtende sociaal-kritische houding aan.

Aan de grondslag van het verisme liggen een heilige verontwaardiging en een afschuw van de burgerlijke cultuur. Het dadaïsme oogt speelser dan het verisme. "Der Dadaismus () hat die Kunst für einen magischen Stuhlgang erklärt (). Der Dadaismus hat das Bejahen und Verneinen bis zum Nonsens geführt," zei de voorman Hans Arp in 'Metamorphosen 1915-1965'. Al bij al is het dadaïsme echter niet minder ernstig dan het verisme, alleen gaat het niet zo prat op zijn eigen ernst.

In tegenstelling met de kwakkel die in 2011 werd verspreid, dat Ben Klein het loodje had gelegd, lééft de man dus nog, en zelfs heel intens. Ondanks zijn 84 jaar heeft zijn strijdvaardigheid nog geen deukje gekregen. HA toont aan dat hij nog even alert, even compromisloos is als in de jaren '60-'70. Zijn taal bliksemt, zijn lemmet flikkert. Niets wordt gespaard. Alles wordt in de mengpot gelegd. Zowel de politiek als de literatuur, zowel de kerkelijke als de geestelijke leiders, zowel de straatveger als de bankdirecteur, zowel de migrant als de autochtoon, zowel de burger als de outlaw. Niets is heilig voor de scherpe en kolderieke pen van de auteur.

Maar toch is er verandering merkbaar: het ernstige gewicht dat in de jaren '60 wel eens de overhand nam, is namelijk verdwenen en wat rest is een schaterlach om dit ridicule, hypocriete, kwasterige, maffiose gedoe dat zich 'de mensheid' noemt. Door zijn spottende bril ziet Klein de wereld als één groot Absurdistan. Door de realiteit te verbinden met dartele, schalkse fantasieën, verkrijgt hij een bizar, nonsensikaal effect. De brokken werkelijkheid die hij uit de media oppikt, vormen via allerlei gekke associaties een fantastische onwerkelijkheid, die nog aangevuld wordt met zelf verzonnen absurditeit.

Ja, het verisme is er nog, maar het heeft 'lucht' gekregen, het ademt niet meer zo zwaar, is geiniger en grolliger geworden. Kortom: Klein is meer naar dada geëvolueerd. In 'contra contra contra' blikt hij overigens terug op het dadaïsme en hij besluit met: 'être dada c'est être courageux'. Die moed, die het hele werk van Klein heeft 'gepekeld', ontbreekt nog steeds niet. Zoals Klein in een telex-bericht van 1966 Heibel begroette met "Heibel is een salvo" en zijn toenmalige strijdmakker Gerd Segers met "Forza Heibel", zo zeggen wij thans: 'HA is een salvo' en 'Forza Ben Klein!'

Frans DEPEUTER

(wordt morgen vervolgd)

Partager cet article
Repost0
24 décembre 2013 2 24 /12 /décembre /2013 12:00

 

Man-Ray--1934.jpg

Man Ray in 1934 (foto: Carl Van Vechten)

Het surrealisme beeldt de diepte van de werkelijkheid uit op een zo vrij mogelijke manier. De associatie, de droom en (bijna) al het andere ongeleide kunnen helpen de niet vast te pinnen kern van het bestaan voelbaar te maken.

Dat klinkt wel erg vloeibaar en onvast. Jazeker, maar het is dan ook een reactieve scheppende opvatting. Een direct gevolg van de door het establishment strak geleide ervaring van W.O. I.

Een van de zuiverste en meest baanbrekende uitingen van het surreële in de kunst bekeek ik onlangs opnieuw. Het is Emak-Bakia, een korte film, een cinépoème, van Man Ray uit 1926.

Opnames voor de film werden gemaakt bij Biarritz, in het Franse deel van Baskenland. Een huis speelt een rol in de film, een villa met de naam Emak-Bakia. Dat is Baskisch voor Lazer op! of Laat me alleen!

In de film komen we Man Ray, de zangeres Kiki de Montparnasse en de illustere Jacques Rigaut tegen. Zij zijn geen acteurs in een traditioneel verhaal. Zij zijn prikkelende onderdelen van een stroom beelden en bewegingen die ongedwongen toegeeft aan de impuls van het ongedachte.

Man Ray realiseerde de meest subtiele regie van wat niet geleid kan worden. Vernieuwend, zuiver en nog steeds (bijna negentig jaar later) een ervaring. Geen epigonisme, maar the real thing.

De Amerikaan Man Ray (1890 -1976) hield zich na W.O. II niet meer met fotografie/film bezig.

Emak-Bakia  is een stomme film. Er bestaan verschillende muzikale toevoegingen die van waarde zijn. Paul Mercer, een hedendaagse violist/componist, tekent voor het ‘geluid’ bij de versie die ik beleefde van Emak-Bakia.

Open de hyperlink.

Van harte welkom in Villa Lazer op!

http://www.youtube.com/watch?v=L1y-OA6yf5s

Erick KILA

Partager cet article
Repost0
23 décembre 2013 1 23 /12 /décembre /2013 20:20

 

Raf-Vallone.jpg

Raf Vallone (1916-2002) acteerde in heel wat respectabele rolprenten. Zo speelde hij een van de hoofdrollen (naast Silvana Mangano en Vittorio Gassman) in Riso amaro van Giuseppe De Santis uit 1949. Ook had hij de hoofdrol in La venganza van Juan Antonio Bardem (1958). Voorts was hij, met Charlton Heston en Sophia Loren, te zien in El Cid van Anthony Mann (1961), in Harlow van Joseph Levine (waarin ook Carroll Baker en Angela Lansbury speelden) uit 1965, in The Cardinal van Otto Preminger uit 1963 (naast onder meer John Huston en Romy Schneider) en in The Godfather Part III van Francis Ford Coppola uit 1990 (met Andy Garcia, George Hamilton, Eli Wallach en nog heel wat sterren). Voorwaar grote acteurs en regisseurs om mee samen te werken!

Maar toen Raf, eigenlijk Raffaele, Vallone begon te acteren had hij er reeds een carrière op zitten. Eerder was hij namelijk voetballer! En niet zomaar een amateurtje in een onderafdeling, neen: hij kwam uit voor Torino waarmee hij speelde in de Serie A. In het seizoen 1935/1936 won hij met de Turijnse ploeg zelfs de Coppa d’Italia! Ik vraag me af waarop hij op zijn oude dag met de meeste trots terug heeft gekeken….

http://www.youtube.com/watch?v=NpeFef_tvA0

Bert BEVERS

Partager cet article
Repost0
22 décembre 2013 7 22 /12 /décembre /2013 18:27

 

Oukhow.jpg

Hier dr. Michel Oukhow (later pp), op 27 april 1974, eveneens gekiekt door Ludoviek Andries in de privé-club van de V.E.C.U. (zie mijn blog van gisteren).

En dan, een paar jaar later, onder het waakzaam oog van Oranjehuisbaas Bert de Bruyn, een uitbundige uitgever Walter Soethoudt...

WalterBert.jpg

Partager cet article
Repost0
22 décembre 2013 7 22 /12 /décembre /2013 17:03

 

LukasDeVos.jpg

Even dacht ik dat het haasje was. Ik strompel moede mijn sponde uit - Goede Vrijdag heeft mij meer dan lafenis gebracht, een doek met azijn op een staak kun je een doorgewinterde Margaux moeilijk noemen, laat staan drie flessen - en begeef mij enigszins onvast naar de Alka Seltzer en de kast waar ik vermoed hem te vinden. Gilletje, hoeps, daar schuif ik pardoes onderuit. Iets kraakt onder mijn voeten, een weldadige geur van pure chocolade verspreidt zich, mijn pantoffel kleeft bij elke wankelende stap die ik zet. Her en der rollen veelkleurige bolletjes het huis rond. De paashaas is geweest, want klokkengelui heb ik niet gehoord, die van Rome zullen ze zelf opgegeten hebben. Het is vreemd hoe de paasdagen de mensen aan het denken kunnen zetten - ten minste, wat er aan mij van mens nog rest. In een helder moment keer ik op mijn sloffen terug, en vraag aan mijn nog soezende vrouw, die zich weldadig in de dekens rolt: een haas, legt dat eieren ? Dat, dat, knort ze. Die. Waarom ben ik in klokkesnaam getrouwd met een spraakkunstvaste vrouw ? Ook goed, die, bauw ik haar na, barser dan ik des morgens bedoel, maar gezien de ontzilte staat van mijn tong en mijn klef gebit voor verschoning vatbaar. Zot, zegt ze. En ze meent het. Nee serieus, probeer ik opnieuw, legt een haas eieren ? Als hij geen diarree heeft, chocolade eieren, zucht het brutale wicht dat zich de mijne noemt, en geeft een onderdekense kontslag om mij diets te maken dat voor haar Paaszaterdag uit uitslapen bestaat. Ik gebaar van krommen haas. Een haas is toch mannelijk, dring ik aan, een voorwaar hitserige lagomorf van een langoor. Ze drukt het laken omlaag, ik loop spitsroeden tussen haar zwarte karbonkels van ogen. Uit, zegt ze. Hoezo uit. Uit. Jij eruit, ga paaseieren rapen, en maak maar in één moeite fruitsap, en kook mij een eitje, drie minuten twaalf seconden. Wit of melkchocolade, probeer ik flauw, maar dat is er teveel aan. Ik kan nog net een sierlijk, zoals dat in de boekjes heet, muiltje ontwijken. Grote muil, mopper ik na, maar kwijt me van mijn plicht. Toch laten de keunen mij niet los. Maar hoe ik ook zoek, bij de fluithaas, de alpensneeuwhaas, de lepus europaeus, de rammelaar, de Kaapse haas, Herwig Haas, Klaus Haas, Hella Haasse, Haasdonk en hazelippen, er is geen ei te bekennen in de nochtans opgewonden levensstijl van de stifttandige knagelijns. Want geef toe, drie tot vijf worpen van vier- tot tienlingen per jaar, da's geen kattepis. Ze hebben maar een vastentijd van veertig dagen nodig om moeder haas gedag te zeggen, ze worden geboren met open oogjes en hangoren, die langoren. Maar eieren, in geen velden te bekennen. Dan maar de grote encyclopedie van het christene weten opgeslagen, mitsgaders theologische en schriftuurlijke vertogen. Het enige paasei dat ik kan vinden is het Paaseiland, niet bepaald een meesterlijke ontdekking van Jakob Roggeveen bijna drie eeuwen her. Ook daar, alweer, geen haas te bekennen, zelfs niet in het u welbekende kohau-rongorongo, dat ze daar ooit schreven. Mijn gedacht, het dwaalt af. Naar Hoegaarden, want daar houden ze elk jaar nog een palmprocessie - maar zonder haas, wel met een ezel, en op zijn lange oren na vertoont die weinig gelijkenis met de eileggende lepus. Naar Belsele-Waas dan maar, dat al zeker één voordeel heeft, het rijmt op haas. In Belsele dreven er ooit op Paaszondag ronkende klokjes over het voetbalveld van Trappen Steels, die sjokolade eieren dropten op de toeschouwers. Bij nader toezien bleek het een practical joke van de Wase Modelhelikopterklub te zijn. Naar Pennsylvania dan maar. Daar brachten Duitse inwijkelingen rond 1700 de 'Oschter Haws' mee, en nu nog leggen de kinderen er hun schoentje of hun mutsje, waarin als bij wonder bij het ontwaken gekleurde eieren ter ontbolstering liggen. Maar die haas blijkt evenwel een bunny te zijn, en dat al die Playboymodellen op eieren lopen wil ik best geloven, dat ze eieren leggen, dat staat nog te bezien. Neenee, het moet een viriele haas zijn, van het geslacht dat ik deel. Eindelijk heb ik prijs. De paashaas is gevangen. Niet aan mijn achterdeur, maar in Auburn, Australië. En hij blijkt wel degelijk een man te zijn, als ik sheriff Edward Bonner mag geloven. Hij heet Avery Badenhop - een voorbestemde naam, hoeba hoeba hop hop - en hij is gepakt toen hij met roze oren, wipstaartje, en een wit konijnepak met een valscherm een canyon indook. Haast en spoed zijn zelden goed, maar Badenhop had zich beter gehaast. In zijn wagen lag nog het voorwerp zijns opzienbarens. De Sheriff noteert droogjes in zijn procesverbaal: "Na verificatie van 's mans identiteit, de gevonden hulptoestellen, en het feit dat er in de hele buurt geen enkele andere haas van één meter tachtig is aangetroffen, besluiten wij, onderzoekende officieren, dat wel degelijk heer Badenhop van de brug sprong". Een pak van mijn hart, maar waar bleven de eieren ? Bij mij wellicht, was ik nu medeplichtig aan luchtbezoedeling en het veroorzaken van oneigenlijke windverplaatsing ? Lees dat boekje over Isjtar es door, kreunt mijn vrouw vanuit haar bedstee. Isjtar, natuurlijk, Astarte, de morgenzon, den Oost, de godin van de vruchtbaarheid, de Easter van de heilige Bede - de Chaldeeën, die hebben het ons gelapt. Het ei van de wereld, want een slangeëi zoals dat van Tyfoon, daaruit was de godin ontstaan. Het reuzenei zelf was uit de hemel gevallen, de Rivier de Eufraat in. Voortgeduwd door vissen rolde het op het strand, en daar verscheen de Godin der Schoonheid en Vruchtbaarheid. Ik heb het nu eindelijk begrepen. De goden zijn slangen, en ze eten hazen als ontbijt, en daar komen roodbebloede eieren uitgerold die voor vrouwen zorgen. Zo klaar als een keun. Zal ik de Bulgaren nu es gaan uitleggen waarom zij aan de ketter van een Turk met Velikden - zeg maar gewoon Pasen - een brood sturen en vijftien rooie eieren. De Turk is daar zeer mee ingenomen. De orthodox niet minder, want uit vreugde schenkt de Turk hem wat kleingeld. En het gros van de eieren, dat slaan ze stuk tegen de kerkmuur des nachts. Het ei van Columbus, roep ik naar mijn vrouw - maar die kijkt met grote gloedvolle ogen naar haar buik. Mijn water is gebroken, zegt ze - kom paashaas, geef mij wat maaskaas, en dan als de klokken naar oma. Bevallen doe ik wel tussen de chocolade. Sappige vrouw, je zou ze een likje geven.

Lukas DE VOS

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche