Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
21 février 2014 5 21 /02 /février /2014 12:00

 

Het grote voordeelom te leven op de grens van arm en rijk – waar uw gewaardeerde medewerker een prominente plaats inneemt – is dat je veel armen kent maar ook veel rijken. Welnu, er is geen enkele arme luis die geen geldproblemen heeft. Maar, let op! Hetzelfde geldt voor de rijken. De Oom Dagoberts werken dubbele shifts per dag, hebben nauwelijks de tijd voor een deftig familieleven, en de weinige vrije tijd die ze hebben zitten ze op de fiets. Om weg te zijn van hun huis, waar hun een berg geklets met hun vrouw wacht over hun persoonlijke financiële problemen.

 

Wie meerdere huizen heeft en dubbel zoveel notarissenzit voortdurend te cijferen. Hier een nieuw dak, daar een huurder die niet naar je pijpen danst, je kinderen die met hun wagenpark niet willen onderdoen voor die van hun ouders, de tuinman die elke lente een pak duurder is, het zwembad dat lekt, een zoveelste dossier waarvoor je naar de juridisch deskundige moet, bevoegd om authentieke akten te verlijden. Het kost twee minuten om je handtekening te zetten, maar drie uur verplaatsing. Plus een honorarium van vier cijfers vóór en drie cijfers na de komma.

 

De lijstvan problemen is eindeloos. Daarbovenop komen de schurkenstreken van de overheid, zoals de GAS-boetes. Dubbele ellende voor de rijken, want hoe meer men heeft hoe meer men doet, en hoe meer men doet hoe meer men misdoet, volgens de grote, boze burgerwacht. Befehl ist Befehl. Tel daarbij de rotstreken van de bedrijven waar je zelf aandelen bij hebt, zoals Electrabel, dat zijn winst door eigenaar GDF Suez wordt opgeëist, om de Belgische belastingsbetaler 255 euro per jaar te kunnen tillen. Denkt u nu werkelijk dat deze diefstal geen belediging is, geen pijn doet aan de rijken? Dan kent u ze niet goed.

 

Rijk zijn, geloof me, is geen pretje. Overal ter wereld zijn er rijken die hun fortuin weggeven, hun bedrijf in de etalage zetten, hun eigendommen verkopen om rustig te kunnen gaan leven in een hutje op de Franse of de Italiaanse hei. Weg jaarbalansen, zorgen van morgen en overmorgen, de blik van de thesaurier in hun kelders en kluizen. Heerlijk om opnieuw te leven met kleingeld, naar de plaatselijke markt te trekken en te trachten drie kreeften voor de prijs van twee te kopen. Boden ze vroeger tegen elkaar op, nu genieten ze volop van de kunst van het afbieden. Heerlijk om met een Chinees horloge rond te lopen dan met een Zwitsers.

 

Een zeilboot hoeft niet meer, ze zijn al tevreden met een zwembroek, waar waarschijnlijk al iemand anders in gezeten heeft, gezien de verschoten kleur en de nageur van chloor. Een sopje en hop, klaar voor een jaar duinplezier onder een kaduke parasol, die in de bergruimte tussen de vodden belandde van de gehuurde villa, gevonden door hun vrouw en een vriendin die uren hebben zitten surfen tot ze er scheel van zagen, maar bovenmatig gelukkig zijn. Buiten het toeristenseizoen hebben ze voor een prikje een pracht van locatie gevonden. Een vakantiedomein dat het midden houdt tussen een fort en een fermette.

 

Zij die geen afstand willen doen van hun eigendommen, aandelen, bedrijven, oldtimers, minnaressen hebben het werkelijk moeilijk om de touwtjes aan mekaar te knopen. Een dun touwtje lukt redelijk, maar probeer het maar eens met een dik; een hels karwei. Tientallen keren heb ik rijke mensen aan de slag gezien om zich uit het kluwen van zorgen te wringen. Ik had oprecht met ze te doen. Er wordt wis en waarachtig te weinig rekening gehouden met de geldproblemen van de rijken. Alle aandacht gaat naar de armen. Ze stellen zich voor als slachtoffers. Welnu, de rijken zijn niet minder de dupe van het kapitalisme.

 

Dit pleidooi is, hand op het hart, werkelijk geschreven vanuit een zeer diepe bezorgdheid met de rijken. Om die reden pleit ik hier, als eerste in de geschiedenis van het kapitalisme, voor de oprichting van een hulpfonds voor de rijken. Een fonds dat ze niet enkel financieel steunt, maar ook moreel. Met digitale cursussen en congressen aan de kusten van Costa-Rica, en de Krim, waar er voldoende hostesses zijn om hen bij te staan bij erge dip of ferme kick.

 

Rijke mensen moetenniet arm worden, maar rijk blijven. Zij die hun fortuin wegschenken moeten op andere gedachten worden gebracht en zij die verzuipen in vragen zonder antwoorden verdienen zorgbijstand. Zonder rijken geen armen. Want eens we zover zijn is het kapitalisme om zeep. En met het kapitalisme het klassenverschil. Dat mogen we de zwervers en de daklozen niet aandoen. De rijken hebben de plicht om rijk te blijven en de armen om arm te wezen, tot hun laatste cent. Dan pas zijn ze van enige betekenis in onze maatschappij.

Guido LAUWAERT

 

Partager cet article
Repost0
20 février 2014 4 20 /02 /février /2014 17:48

 

Het-gezelschap.jpg

Het gezelschap. Van l. naar r. : Frank De Vos, Richard Foqué, Robin Rawly, Roary McKillop

Op de matinee van zondag 2 maart is er de tweede editie van “Antwerp, the Old Busker’s Graveyard”. Voor ex-straatmuzikanten zoals Derroll Adams en Jonathan Swift was Antwerpen de eindbestemming. The Epiphany Brothers met Robin Rowley en Ruary McKillop brengen onvervalste Engelse folkmuziek. Met o.a “Antwerp, the Old Buskers Graveyard” als titelsong en het even melancholische “Refrain for Derroll”, brengen zij een hommage aan hun vriend Derroll Adams.

Gedichten van William Wordsworth, W.H. Auden, en de Engelstalige cyclus “At Walking Distance” van Richard Foqué vormen de poëtische rode draad.

Be now my travel companion

time has come to depart for the ultimate quest

there will be no rewards nor memories left

we all are marching in the same direction.

(Richard Foqué, ‘Exploring the Darklands’)

Met mijn Memories for sale sluit ik als gastheer de weemoed die deze voorstelling doordesemt Op 7 oktober 2013 verscheen op Mededelingen van het CDR hierover reeds een uitvoerige bijdrage.(1)

Affiche-Buskers-020314.jpg

Welkom in Opus 4 op zondag 2 maart om 16u , Love2Arts Gallery, Desguinlei 90, 2018 Antwerpen. Tickets: 10 € / –12j gratis.

Frank DE VOS

  1. http://mededelingen.over-blog.com/article-antwerp-the-old-busker-s-graveyard-120450625.html

  2. Nuttige links: http://sorodha.be/

http://www.facebook.com/Sorodha1814

Partager cet article
Repost0
20 février 2014 4 20 /02 /février /2014 12:00

 

Ik heb geen verrekijker nodig om te weten

met wie ik wil duiken en spuiten:

grienden en bultruggen zijn mijn vrienden.

 

En zie, zie, die dolle kleine dolfijnen

die ons volgen

boven en onder de golven.

 

 Toch moet ik het bekennen:

bovenal bemin ik de narwal,

de eenhoorn van een noordelijke zee.

Hendrik CARETTE

Partager cet article
Repost0
19 février 2014 3 19 /02 /février /2014 12:00

 

Joris-Kila-en-militaire-escorte--kort-voor-de-tocht-door-de.jpg

Joris Kila met militaire escorte kort vóór de woestijnreis naar Timboektoe

(c) Joris Kila

Alles van waarde is weerloos. De dichtregel van Lucebert slaat de spijker op zijn kop als het om de bescherming van internationaal erfgoed gaat.

Veel fout volk is betrokken bij het beschadigen / vernielen / plunderen van monumenten, archeologische sites en museale collecties. Natuurlijk de ‘usual suspects’ (godsdienstwaanzinnigen / jihadisten en moorddadige regimes), maar eigenlijk ook de door de belastingbetaler gefinancierde futloze, in zichzelf gekeerde, internationale organisaties en politieke gremia, die kennelijk cultuur niet zien als iets waarmee je kunt ‘scoren’.

Een handjevol mensen voegt gelukkig welde daad bij het woord als het om erfgoed in nood gaat. Zo vertrok er vorige maand in het geheim (en op eigen kosten) een piepkleine internationale missie vóór de Nederlandse troepen uit naar Mali. Doel: het in kaart brengen van schade aan het rijke culturele erfgoed van dit Afrikaanse land.

Drie Europeanen, w.o. de Nederlander Joris Kila, trokken van de Malinese hoofdstad Bamako dwars door de woestijn naar het noordelijker gelegen Timboektoe. Op de gevaarlijkste delen van de tocht werden ze beschermd door Malinese militairen.

Voorgeschiedenis

Al tientallen jaren zijn er problemen met Toeareg-rebellen in Noord-Mali. In 2011 verergerde de situatie. Na de val van de Libische dictator Khadaffi sloot een deel van zijn troepen zich aan bij de Malinese rebellen. Gelijktijdig nam de invloed van de radicale Islam bij de rebellen toe. In maart 2012 werd de Malinese president Touré afgezet. De Toeareg-rebellen bezetten het Noorden van Mali en riepen er een onafhankelijke staat uit. Bemoeienis van Islamitische radicalen (onder meer Al Qaida) zorgde er snel voor dat het Islamitische recht in steden als Timboektoe, Gao en Kidal ging gelden. Toen later de hoofdstad Bamako bedreigd werd, riep de nieuwe president Traore in januari 2013 de hulp van de Fransen in.

Franse en Malinese troepen bevrijdden in korte tijd het Noorden. De situatie is er tot op de dag van vandaag gespannen. Een deel van de Franse troepen is gebleven. De komst van Nederlandse troepen is in voorbereiding.

Schade in Timboektoe

Er staat van oudsher een groot bord in de stad opgesteld met het opschrift “Timboektoe, stad van de 333 heiligen”. De bezetters veranderden ‘333’ in ‘0’. In de Sidi Yahya moskee werd een kostbare heilige deur door de radicalen vernield om de stedelingen te tarten. De lokale bevolking geloofde namelijk dat openen van de deur ongeluk over de stad zou brengen. Ook de Grote moskee van Timboektoe ontkwam niet aan beschadiging. In het Zuidoostelijk gedeelte van het moskeecomplex worden momenteel reparaties in gang gezet. Tombes van Soefi-heiligen in de buitenste muur van de moskee werden met opzet beschadigd. De vernielingen aan andere, nabij gelegen, Soefi-tombes zijn van een bijzondere aard. Ze werden geboobytrapt en ontheiligd met uitwerpselen.

In het Ahmed Baba Instituut verbrandden de bezetters oude manuscripten die geëxposeerd waren in het restauratie-atelier.

Door-jihadisten-verbrand-manuscript-in-Timboektoes-moderne-.jpg

Door jihadisten verbrand handschrift in de moderne bibliotheek van Timboektoe

(c) Joris Kila

Medewerkers van het instituut hadden de bui al zien hangen en maakten deze kleine tentoonstelling om de aandacht van de grote collectie handschriften af te leiden. Verschillende kluizen van het instituut werden met geweld geopend. De jihadisten zagen (door de gebrekkige verlichting in de kluizen) gelukkig zo’n 10.000 documenten / manuscripten over het hoofd.

Een duidelijk voorbeeld van iconoclasme was te zien in de katholieke kerk van Timboektoe. Het gebouw was ernstig beschadigd. Van een houten Mariabeeld was het gezicht volledig weggekrast.

Toekomst

Een kleine particuliere missie slaagde erin om de Malinese militairen te informeren over het beschermen van hun cultureel erfgoed. Praktische instructies werden gegeven. Schade door oorlogsgeweld en bezetting werd ter plekke zo goed mogelijk in kaart gebracht.

Training-bescherming-cultureel-erfgoed-Malinese-militairen-.jpg

Training bescherming cultureel erfgoed aan militairen

(c) Joris Kila

Het toont weer eens extra aan dat er een internationale en effectieve aanpak van het probleem erfgoedschade moet komen. Welke instantie of overheid neemt het initiatief voor een leerstoel ‘bescherming internationaal cultureel erfgoed’, gecombineerd met een ondersteunend instituut / centrum dat handelend kan optreden? Concentratie van ervaring op het gebied van praktische bescherming is wel het minste dat nodig is.

Erick KILA

 

http://mededelingen.over-blog.com/article-erfkwaad-119848769.html

Eind april organiseert M-Museum Leuven in het kader van Ravage(kunst en cultuur in tijden van conflict) een debat met onder meer erfgoeddeskundige Dr. Joris Kila en journalist Rudi Vranckx.

Partager cet article
Repost0
18 février 2014 2 18 /02 /février /2014 22:35

 

VanLangeHFJ.jpg

Gisèle Van Lange en inleider Henri-Floris Jespers (Antwerpen, De Kunstkamer, 1965)

Galerie Albert Dumont exposeert schilderijen en tekeningen van Gisèle Van Lange: 'Réseaux, intervalles'. In Espace B te Glabais toont de kunstenares een reeks 'Portretten'. Aanleiding ook tot de publicatie van een monografie van Serge Goyens de Heusch et al. over haar oeuvre.

Gisèle Van Lange (°Etterbeek, 26 december 1929) studeerde aan de Academie voor Schone Kunsten te Brussel (1951-1958). In 1960 exposeerde zij in Galerie Camion te Parijs en Galerie Vendôme te Brussel. Haar werk werd opgemerkt door kunstcriticus Maurits Bilcke, die er een bijdrage aan wijdde in de gezaghebbende publicatie La peinture abstraite en Flandre (onder leiding van Michel Seuphor, 1963). In de Kunstkamer te Antwerpen leidde ik in 1965 (“mais où sont les neiges d'antan”...) haar derde tentoonstelling in.

SempelsLangehfj.jpgGeo Sempels, Gisèle Van Lange en Henri-Floris Jespers

De gedreven lyrische abstractie van Gisèle Van Lange maakte grote indruk. Met haar tentoonstelling in de roemruchte galerie Saint-Laurent in Brussel (1966) vestigde ze definitief haar naam en faam.

HFJ

 

 

'Réseaux, intervalles', Galerie André Dumont, Léon Lepagestraat 43, 1000 Brussel.

Vernissage op 20 februari van 18 tot 22 u. De tentoonstelling loopt tot 23 maart. Open op donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag, van 12u30 tot 19 uur.

'Portraits', Espace B, Haute rue, 33 A, B-1473 Glabais.

Vernissage op 22 februari van 14 tot 18 u. Tot 16 maart. Open op zaterdag en zondag van 14 tot 18 (en na afspraak).

 

http://www.gisele-van-lange.be/F-GVL-artiste.html

Partager cet article
Repost0
18 février 2014 2 18 /02 /février /2014 12:00

 

DantonsDood.jpg

Het eerste toneelstuk van Georg Büchner[1813-1837] is eerder een leesstuk dan een speelstuk. Actie ontbreekt zo goed als en de ene lange monoloog volgt de andere op. De dood van Danton is de essentie noch de climax van het stuk. De soberheid op het doen door het denken van Maximilien Robespierre botst frontaal met het denken ná het doen van Georges Danton.

 

Het conflict moet lijden tot de ondergang van een van beiden. Het is Danton. Omdat Robespierre door zijn leep denken het publiek tegen Danton weet op te zetten. In de ogen van de auteur is het toneelstuk een ode aan het slachtoffer. En dat is het ook geworden in de ogen van regisseur Johan Simons. Zijn Dantons dood ademt de sfeer uit van de ziel uit Büchners stuk. Als denken en doen lijnrecht tegenover elkaar staan, komen we er niet uit. Wat momenteel zo is. Geen revolutie heeft een oplossing gebracht, geen republiek de ware democratie. De wereld is daardoor één grote chaos, waar geen filosoof raad mee weet, geen politicus een oplossing in de hoge hoed heeft.

 

Symbool van de revolutie

Robespierre heeft bij de ondergang van Danton geen goed of slecht gevoel. Voor hem is de individuele vrijheid ondergeschikt aan het algemeen belang. Wat het zijne is, natuurlijk. Wie geen gevoel heeft rest niets anders dan een koud, rechtlijnig denken. Wat uitmondt in extremisme. Zijn mening begint bij zijn pen en eindigt bij het mes van de guillotine, een wetenschappelijk ontworpen liquidatieapparaat. Het staat symbool voor de revolutie, net zoals elke revolutie een symbool heeft. Het kruis voor het katholieke, de rode vlag voor de communistische en de dollar voor het kapitalisme. Wat het conflict tussen de twee protagonisten nog versterkt is de gedachte dat voor Robespierre de revolutie in het hoofd geboren wordt en nooit ophoudt, terwijl voor Danton de buik de moeder is van de revolutie, die de republiek baart en klaar is kees. De rest is toekomst. Die twijfel verzwakt zijn positie tegenover zijn tegenstander.

 

Vertaling en bewerking

Hugo Claus hield van praatstukken. Maar hij was geen politicus en zeker geen revolutionair. Hij liep er omheen. Die omweg is onder meer Büchner en zijn eerste stuk. Hij heeft het vertaald, vrij losbandig, zoals dat bij Claus de gewoonte was. Dramaturg Koen Tachelet heeft Claus’ Bourgondische insteek weggesneden en het stuk teruggebracht tot zijn taalkundige kaalheid. Maar ook hij heeft zijn stempel op de versie van Toneelgroep Amsterdam gezet. Met de inbreng van een paar statements van Peter Sloterdijk en Michel Houellebecq. Zelfs een jeugdgedicht van Pablo Neruda is in de bewerking geslopen.

 

Monoloog voor zes acteurs

Het eindscript, en dus de gebruikte speeltekst, is een zware dobber voor het publiek. Is de voorstelling een historische les of een monoloog voor zes acteurs? Danton herrijst uit de dood doorde vertolking van Hans Kesting. Het geldt ook voor Gijs Scholten van Asschat als Robespierre. Moeilijker heeft het Halina Reijn die vier personages speelt. Haar spel is overtuigend, op het sublieme af. Door een nauwelijks veranderde kostumering en eenduidig spel heeft de toeschouwer het echter moeilijk haar personages uit elkaar te houden. Indrukwekkend is de stem van de burger, gebracht door Benny Claessens. Hij verschijnt niet lijfelijk maar op video. Toch stapt hij met zijn spel als het ware uit het doek en glijdt in het hoofd van de kijker en bezet zijn gevoelens en beïnvloedt zijn gedachten.

 

Schitterend idee

Een belangrijk aandeel is voorbehouden aan de muziek van Ludwig van Beethoven, zijn zevende symfonie. Een schitterend idee van Johan Simons. De zevende is de embryonale versie van de negende. De eerste drie delen van de zevende zijn vormstudies tot het vierde deel. Het is een explosie van gevoelens, eerder dan van mathematische tonaliteit. Met de wetenschap in het achterhoofd dat Beethoven voor deze beweging zich baseerde op boerendansen, is duidelijk dat de nuchterheid om wat is, en de woede om wat wordt, bij Simons gezocht moet worden in de mest en de grond van de natuur in zijn oorspronkelijke en puurste vorm. Koppel componist en regisseur aan elkaar en je hebt één revolutionair in twee gedaanten. Ze streven beide naar vreugde en bevrijding, zonder te [willen] weten wat de juiste keuze is voor een oplossing van het wereldconflict dat tot een wereldwijde diaspora heeft geleid.

 

De Bastille van de kunst

Beethoven heeft die wens in de vierde beweging van zijn negende gestoken. Johan Simons door aan het slot een honderdtal mensen van alle rassen, generaties en godsdiensten het podium, de Bastille van de kunst, te laten bestormen. Leek de voorstelling bij aanvang een gekkenhuis, slaat over naar een parlement, wordt het na het laatste woord een opvangcentrum. De wereld in zijn huidige toestand weergevend.

 

Fixatie

Dantons dood van Johan Simons is puur klasse, een meesterwerk. Niet eenvoudig te volgen, maar dat zal Simons een zorg wezen. Wie zijn parcours volgt ziet, dat hoe ouder hij wordt, hoe meer hij zich fixeert op de gedachte dat niet een regisseur een publiek moet zoeken, maar het publiek een regisseur moet vinden. Voor een natuurmens pur sang is nu eenmaal de belangrijkste maand van het jaar september. Wie dat voor ogen houdt, neemt deze voorstelling aan zijn schoenen mee naar huis.

Guido LAUWAERT

 

DANTONS DOOD– productie toneelgroep Amsterdam – in eigen huis en op reis tot 13 april – www.tga.nl

Partager cet article
Repost0
17 février 2014 1 17 /02 /février /2014 12:00

 

Bijdrage-1.jpg

Het Franse Libération ontdekte vorige week, o hemel, dat op de website van EU-president Herman Van Rompuy (gekend poëzieliefhebber) De meeuw stond. Dat brave gedicht werd in 1909 geschreven door Cyriel Verschaeve (het verscheen in diens bundel Zeesymphonieën). Omdat Verschaeve decennia later in de Tweede Wereldoorlog de kant van Duitsland koos dichtte Libération, het clubblaadje van de Franse socialisten, Van Rompuy – toe maar! – nazi-sympathieën toe. Het valt me van Van Rompuy tegen dat hij het gedicht onmiddellijk van zijn site liet verwijderen. “Uit eerbied voor de joodse gemeenschap” nota bene. Wát in De meeuw kan nu in ’s hemelsnaam aanstootgevend zijn voor onze Hebreeuwse vrienden?

Wat mogen we dan nog meer niet op onze websites zetten van Libération? Werk van Jean-Paul Sartre? Sartre, een van de stichters van Libération  nota bene, nam in 1941 aan het Lycée Condorcet immers de plaats in van een ontslagen joodse leraar filosofie.

Gedichten van Hans Andreus? Die was namelijk lid van de SS. Poëzie van Martien Beversluis? Die was, nadat hij eerder openlijk socialistisch, communistisch en belijdend protestants dichter was, in 1944 immers NSB-burgemeester van Veere en Vrouwenpolder. Verzen van Gerrit Achterberg? Hij was immers een moordenaar. Teksten van Theun de Vries, notoir communist? Van Willem de Mérode, een pedofiel? Mogen we misschien ook niet meer naar de muziek van Michael Jackson luisteren? Die was ook pedofiel. Stelt Voyage au bout de la nuit niets meer voor omdat Louis-Ferdinand Céline later antisemiet werd? Het doet allemaal een beetje denken aan de mensen die de muziek van Richard Wagner verachtelijk vinden alleen maar omdat Adolf Hitler er graag naar luisterde.

Libération-correspondent Jean Quatremer, die de ‘ontdekking’ van De meeuw op Van Rompuy’s site wereldkundig maakte op zijn blog Coulisses de Bruxelles, is trouwens naar het schijnt volledig Nederlands-onkundig.

Natuurlijk reageren we op bepaalde ogenblikken allemaal wel eens onbesuisd, maar wat mij betreft zou Herman Van Rompuy een mooie daad stellen door terug te komen op zijn eerste impuls en De meeuw (een gedícht dat hij mooi vindt, geen politiek manifest) gewoon terug op zijn website te plaatsen.

Bert BEVERS

Bijdrage-2.jpg

Partager cet article
Repost0
16 février 2014 7 16 /02 /février /2014 04:48

 

Maarten-Embrechts.jpg

Maarten Embrechts, pseudoniem voor Luc Mertens, is dichter-kunstschilder. Pas de zestig voorbij, is hij gaan publiceren. Vanaf 2008 verschijnen zijn gedichten in diverse tijdschriften en wordt hij opgenomen in een paar bloemlezingen. In 2010 en 2011 wordt hij genomineerd voor de Melopeeprijs. Met Dagen van koffie en van brood volgt nu zijn debuutbundel.

Hij noemt het zelf een doorlopende vertelling in dichtvorm, die de ontwikkeling schetst van een opgroeiende jongen in de vijftiger/zestiger jaren tot aan het afscheid op latere leeftijd van zijn demente moeder. Embrechts doet dat in vijf korte cycli, die ieder een fase uitlichten uit het opgroeien van kind tot volwassene.

Vanaf het eerste vers is Embrechts duidelijk, deze gedichten gaan over hemzelf, zijn onzekerheid over wie hij is: Er is aan ons huis een haag waar ik in kan / kruipen en zelfs recht kan staan Na school / moet ik daar altijd even in en uit…en verder in het laatste vers van het openingsgedicht Hoe kan mijn hoofd van / jongens houden als mijn lijf iets anders zegt Moet / ik dan mijn voeten in mijn moeders schoenen zetten. Het zijn de schoenen van zijn moeder, damesschoenen, die de rode draad vormen doorheen deze bundel en metafoor zijn voor de zoektocht naar zijn identiteit, zijn geaardheid en de worsteling daarbij met zijn ontwakende seksualiteit: Van vrouwen kan ik de wandel niet meer / dragen Ze halen alle mannen bij me weg en in de derde kantelcyclus Malonne: Het moet volstaan voor de tussenwereld / die ik bouw halverwege man en vrouw.

De intense moederbinding en de totale afwezigheid van de vaderfiguur doordesemen elk gedicht. Waar in de eerste twee cycli Het Duifhuis en De schoenen van mijn moeder de dichter zoekt en twijfelt, tracht hij te aanvaarden in de laatste twee cycli. In Jezus spelen wil hij in het reine komen met zijn vader Iedereen heeft een vader nodig / De mijne is pas laat gekomen / Eerst moest hij nog dood, in Oud papier met het afscheid nemen van zijn dementerende moeder De dagen zijn van koffie / en van brood / Wat rest is stilletjes / naar onkruid zitten kijken / De leegstand groeit.

Ondanks het sterk autobiografische karakter van deze bundel omzeilt Embrechts, op een paar clichébeelden na zoals de rechtse praat van Vlaamse Jezuïeten…en hun obsessie met seks, de valkuil van het therapeutische schrijven. Zijn gedichten zijn geschreven in een strakke eenvoudige taal, wars van onnodige epitheta of verbloemde beeldspraak, gedragen door een aangehouden sterk ritmische cadans. Ze stralen een soort ingetogen tristesse uit en emotionele spanning, die doet denken aan de 19de-eeuwse romantici. Daarom is het spijtig dat Embrechts nergens leestekens gebruikt maar daarentegen wel een nieuwe zin aankondigt met een hoofdletter. Het dient geen enkel doel, verstoort aanzienlijk de leesbaarheid en werkt contraproductief ten aanzien van de onmiskenbaar pregnante zegging, die van zijn poëzie uitgaat.

Richard FOQUÉ

Kaft-Dagen-van-koffie-en-van-brood.jpg

Maarten EMBRECHTS, Dagen van koffie en brood, Antwerpen-Rotterdam, C. De Vries-Brouwers, 2014, 47 p., 14,90 €. ISBN 978-90-5927-591-1

Partager cet article
Repost0
15 février 2014 6 15 /02 /février /2014 15:49

 

Boekenmanie.jpg

Ik heb een ongeremde liefde voor de uitgave van de klassieken door Uitgeverij Athenaeum. Een reeks die koudbloedig wordt afgesneden. Ik koester Ploetarchos’ Beroemde Romeinen (ook al koos de schrijver voor de schrijfwijze Ploutarchos), Paul Claes’ vertaling van Herakleitos (Alles Stroomt), Empedokles’ Aarde, Lucht, Water en Vuur, en misschien meest nog van Ammianus Marcellinus, Julianus, de Laatste Heidense Keizer, in een meesterlijke omzetting door Daan den Hengst. Apostaten, ik heb er een zwak voor. Dat geldt ook voor uitgevers. En met name voor wat bedremmelde, soms benepen, maar onmiskenbaar door liefde gedreven atavisten als Johan Polak. Jood, homoseksueel, traditionalist, met meer smaak en verzamelwoede en geld dan met het aanvoelen van kerende winden.

Koen Hilberdink gaat dit jaar zijn volledige biografie uitgeven. Ik ben radeloos. Want als Polak een gortdroge letterenknorhaan was, dan is zijn biograaf, helaas, een perkamentverweerde pennenlikker, die er nergens in slaagt een vonk van echt leven te doen ontbranden. Stroef als een rasp, stug als schuurpapier. Dat blijkt uit het “feestboek” dat bij het vijftigjarig bestaan van de uitgeverij gewijd werd aan de aanloopjaren van een getormenteerd, en vooral zeurderige uitgever, en dat het eerste deel uitmaakt van de beoogde biografie. Aan aanleidingen ontbreekt het nochtans niet. Polak koketteerde maar wat graag met zijn behoudsgezindheid, met zijn slachtofferschap, met zijn manuscriptenjacht, met zijn familiaal mecenaat, met zijn onbegrensde bewondering voor wat ik, met de mantel der liefde, maar zal omschrijven als de hoogdravende romantiek van J.H. Leopold, P.C. Boutens en P.N. Van Eyck. Zijn afkeer van de Vijftigers was legendarisch, zijn verdediging van de tekst-en-niets-dan-de-tekst in de Vorm of Vent discussie even wereldvreemd als zijn beleggingen. Het doet de wenkbrauwen fronsen als je dan ziet dat hij een stukje over Marsman kwijtkon in het gestencilde blaadje Braak. Foute tijd, foute plaats, foute dichter. En ergst van al: foute schrijver, in het gezelschap van Campert, Kousbroek, en later Lucebert en Schierbeek. Hilberdink neemt het stukje (er is geen ander woord voor) in extenso op (blz. 45-6), en besluit zelf dat Polak geen zinnig oordeel kon verwoorden, maar uitstekend kon citeren. Dat “debuut als essayist” bestond uit twee “brokstukken” van Marsman, in het Duits en het Nederlands, een citaat dat ook J. de Haan aanhaalt, en een fragment van Leopold, aaneengelijmd met acribische verwijzingen naar Trakl of Apollinaire, en enkele boekhoudersnotities dat “het verzameld werk overal bij de erkende boekhandelaar verkrijgbaar” is. Zijn tekst leest als wat Lucebert bij de Tachtigers beschimpt: “Zodat de vreugde met een vreemde vrouw in bed, des anderendaags in kuise verzen omgezet, niet ruisen als het zaad, maar kraken als kostschoolse gewaden”.

Polak hield zich verre van de vrouwen (behalve zijn moeder). Hij hield van ranke mannen, en verafgoodde Frits Staal en Rob Van Gennep. Dat deed hij goed. Polaks tekortkoming was de polemiek van de daad, het krampachtig terugharken naar andere tijdsgewrichten. Had hij zich daartoe beperkt, in plaats van stoffige (Amsterdams Tijdschrift voor Letterkunde) , bestofte (Maupertuus) en afgestofte (Cartons voor Letterkunde, Merlyn) tijdschriften, reeksen en uitgeverijen (De Beuk) te lanceren om jongeren te kapittelen, dan was zijn historische verdienste er minder besmuikt uitgekomen. Want hij heeft aangetoond dat hij aanleg had om als belezen filoloog zijn verering tot hoge toppen te voeren: met tekstuitgaven (het werk van Leopold), tekstbewaring, keurige en fraaie uitgaven, en met gevoel voor schoonheid.

Kritische zin daarentegen bleef geborneerd, en dat geldt voor zijn biograaf nog meer. Hilberdink gedraagt zich meer als een middeleeuwse kopiist dan als een diepgravend schilder van een tijdsgebeuren. De familie Polak hield er bij voorbeeld een boeiende sociaalgerichte loonpolitiek op na. Dat verdient alle lof. Ze werd gered door de oorlogsuitgever Cook Brummer die “ervoor gezorgd had dat de familie Polak een stempel op het persoonsbewijs had gekregen waarmee ze vrijgesteld was van deportatie” (blz. 17). Later kregen ze geld toegestoken en valse persoonsbewijzen omdat het zelfs in Amsterdam “ook voor joden met een zogenaamde vrijstelling levensgevaarlijk was geworden”. Waarom dat zo was, hoe dat werd toegepast, welke uitwegen Johan Polak kreeg, wie hem de hand boven het hoofd hield, Hilberdink glijdt er bijna achteloos over. Hij is gebiologeerd dat de zestien-, zeventienjarige jongeling (die best rijp was voor verplichte arbeid, of wie in een treuriger en meer vanzelfsprekend geval een enkel ticketje naar Auschwitz of, zoals zijn grootmoeder, Bergen-Belsen wachtte) “de fraaie boeken miste uit de bibliotheek van zijn vader die zo vanzelfsprekend in het huis van zijn jeugd hadden gestaan”. Zijn boekenmanie, dat is blijkbaar de focus, verenigde “twee belangrijke aspecten van zijn leven: het jodendom en homoseksualiteit” (blz. 28). Nochtans zijn niet de vermeende wereldvreemdheid en letterkundige tunnelvisie van Polak op dat ogenblik wezenlijk, maar zijn angst en zijn troost, die hem voorgoed “alert op wat hij noemde ‘de nieuwe golf van antisemitisme’”maakte (blz. 19). Hilberdink slikt slaafs alles wat in het jaloers bewaakte archief, in het Stadsarchief van Amsterdam, bewaard wordt en “toegankelijk is voor de biograaf”, van kritische afstandelijkheid of vraagtekens bij de wonderbaarlijke ontsnapping aan de nazivervolging is nauwelijks sprake.

Natuurlijk, zal Hilberdink opwerpen, ik schrijf een literaire biografie, geen sociologisch beredeneerde. Maar kun je een flambouwdrager van de Nederlandse uitgeversgilde zomaar loskoppelen van Europese en persoonlijke tragedies, die hoedanook hun stempel drukten op de uitgavepolitiek en de gemaakte keuzes ? Moeilijk. En als we het dan toch moeten terugbrengen naar literaire accenten, dan wordt wel de samenwerking met Rudy Kousbroek en Rob Van Gennep, zij het ruw geborsteld, getrouw belicht, maar nergens vind ik een uitleg waarom in een spraakmakend tijdschrift dat Merlyn in zijn korte bestaan toch was, een diep verfoeide jongere als Lucebert, zelfs in de eerste jaargang, ruimschoots aan bod kwam – als dichter, als tekenaar, én als analytisch tekstobject. Ik heb het even nagetrokken. In het eerste nummer al (november 1962) verschenen drie alles behalve eenvoudige gedichten: ‘Adieu Tropenweelde’, ‘Noach’ en ‘Communiqué’. Op dat ogenblik is Lucebert natuurlijk al in ruime kring geconsacreerd als woordkunstenaar, en in het canon opgenomen, maar de ommezwaai die Polak daarvoor moest maken komt niet te berde. Overigens had Lucebert zelf kort voor en in de oorlog Heine en Hölderlin nauwkeurig bestudeerd, wat toch een gemeenschappelijk platform legde voor de dichter en de uitgever. Maar goed, verder. Nummer 2, alweer drie duistere gedichten: ‘Het gelijk – een Chanson’, ‘gij zult rondtasten in de middaghitte’ en ‘topkonferentie’. In datzelfde nummer al maakt H.U. Jessurun d’Oliveira een lange stilistisch-poëticale ontleding van één ander gedicht, ‘Op het Gors’. Van nummer 3 tot 5, nog altijd in de eerste jaargang, ontspint zich een polemiek tussen C.W. Van de Watering, W.J.M. Bronzwaer en Aldert Walrecht over ‘De Visser van Ma Yuan’.

De gedachte dringt zich op dat behalve jodendom en homoseksualiteit vooral (makkelijk verkrijgbaar) geld een doorslaggevende rol speelde. Dat bewijst niet alleen de financiering (veelal door zijn moeder) van al zijn stukgelopen tijdschriften, en Polaks lapidaire opmerking: “Het geld is geen probleem”. Polak als de vleesgeworden Heer Bommel. Geld was de brandstof voor zijn échte obsessie: verzamelen. Caroline De Gruyter heeft dat in een dooraderd, levendig stuk nadrukkelijk aangetoond. Het werd niet toevallig gepubliceerd in Money van december 1990 en droeg als titel: “Verzamelen. Literaire Prijzen” – waarbij prijs verwijst naar wat Polak neertelde voor manuscripten die hij onmiskenbaar als belegging zag. Zijn eigen tulpenbollenhandel, als het ware.

Over zijn gedrag moet geen oordeel geveld worden, want laten we eerlijk zijn, Polak heeft vele teksten behoed voor vergetelheid en beschimmelde of uit het collectieve geheugen verdwenen teksten opnieuw ter beschikking gesteld. Dat is een verdienste die hem nooit nog afgenomen wordt. Maar een vrolijk man kun je hem moeilijk noemen: zelfingenomen, praalzuchtig, hooghartig, wat decadent, etherisch (hij geloofde zelfs in grafologie en in de “gedachtenmachine”, de nieuwe technische versie van mesmerisme – waarin zelfs Aldous Huxley meeging – en vooral van spiritisme en esoterie à la Blavatsky), kortom een nuffige, Haagse regent. Zie het hoofdstukje “Haagse Vrienden”, blz. 61-73. Hilberdink, de dorknoper van dienst, heeft op bijna dezelfde, verdorde maar aanbiddende wijze over Polak geschreven als de Meester zelve, van wie de waardige essayist Kees Fens terecht schreef (en wat Hilberdink gelukkig als afsluiter van zijn proeve tot biografische aanzet gebruikt): “Als uitgever een voortzetter van de traditie, geen vernieuwer van de literatuur”. Dat is knap, maar krijgt alleen zijn soortelijk gewicht omdat andere uitgevers ruimte hebben gelaten voor een dergelijke insteek in het naoorlogse uitgeversuniversum – en dan denk ik in eerste instantie aan Geert Van Oorschot (wiens Russische bibliotheek moeiteloos naast de klassieke teksten van Polak mag staan), Geert Lubberhuizen (de modernen bij De Bezige Bij) en Emile Brugman (Atlas). De liefde voor het boek heeft bij Polak, als ik Hilberdink volg, eerder te maken met een psychische afwijking dan met een bewuste maatschappelijke keuze. De vergoelijking van Hilberdink valt anders moeilijk te vatten, laat staan te verdedigen, als hij vooropstelt : “Door terug te grijpen naar de traditie en de band met een verleden van voor de Tweede Wereldoorlog gaf hij vorm aan zijn maatschappelijke betrokkenheid”. Het lijkt mij eerder een op zichzelf terugplooien, op vaste waarden, op een wereldbeeld dat niet langer bestond, op de zekerheid van de klassieke poëtica en de erkende grootmeesters. Daar is niks verkeerds mee, als de biograaf de intellectuele eerlijkheid behoudt om getuigenissen en polemieken af te toetsen aan de uitgegeven teksten zelf, en aan de denkwereld van de uitgever en de behouden kringen waarin hij verkeerde. Die wereld moet contextueel geduid worden in een ruimere maatschappelijke dynamiek. Nu blijft de anekdotiek te vaak de enige drijfveer om Polak aseptisch te maken, tot eponiem te verheffen van de voorbeeldige uitgavenpolitiek. Als heiligenbeeld op een voetstuk gezet (als ik niet geweten had dat hij uit een vrijzinnig, atheïstisch milieu kwam). Een onbesneden en onversneden liberale jood. Die niet van vrouwen hield. Gelukkig is er ook nog Sappho. Haar Gedichten zijn vertaald en uitgegeven bij Athenaeum – Polak & Van Gennep in 1999. Door Mieke de Vos (echt geen familie van me). Maar wat laat. Johan Polak was al in 1992 gestorven.

Lukas DE VOS

Koen HILBERDINK, Boekenmanie. De Geboorte van Johan Polak als Uitgever. Amsterdam, Athenaeum – Polak & Van Gennep 2012, 103 blz., 14,95 €.

Partager cet article
Repost0
14 février 2014 5 14 /02 /février /2014 08:00

 

valentijn-copie-1.gif

Eerst kwam de vulpen, dan de balpen, vervolgens de viltstift om te belanden in onze schriftelijke communicatie, het klavier. Waarmee het briefschrijven herleid is tot versimpeling. De moderne mens heeft het briefschijven herleid tot een sms, een e-mail, een twitter, een facebookbericht. Een beperkt aantal tekens en het gemak van een smiley heeft alle gevoelens uit de communicatie en in het bijzonder de persoonlijke boodschap gehaald.

 

Tot einde vorige eeuw was het aantal brieven dat iemand jaarlijks schreef niet bij te houden. Vooral die van politici, wetenschappers, kunstenaars, maar tevens van iedereen die een aandeel had in het vastleggen van de geschiedenis, hoe onbelangrijk die ook leek, waren zeer gegeerd. Het nieuwste bewijs van het laatste voorbeeld zijn de duizenden oorlogsbrieven, nu samengevat in honderden boeken. Bij de herdenking van De Groote Oorlog wordt dit maar weer eens ten volle aangetoond. Ze brachten boeken op die doen nadenken over de waanzin van politieke conflicten, waarvan vooral de gewone mens, die geen aandeel had in het conflict, het grootste slachtoffer was.

 

Zoals in een oorlog een filmpje op Youtube de handgeschreven brief zijn reden van bestaan heeft verdrongen, heeft ook de liefdesbrief door al die virtuele mogelijkheden aan waarde ingeboet en is aan een steile neergang bezig. Nog even en onze kinderen moeten gaan googlen om te weten wat ‘liefdesbrief’ eigenlijk betekent. Mensen hebben door de noodzaak aan beknoptheid in de berichtgeving geen tijd meer om een uitvoerige brief te schrijven. Om hun wat op het hart ligt gedetailleerd te verklaren.

 

Enkele jaren geleden was het nog de gewoonte om een e-mail te beginnen met een aanspreektitel. Verleden tijd. Net als uitsmijters als ‘groeten uit Lourdes’ en ‘met de meeste hoogachting’. Lange berichten worden niet meer gelezen. Het bestaan gaat te snel. Terwijl je een beknopt bericht leest, komen er duizenden andere berichten in je box, die voor afleiding zorgen. Vaak tot irritatie leiden en heel wat tijd in beslag nemen, want ze moeten gewist worden en aan het eind van de dag opgeruimd of de daaropvolgende nacht blokkeert je systeem wegens een te volle virtuele vuilnisbak. Een handgeschreven brief per jaar moet toch nog kunnen, als we de infantilisering van de communicatie, waar we al flink mee bezig zijn [wie kent nog de puntkomma?] niet in een zevende versnelling werpen.

 

De Valentijnsbrief heeft door de nieuwe communicatiebrief fors aan kwaliteit ingeboet. Via je computer kan je een kaart kiezen en sturen. Of printen. Het enige wat je hoeft te doen is je naam invullen. Maar die kan je door je computer in je hoogsteigen handschrift laten maken, want daar bestaan programma’s voor. Die print kan je aan een pakketje [99 modellen + 1] lagen hangen dat je virtueel hebt besteld bij een firma met een naam in geheimschrift, die bovendien zorgt voor bezorging op het uur dat je in een modelformulier – keuze uit 1001 voorbeelden – hebt ingevuld. Heb je meer dan één geliefde moet je wel opletten dat je als aanspreektitel een koosnaam neemt – klik op de gewenste – want een kleine fout kan grote gevolgen hebben, niet alleen moreel maar ook financieel. Zeker als je getrouwd bent of een of ander samenlevingscontract hebt.

 

De liefdesbrief, buiten de ware reden van zijn bestaan, heeft nog een extra waarde. Als document. Je kan er boeken mee vullen en er je kostelijk mee amuseren. Vaak is hij meer waard dan de geliefde en bestaat hij langer. Een treffend voorbeeld is een gedicht van de reizende Nederlandse dichter J.J. Slauerhoff [1898-1936]. Ik zou hem hier kunnen typeren maar dan riskeert mijn opinie niet te verschijnen wegens te lang. Ik zit nu al op het randje. Er valt de lezer dus niets anders om de dichter nader te leren kennen dan hem te googlen. Maar het gedicht, in sonnetvorm, is de moeite waard. Zeer droog, tegelijk scherp en mucho macho. De eindredactie zal na lezing denken: Gewoonten verdienen uitzonderingen.

 

LIEFDESBRIEVEN

 

Een liefdesbriefis beter dan een lief

Zelf: als men eens de brieven heeft gekregen

Dan heeft men ze voorgoed, terwijl tien tegen

Eén ’t lief verdwijnt om geldgebrek of grief.

 

Een brief kan men daags, nachts, elk ogenblik

Dat men ze bij zich heeft, te voorschijn halen,

De teederheid er uit laten stralen,

De woordjes lezen, denkend: zoo ben ik!

 

Een vrouw is wisselvallig, een brief niet.

Wel lacht men wijs of weent men bitter, later

Als men voorbije dwaze woorden ziet.

 

Maar als het kon wou ‘k door woestijn en water

Wel eeuwig naar oase’ en haven tijgen,

Als ’t zeker was in elk een brief te krijgen.

Guido LAUWAERT

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche