Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
9 mars 2014 7 09 /03 /mars /2014 13:00

 

220314.jpg

Sorodha, de roemrijke Société royale d’Harmonie d’Anvers  kondigt met veel genoegen de derde editie van haar jaarlijkse compositiewedstrijd aan. Tijdens de eerste editie mochten ze 132 werken uit 36 landen verwelkomen, en tijdens de tweede editie 181 uit 41 landen. De editie 2014 is voor cello solo.

De jury heeft vijf werken geselecteerd, die in een finaleconcert op zaterdag 22 maart 2014 openbaar zullen worden uitgevoerd, waarna twee prijzen zullen worden toegekend (€ 1.000,00 en € 500,00).

De vijf geselecteerde werken worden uitgevoerd door Sigrid VandenBogaerde en Sarah Dupriez.

 

Welkom in Opus 4 op zaterdag 22 maart om 20u , Love2Arts Gallery, Desguinlei 90, 2018 Antwerpen. Tickets: 10 € / –12j gratis.

 Frank DE VOS

Nuttige links: http://sorodha.be/

http://www.facebook.com/Sorodha1814

Partager cet article
Repost0
9 mars 2014 7 09 /03 /mars /2014 02:35

 

PLATEL-AUX-TANNEURS.jpg

Dr honoris causa Alain Platel

Morgen en overmorgen, 10 en 11 maart, wordt Alain Platel uitvoerig in de bloemen gezet tussen de planten van het Franse Théâtre d’Arras. De universiteit van Artois (Frankrijk) organiseert een internationaal colloquium rondom de stichter en leider van het internationaal gezelschap Les Ballets C de la B. Het is een uitvloeisel van het eredoctoraat dat Alain Platel in 2012 van deze universiteit kreeg.

 

De verschillende bijdrages in het colloquium belichten vanuit diverse invalshoeken het creatieproces bij Alain Platel, de thema’s in zijn werk, de plaats die hij bekleedt binnen het hedendaagse theater- en danslandschap, zijn relatie met andere makers - in het bijzonder die met de choreografe Pina Bausch.

 

Verderkomen mensen aan het woord die als theaterdirecteur het lange parcours doorheen Alain zijn producties hebben gevolgd en van daaruit het werk van Alain en het belang daarvan in een bredere context zetten. Even spieken in de persmails: Gérard Violette, voormalig directeur Théâtre de la Ville Paris; Didier Thibaut, directeur La Rose des Vents, Villeneuve d’Ascq.

 

Een keur aan wetenschappers zal het over een bepaald aspect uit Platels werk hebben. Onder meer: Natalia Monge (Universiteit Baskenland, Spanje – Emoties in het werk van Alain Platel), Aurore Heidelberger (Université d’Artois – Passie en het dansend lichaam), Christian Biet (Université Paris Ouest Nanterre – Bernadetje), Josette Féral (Université Paris Sorbonne Nouvelle – Alain Platel en de metamorfose van het banale), Agathe Dumont (Université Paris Sorbonne Nouvelle – Acrobatiek in het werk van Alain Platel), Amos Fergombé (Université d’Artois – Alain Platel).

 

Daarnaast zullen vrienden en collega’s spreken met wie Platelheeft gewerkt of nog steeds samenwerkt, zoals componist Steven Prengels, danseres Bérengère Bodin, componist Fabrizio Cassol, regisseur en docent Chokri Ben Chikha, dramaturge Hildegard De Vuyst.

 

Tussen de babbels en bubbels door worden documentaires vertoond die in de loop der levensjaren van Les Ballets zijn gemaakt. Een kleine greep: Who wants to dance with me? (de documentaire van Guido De Bruyn voor het programma Goudvis), C(H)OEURS (door Teatro Real & Euroarts Music), Passion – last stop Kinshasa (documentaire van Jörg Hessel en Brigitte Kramer over de productie pitié!in Kinshasa).

De tweedaagse wordt afgesloten met Nine Finger, een voorstelling die Alain maakte met Fumiyo Ikeda en Benjamin Verdonck.

 

Tot slot de lezer even herinneren aan de nieuwste productie van Alain Platel, tauberbach, vanaf 16 april te zien in het NTGent en vervolgens in deSingel. Wie deze prachtige voorstelling wil zien, moet er snel bij wezen. De reservaties stromen naar verluidt aan een flinke vaart binnen. De vele lovende kritieken zijn daar niet vreemd aan, waaronder die van CDR-Mededelingen (21 januari 2014), die als eerste over de eindstreep reed: http://mededelingen.over-blog.com/article-tauberbach-de-mens-als-vod-122169724.html

Guido LAUWAERT

Partager cet article
Repost0
8 mars 2014 6 08 /03 /mars /2014 20:05

 

 

CLARAenRIKA.jpg

Clara Haesaet en minister van Cultuur Rika de Backer (Brussel, jaarvergadering VVL, 1981, eigen coll.)

Morgen wordt Clara Haesaert 90 jaar jong. Haar verjaardag wordt om 11 uur gevierd in Passa-Porta te Brussel. Zie: http://mededelingen.over-blog.com/article-clara-haesaert-90-jaar-jong-122652966.html

ClaraVerzamelbundel.jpgOp 23 mei 1994 schrijft zij als opdracht in haar verzamelbundel Levenslang het vermoeden: “Voor Henri / vriend / soms tegenstrever / soms medespeler / 'Klankbord' / 'geheugen' / en zoveel meer...”. Dat was een toespeling op de zowat vijftien jaar dat we samen in het bestuur van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen zetelden. De hyperactieve Clara zette zich hardnekkig in voor de belangenverdediging van de jeugdboekenschrijver en, nadien, van de vertalers. Als ambtenaar zette ze zich onvermoeibaar in voor de bevordering van de openbare lectuur- en bibliotheekvoorziening. Haar dubbelbestaan als ambtenaar en dichteres vormde één geheel. Daarnaast heeft zij, samen met Bert Decorte, heel wat debuterende schrijvers en tijdschriften in een geest van verdelende rechtvaardigheid gesteund. Ze was (en is) zich spontaan bewust van de nadelige gevolgen van het thans alom heersende Mattheüs effect...

Frank Hellemans (Knack.be) typeerde Clara als 'de eerste Vlaamse litteraire feministe die daarenboven heel wat deed voor de Vlaamse letteren van vandaag':

'Als powerbroker in de cultuurambtenarij, heeft Haesaert het onderste uit de kan gehaald. Zij lag onder andere mee aan de basis van het rijke Vlaams-Brusselse literaire wereldje dat vandaag met Het Beschrijf en Passa Porta resoluut de internationale kaart heeft getrokken. En zij heeft de Vlaamse jeugdliteratuur de uitstraling bezorgd die ze nu meer dan ooit - ook buiten België - geniet.'

*

Met Taptoe hebben Clara en haar man Gentil in beslissende mate bijgedragen tot de verspreiding van de destijds avantgardistische schilderkunst.

Zie: http://mededelingen.over-blog.com/article-rouwbeklag-gentil-haesaert-120977015.html

*

Over de dichteres Clara Haesaert, meer in volgende afleveringen.

CLARAhfj.jpg

Henri-Floris JESPERS

Partager cet article
Repost0
8 mars 2014 6 08 /03 /mars /2014 14:26

Zeetong-met-mosterdgas-kleur.jpeg

Partager cet article
Repost0
8 mars 2014 6 08 /03 /mars /2014 10:00

LukasDeVos-copie-1

Lukas De Vos

 

Als ik aan eieren denk, denk ik aan Hans De Belder. Een warm ontbijtgevoel. En ik eet veel eieren.

 

Hans zal het zich ternauwernood herinneren, maar ooit heeft hij een eierboer uit Kruishoutem ontzettend gelukkig gemaakt. Of beter, een eierkoppel. “Een mirakelman”, zuchtten ze verzadigd. Er zijn er voor minder zalig verklaard.

 

Het waren eenvoudige mensen uit een gemeente waar meer kippen dan mensen wonen, en die daarom (terecht) op haar Tantvlees blijft zitten, als het kippensnot of de Hongkonggriep weer toeslaat. (Elke gemeente heeft nu eenmaal de burgemeester die ze verdient, daar kraait geen haan naar. En eigenlijk kwamen Mijnheer en Mevrouw Eierboer uit Kapelle-op-den-Bos, maar als je in de Jan Hammeneckerstraat woont, maakt dat weinig verschil uit met Kruishoutem, for the sake of argument).

 

Het was overigens in Hongkong dat het gebeurde. Ik bezoek dat stadje geregeld. Bij één van de grote chicken flu’s heb ik zelfs rechtstreeks verslag uitgebracht vanuit de klinisch lege slachterijen. Met op de achtergrond het zwissende geluid van hogedrukspuiten en door mondmaskers verstikt geroep van de vernietigingsbrigade. Heeft de Eén gehaald. Zes miljoen kippen, evenveel als Vlamingen, de kop af. En vergast. En opgestookt, het waren barre tijden in 1998.

 

Vijf jaar eerder was ik voor het eerst naar Hongkong gereisd, een broekje nog, behoorlijk opgenaaid over de wonderen van den Verren Oost. Hans was de baas. Van de pas opgerichte, want eindelijk aan de deelstaten overgedragen Dienst voor Buitenlandse Handel. Toen er nog bazen waren die langer bleven dan hun opzegtermijn.

 

In zijn breed gevolg ook het verbauwereerde eierkoppel uit Kruishoutem. Zij met een netzak aan de arm, hij friemelend aan de eerste das die hij ooit had moeten dragen van zijn Madam. Ze gingen toch op reis, en dan moet je beleefd zijn, en er goed voorkomen. Hij had zelfs een schone zakdoek bij. Mensen, kortom, van bij ons. Van eenvoudige komaf. Nooit eerder van het erf geweest, tenzij naar de markt in Ertvelde (om Eddy Wally te zien). Verloren in de toen nog razend bruisende stadsjungle van Hongkong (“Moeder, dat is groter nog dan Roeselare”), een uitgaansstad met zijn wirwar van roltrappen en wolkenkrabbers, met zijn onontwarbare voetpaden en trappenhuizen, dwars door enorme bedrijfsgebouwen heen, langs eindeloze onbetaalbare winkelcentra, zonder ook maar één konijnenwei, zebrapad, kameelbus of visvijver in zicht. Hooguit de Starferry, maar hoe die te voet te bereiken, dat riep voor onze bescheiden Oost-Vlamingen een boeteketen op van beewegen naar Scherpenheuvel en Sint-Jakob van Compostella. En van Beloeil.

 

En dus bleven ze angstvallig op hun kamer in de Island Shangri-La. Waar zelfs geen bedspijlen zijn om je aan vast te klampen. Hopende dat Hongkongse commersanten hun richting zouden uitkomen, de gebedsmolen en rozenkransen draaiden op volle toeren. Want bewegen in een veel te sjieke en naar Kruishoutem geoloog veel te dure hotelkamer, dat viel niet aan te raden. Gordijnen kunnen verkreuken, lakens scheefglijden, misschien valt er wel een stoel om, of verschuift er een fiool tussen die uitsluitend halveliterflessen exquise cognac en whisky (“you are what you is”) in de bar, nou ja bar, een hele wand vol, in een hotel waar je op de zevende verdieping pizza’s eet om vier uur ’s morgens, op de 21eJapans, en de eigenlijke hotelkamers pas op de 37ebeginnen en tot de 54elopen, en waar het uitzicht op de ruige berg die naar de Peak loopt versluierd lag in lage, wentelende wolken.

 

Ontheemd zijn, dat ademden ze uit langs alle poriën. Ze bewogen wat schichtig, ze loensten wat besmuikt als ze de draaierig makende middenlift namen, ze spraken op lage toon en aarzelend, want verborgen hun Oost-Vlaamse tongval beschroomd voor de Chinezen. Alleen Hans vertrouwden ze. Had hij geen mirakel beloofd ? Hij had hen toch meegetroond, de woeste zee over. Op buitenlandse zending nog wel. Het woord proeven maakte ze al misselijk: buitenlandse zending, drie woorden te veel. Om een kristenmens naar de verdoemenis te leiden. Maar Hans vertrouwden ze. De kansen liggen voor het rapen ! Er zijn meer Chinezen dan er zandkorrels in Blankenberge liggen ! Gaat heen en verkoopt ! Wordt rijk, zoals alle andere Chinezen !

 

Maar Kruishoutem is Hongkong niet. Er staat geen achterdeur open in de Shangri-La, waarlangs de buren even komen kouten en een neutje drinken. (Overigens is die er wel in de Conrad, ik heb zelden zo goed gegeten, als toen de Zwitserse kok Alois Moser mij langs achter noodde en zijn beste flessen opentrok, terwijl in de feestzaal Adamo voor een of andere liefdadigheid stond te kwelen).

 

De sfeer werd alsmaar weeër, Mijnheer Kruishoutem boog met de dag wat dieper door, zijn marcelleke verborg de zweetvlekken op zijn gestreepte zondagse hemden, de angstige blik in de ogen van Mevrouw Kruishoutem kreeg met de dag panischer trekjes. En dan was ze nog haar brei vergeten !

 

Dagen en dagen dubden zij over hun verworpenheid. Hoe waren ze toch terechtgekomen in deze nerveuze negorij, terwijl de kippen thuis op stok zaten, en eieren broedden zoals elke normale kip pleegt te doen. Sint-Antonius, sta ons bij.

 

Een enkele keer nochtans had ik hun oog zien oplichten. Toen we overstaken naar Shenzhen. Niet om de mierenstad, die in volle afbraak en heropbouw was, met zijn monsterhotels en draaiend restaurant, met zijn stoffige pistes voor het brullende werkvervoer, met zijn altoos snerpende Chinese verkopers die door de bouwwerven wriemelden, met zijn chaotisch verkeer en nog chaotischer leefgewoonten. Wel om het bezoekje aan Splendid China. Dus ook hier bestond Meliland. Was er dan toch nog een vonk van beschaving in het Middenrijk ? Had de profeet Hans toch woord gehouden ?

 

De strenge blik waarmee consul-generaal Gaston Van Duyse Adam het gezelschap had aangekeken in het Shangri-La bezwaarde hen nochtans zeer. “Let op uw beurs”. “Val niet over de kwispedoor”. “Geef naamkaartjes met beide handen” – naamkaartjes, godlof, dat was in Kruishoutem nog nooit gezien ! En ze kwamen zelfs uit automaten. “Schrok uw eten op binnen het voorziene uur”. “Mors op tafel zoals iedereen” – je zou voor minder de oren optrekken en de brauw fronsen. Van Duyse achtervolgde hen als de fonkelende ogen van Fu Manchu.

 

Een hellevaart was het, lasciate ogni speranza voi ch’entrate. En dan zit daar die Hans De Belder, goed in het vel, goed in de buik, goed in zijn diplomatiek vernuft, gekscherend te konkelfoezen met dat janhagel van journalisten (“wie weet willen ze niet uitvogelen waar onze boeken zijn bijgewerkt”), in het White Swan Hotel van Kanton (Guangzhou is sowieso al niet uit te spreken, zeg toch gewoon Kaprijke of Nevele of Aalter).

 

Ik was toen nog onervaren, toegegeven, en mijn ontdekking van de enige levende hond in China gaf aanleiding tot ongebreidelde hilariteit en frivool vermaak. Ik zat te ontbijten met Hans naast de Gele Rivier, en daar voer een sampan voorbij, met een fel blaffend schipperke. “Mongolen, ongetwijfeld”, grijnsde Hans. Ik begreep waarom. De dag ervoor was ik met vriend Put en vriend Maaik de hele binnenstad gaan verkennen, in een filmopname gevallen waar ik beaat de allermooiste Chinese zuurpruim ooit heb staan aanstaren, had een Chinees met twee badkamers ontmoet, en was uiteindelijk kompleet verloren gelopen in een buurt waar uiteraard onbestaande snollen hun maandelijkse prik kwamen halen. Tegen de griep allicht. We waren gaan dobbelen op straat en hadden markten afgedweild. Behalve gedroogde torren, blauwe krabben, opgerolde slangenworsten, uitgeholde stekelvarkens, fijngesneden rat, hompen hond, en gepekelde boomworm was er echt geen teken van dierlijk leven te bespeuren. “Logisch”, zei Put me. “Al wat leeft, beweegt. En al wat beweegt, is eetbaar. Dat nemen de Chinezen zeer ter harte”.

 

Er ging een krampachtige siddering door de lenden van Mevrouw Kruishoutem, toen ze dat hoorde. Haar boezem hijgde zwaar. Mijnheer stond er verweesd bij. Hij trok zijn dikke wenkbrauwen nog lager, tot bij zijn wrang vertrokken mondhoeken. Zou het dan toch waar zijn, al wat ze in de boekskens van De Pillecijn en Monseigneur Bermijn hadden gelezen ? Was het zo erg als in de duistere Kongo ? Waren de Boksers koppensnellers ? Of nog erger, vraten ze de lever uit de lillende ingewanden van opengereten missionarissen in

stervensnood ?

 

Een tragedie van kosmische omvang kondigde zich aan. Eierschuur, vaarwel.

 

Tot de voorlaatste dag.

 

Nog enigszins beneveld van een nachtelijke opdracht (mezelf toegeschreven, dat is waar), kom ik de ontbijtzaal binnen van de Shangri-La. Het weer is grijs, de hemel zit dicht. Maar Kruishoutem straalt. Wat zeg ik ? Hier staat gelukzaligheid. De heer is waarlijk verrezen. “Eén container”, kraait Mevrouw. “Eén container. Vol. Per week. Eén container per week”. Ik roer in mijn ei en kijk vragend op. “Weet ge hoeveel eieren dat zijn ?” Ik heb het nooit geweten (ik weet het nog niet, wat is 80 TEU aan eierstruif ?), maar ik kon me levendig voorstellen welke immense omelet uit een omgekieperde container zou gerold zijn. “En allemaal verkocht”, voegt Mijnheer Kruishoutem er liederlijk aan toe. “Mijnheer De Belder is een genie”. Ik heb hem niet tegengesproken. Ik kon niet tegenspreken, want ik had me verslikt in mijn roerei. Maar als er een instant heiligverklaring had kunnen gebeuren, dan was het daar geweest, in Hongkong. Pacific Place. Queensway Central 88. Zeven hoog.

 

Nu nog, als ik in Kruishoutem kom, weet ik een elektriciteitshokje staan dat ik verkeerdelijk voor een kapelletje hou. Het gebuurte weet beter. Het is een kapelletje, maar niemand mag het weten. Ooit was het opgedragen aan Sinte Martha van Betanië. Maar de zus van de waarlijk opgestane Lazarus heeft als attribuut een gebraden kip. Daarom verdenk ik de eierboeren van Kruishoutem er sterk van dat ze het heiligdom hebben omgeturnd tot een bedevaartsoord, opgedragen aan de heilige Hans. In naam van het Ei. Dat in Kruishoutem altijd voor de kip komt. (Of was het omgekeerd ?)

Lukas DE VOS

Partager cet article
Repost0
7 mars 2014 5 07 /03 /mars /2014 22:38

 

Een paar jaar geleden werd met veel toeters en bellen kond gedaan van het feit dat de Vlaamse regering nauwelijks tot niet snoeit in de subsidies voor de culturele instellingen. Dat klopt… en dat klopt niet. Via een omweg werd er wel degelijk flink geknabbeld. Langzaam wordt duidelijk op welke wijze dat pikken en happen gebeurd.

 

De strateeg achter de lepe manier is de grootmoefti van de Vlaamse regering, Kris Peeters. De kunstenaarswereld is een gebied onderhevig aan onverwachte erupties. Bij de minste aanslag op zijn geest en lichaam manifesteert het zich. Met verzoenende praatjes kom je niet ver, au contraire. Hoe meer er ontkend wordt, hoe erger de uitbarstingen worden. Vaak zijn ze het begin van een kettingreactie die dan nog moeilijk te temmen valt. Het komt er dus op aan een andere manier te bedenken om de artistieke club te treffen. Het vinden ervan was geen moeilijke klus voor Kris Peeters. Drie elementen speelden in zijn voordeel. Hij is een econoom, een advocaat en een katholiek, om precies te zijn een jezuïet. Met zulke troeven in handen, en zeker met die laatste, weet je dat je de verantwoordelijkheid voor een vuile onderbroek altijd moet doorschuiven naar iemand anders, of een andere instantie.

 

Het werd een instantie. Even goed opletten. De begroting van de Vlaamse regering is in evenwicht, zal waarschijnlijk zelfs een klein overschot hebben. Dat wordt elk jaar gezegd. De laatste jaren komt dat echter niet door meer inkomsten maar door een aantal uitgaven in de mand te droppen van de lagere regionen. Zodat je eigen huishouden minder moet uitgeven. Wat gepresenteerd wordt als winst. Maar wie is de pineut? De lagere regionen, voorop de gemeenten. Zij krijgen er een hoop uitgaven bij, zonder dat hun inkomsten stijgen. Waardoor zij op een gegeven moment in het rode gebied belanden. En daarvoor op de vingers getikt worden door wie anders dan de Vlaamse regering, zijnde Kris Peeters, de man van het eerste, het tweede, het derde en het laatste woord.

 

De minister-president is een graag geziene gast in de nieuwsprogramma’s van de televisie. Hij oogt gezond. Was hij wat jonger en zat hij in de showbusiness, Matthias Schoenaerts zou meer op de reservebank zitten dan op het mediaveld staan. Is er geweeklaag van een gemeente wegens de verstikkende lasten opgelegd door de Vlaamse regering, zal daarom eerder Kris Peeters gevraagd worden dan de burgemeester. De meeste onder hen namelijk p[l]akken niet op het scherm, hun argumentatie is zwak en hun taal gebrekkig, zodat ze een probleem niet binnen de gestelde tijd kunnen samenvatten. De burgemeesters die het scherm wel halen, hebben het enkel te danken aan hun gezonde boerenverstand en omdat ze hun praatje kunnen kruiden met een peer van een sneer. Een billenkletser. Het beste voorbeeld is de Gentse burgemeester Daniël Termont.

 

Een ziek man, een slecht man

Feit blijft, ondanks de sneer en dankzij de présence, dat de lasten van de gemeenten elk jaar zwaarder worden. Wat valt ze anders te doen dan te snoeien in de uitgaven. En wie komt daarvoor als eerste in aanmerking? De culturele sector. Er gaat geen week voorbij of er wordt door kunstenaars en kunstencentra geklaagd over bevroren budgetten, afgewezen subsidieaanvragen, verminderde subsidies of het botweg dumpen van een toelage. Nogmaals overschakelen naar Gent. Momenteel wordt in alle stilte gewerkt aan een herziening van het financieel plaatje van het cultureel gebied. Wie blijft mee-eten en wie mag gaan bedelen? En het moet snel gaan, want het resultaat moet bekend zijn lang voor de volgende gemeenteraadsverkiezingen, want het kan niet blijven regenen. Na regen komt er altijd zon. Dat is een natuur- én cultuurwet.

 

Door die strategie van Kris Peeters is er geen gevaar dat in mei de gewestverkiezing last zal hebben van de culturele sector. Een tweede legislatuur voor Joke Schauvliege als minister van Cultuur zit er dan ook in, mede omdat zij haar stem wel eens verheft, pro forma, maar nooit met de vuist op tafel slaat, pro deo. Zij is een integere dame, weet van de breinaald maar niet van de werpspeer. En daarom is zij de geknipte persoon om dat te doen wat Kris Peeters voor ogen staat. Na de volgende verkiezingen verliest de culturele sector nog meer pluimen. Het staat op de planning. Al zal het ontkend worden als er hieromtrent vragen worden gesteld. Hooguit zal gezegd worden… dat een voorstudie wordt uitgevoerd om na te gaan wat de beste manier is om in een volgende subsidieronde de minst mogelijke schade aan te richten via een worst case scenario dat natuurlijk nooit uitgevoerd zal worden. De zin kan mogelijks nog wat langer zijn. Hangt af van de scherpte en de sterkte van de vragen, en uit welke hoek ze komen.

 

Stel, stel dat Kris Peeters naast politicus ook acteur is. God beware de theaterwereld daar voor, maar goed, stel dat hijaast op een bijverdienste en voor het podium kiest. Dan zou hij de ideale man zijn om de korte roman van Fjodor Dostojewski, Aantekeningen uit het ondergrondse, als monoloog op te voeren. Vanaf de tweede zin zal hij moeten sleutelen aan het gegeven, maar aan de eerste moet hij niet raken. De aandacht van het publiek zal hij meteen beet hebben: ‘Ik ben een ziek man… ik ben een slecht man.’

Want dat zijn mensen toch zonder enige artistieke interesse en met hun inquisitie anderen opzadelen? Ziek, of slecht, maar voor haast 100% ziek en slecht.

Guido LAUWAERT

 

 

Partager cet article
Repost0
7 mars 2014 5 07 /03 /mars /2014 10:00

 

TRanen-van-Pygmalion.jpg

Er zijn auteurs die met een klein, sommigen zullen zeggen beperkt, oeuvre toch een belangrijke bijdrage hebben geleverd tot de literatuur. Tenslotte gaat het niet om het aantal bedrukte bladzijden maar om de betekenis ervan, het gaat om inzicht, originaliteit en vernieuwing, persoonlijke betrokkenheid en passie. Eén bundel, één roman kunnen relevanter zijn dan een Verzameld Werk.

Daniël van Hecke, geboren in Gent op 25 januari 1938 is zo iemand die minder heeft gepubliceerd dan men misschien had gehoopt of verwacht, maar de authenticiteit ervan kan moeilijk worden onderschat of betwist.Hij studeerde moderne talen aan de Rijksnormaalschool. Gegevens over hem zijn moeilijk te vinden. Zijn debuut met de titel De ijsheilige, verschenen in 1966,  bevatte verhalen, geschreven in een ongewone, on-Vlaamse stijl. Het was duidelijk dat Van Hecke van in het begin nergens viel onder te brengen. Hij bleek een belezen, op de filosofie, sociologie en (Franse)  literatuur gefocuste auteur die bepaald geen aanhanger was van de gewone verteltrant. Zijn literaire stem, zijn taalvirtuositeit was uitzonderlijk. Hij hield zich, bewust of niet, buiten het arrivisme, net zoals zijn personage in  De ijsheilige: Ik zal doodgaan zonder me definitief te hebben geïnstalleerd. Of in zijn in 1967 in de prestigieuze reeks 5de Meridiaan van Manteau verschenen roman De mutant : Ik voelde me solidair met hem, omdat hij evenals ik besefte wat er in ons wereldje misliep, zonder er iets aan te kunnen verhelpen. Wij zijn beiden mensen van de gemiste kans, lucider dan de loeiende kudde, maar even machteloos.

De ondertitel van dat boek is: Momentopnamen. Van Hecke is een schrijver van fragmenten, van een fragmentarisch leven, structuren en parallelle lijnen, waarmee hij peilt naar het existentiële en de menselijke relatie. De taal, het woord als kracht en de intelligente lezer als participant. Ondanks het intellect is er daarnaast ook het gevoel, het mededogen, het geëngageerde dat toch niet als een pamflet overkomt. Literatuur als avontuur, met de ingrediënten van het persoonlijke leven geprojecteerd tegen de actuele wereld.

In 1986 pas verscheen een nieuwe roman, De vlucht, bekroond met de Vijfjaarlijkse Literaire Prijs van de Stad Brugge. De roman De krater met als ondertitel  Kroniek van een nederlaag, in 1990 uitgegeven door de Leuvense Schrijversaktie, is wel nadrukkelijker geëngageerd en gaat over  kolonialisme en slavernij. In zekere zin gaat al zijn werk over macht of de verhoudingen tussen mensen, op het niveau  van maatschappij en economie, zowel als tussen partners in een relatie. Problemen worden door hem van meer dan één kant belicht en hij laat ruimte voor ironie.

 

In 2009 verscheen zijn meest uitvoerige en beste roman De tranen van Pygmalion. Julien Weverbergh, die altijd sterk in het talent van Van Hecke heeft geloofd (lees zijn Herinneringen in de reeks Privé Domein) bracht hem onder in zijn Uitgeverij Wever&|Bergh. Ook in dit geval  gaat het om tegenpolen, en om de moeilijkheden van een ontwortelde, geëngageerde intellectueel om zijn plaats te vinden in een absurde, kafkaiaanse maatschappij. Ik meen dat zijn werk in zekere zin draait om het zoeken naar of het verlangen naar een grotere harmonie, terwijl hij de verdeeldheid vorm geeft in een evenwichtsoefening van taal, waardoor hij de lezers voortdurend wakker houdt.

Aan auteurs die dat landschap in kaart hebben gebracht, of beter gezegd het uitzicht van dat landschap probeerden of proberen  te veranderen, wordt in onze officiële literatuurgeschiedenis helaas nauwelijks of geen aandacht geschonken: Jan Walravens, Leo Geerts, Herman J. Claeys, Jan Emiel Daele, Daniël Robberechts, Hector-Jan Loreis, Henri-Floris Jespers, evenals  de nu gefêteerde Daniël van Hecke. Een auteur die vindt dat het zogenaamde echte leven net zo goed in boeken is te vinden, in teksten. Van Hecke is vol van teksten. Zijn boeken zijn teksten, om te lezen, niet om na te vertellen. Hij is een van die auteurs die de lezer anders leert lezen, anders leert aankijken tegen onze wereld. Zijn oeuvre heeft een  betekenis die veel te weinig in kaart werd gebracht. Gelukkig wordt de geschiedenis af en toe herschreven. Bedankt, Daniël, voor het verleggen van grenzen !

 Guy van HOOF

Partager cet article
Repost0
6 mars 2014 4 06 /03 /mars /2014 19:25

 

Mieke-Robroeks--c-Bert-Bevers-.JPG

Foto (c) Bert Bevers

Met bijzonder veel genoegen vertoef ik soms op de website van Mieke Robroeks. Haar grafiek en tekeningen staan me enorm aan, en ook haar animaties zijn beeldschoon. Voor Robroeks (°1989), een Nederlandse die al enkele jaren in Antwerpen woont, is de nabijheid van een schetsboek net zo vanzelfsprekend als die van haar bril.

Haar cahiers (ook die zijn op haar website te bekijken) vult ze dagelijks met gedichten en tekeningen, of ideeën daarvoor. Ze werkt naar eigen zeggen vanuit uiteenlopende ervaringen en gevoelens (‘van hoteldebotelverliefdheid tot melancholie’), en houdt van contrasten als die tussen rust en onrust, zwemmen en verdrinken, vliegen en vallen.

Vorig jaar studeerde zij aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen af met als specialisatie vrije grafiek. Eerder voltooide ze de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht.

Van 14 maart tot 20 april exposeert Mieke Robroeks etsen in Den Hopsack aan de Grote Pieter Potstraat 24 in Antwerpen. De vernissage staat op de rol voor vrijdag 14 maart, 20.30 uur.

Haar website: www.miekerobroeks.nl

Bert BEVERS

Partager cet article
Repost0
6 mars 2014 4 06 /03 /mars /2014 08:00

 

Dichter-Rody-Vanrijkel.jpg

 

                                      Rody Vanrijkel

 

Ik ben niet, ik ben niet dan in uw aarde’

HUGO CLAUS

And death shall have no dominion’

DYLAN THOMAS

 

Wat kan Hegel te maken hebben met De man die zijn haar kort liet knippen ?’ Johan Daisnes magisch-realistische roman was één van de vijftien zelfgekozen Nederlandstalige romans die ik aan de Vrije Universiteit Brussel voor Professor Jean Weisgerber diende te lezen tijdens één van de academiejaren 1959-1963. De gekozen boeken vormden geen onderwerp van zijn colleges, en van zijn interesse voor het magisch-realisme was ik toen niet op de hoogte. Professor Jean Weisgerber stelde me de bovenstaande vraag op het examen Nederlandse Letterkunde. Verrast had ik geen pasklaar antwoord, maar zijn bijkomende vraag bracht me op Hegels principe these, antithese, synthese, dat zich in het boek manifesteert als liefde, dood, liefde & dood (liefde tot in de dood).

 

Mijn bewondering voor Weisgerber zal nooit afnemen, alleen al omdat hij mij (ons) De Oostakkerse gedichten van Hugo Claus geopenbaard heeft. Zijn tekstexegese baarde en baart blijvend, zonder terughoudenheid, mijn genegen ontzag. De beeldrijke, associatieve gedichten verlichtte hij ingenieus en stimulerend. Mijn exemplaar van Claus’ magistrale dichtbundel bulkt van annotaties aangegeven en aangedreven door Weisgerbers geïnspireerde en inspirerende cursus in de eerste licentie Germaanse Talen (1961-1962).

 

Zijn spreekritme, mooi, aangenaam, rijkgeschakeerd, was van die aard dat je tijdens zijn analyses vrij makkelijk het nodige kon opschrijven, wat noodzakelijk was, omdat een gedrukte of getypte syllabus van zijn interpretaties en argumenten, verwijzingen en instigaties, niet bestond. Onderwerpen die mijn exemplarische prof ter harte gingen, zoals het thema van de mythe, bracht hij meermaals te berde. De zoveelste herhaling (hoewel enigszins genuanceerd) deed ons meesmuilen, maar achteraf beseften we de waarde van het beklemtonende, geheugensteunende herhalen.

 

Aanknopingen bij en uitweidingen over de Cobra-schilderkunst openden een nieuwe wereld. Jaren later ontmoetten mijn vrouw en ik Dina en Jean Weisgerber in Le Duc d’Arenberg (toen een restaurant aan de Brusselse Kleine Zavel), waar originele Cobra-schilderijen hingen. Herinneringen aan de cursus van weleer werden daar met voorbeelden geïllustreerd en geschraagd. Maar in ‘t algemeen spreken heel wat Cobra-schilderijen me niet aan, ondanks Weisgerbers enthousiasme.

 

Hoe dan ook, dankzij Professor Weisgerber leerde ik, via zijn snedige ontleding van De Oostakkerse gedichten, ook de jonggestorven Welshe Engelstalige dichter Dylan Thomas kennen. Hij droeg me op een verhandeling te schrijven over de invloed van Thomas’ poëzie op Claus’ dichtbundel. Voor die opdracht ben ik hem nog altijd uiterst dankbaar, enerzijds omdat mijn toenmalige vergelijkingstocht me inwijdde in de schitterende dichtkunst van Dylan Thomas – wat een verrijking ! – en anderzijds omdat ik al vergelijkend mijn admiratie voor Claus’ bundel niet verloor, wat niet vanzelfsprekend was.

 

Mijn uitgesponnen opstel, dat ik Weisgerber en mijn medestudenten voorlas, kreeg zijn hoge waardering. Dat bleek nog duidelijker toen we op 22 februari 1962, in het raam van de Middagen van de Poëzie, te Brussel in de schouwburg van het Résidence Palace Claus’ lezing over Dylan zouden bijwonen. Onderweg zei Weisgerber me : ‘Hopelijk doet Hugo het even goed als u.’ Geheel verbluft én vooral enorm gevleid door die uitspraak keek ik met nog meer verwachting uit naar hoe Hugo Claus, ‘onze’ meesterdichter, het vaak geniale dichtwerk van Dylan Thomas zou benaderen. Maar Ivo Michiels verving de afwezige Claus, en het onderwerp van diens fel gesmaakte toespraak ben ik eigenaardig genoeg vergeten.

 

Wat in elk geval blijft, is mijn aanhoudende, onverdroten aandacht voor veel van en over Claus en veel van en over Thomas. Dat ik, met mijn vrouw, o.a. Dylans Boat House en schrijfhut, en diens graf, in het Welshe Laugharne heb bezocht, ook dat heb ik, indirect, aan Weisgerber te danken. Ook dat sommige van mijn gedichten hun inspiratie in Wales vinden, en dat één van mijn Engelstalige gedichten, Homage to Dylan Thomas, verleden jaar in South-West Wales voorgelezen werd tijdens een A Tribute to Dylan Thomas-avond. Welbeschouwd zijn al mijn gedichten tot op zekere hoogte eresaluten aan Weisgerber. Nu nog.

 

Vorig jaar schreef hij op zijn antwoordkaart : ‘ (…) Uw woorden en de fotokopie doen me met heimwee denken aan het verleden en de gelukkige jaren die ik aan de universiteit doorbracht met mijn studenten (…)’. Eén van hen was vier jaar lang mijn uitzonderlijk begaafde medestudent Jan de Roek, een door mij sterk bewonderde kameraad, die later – natuurlijk – Professor Weisgerbers assistent werd.

 

Ik prijs me gelukkig dat ik ben blijven corresponderen met de emeritus hoogleraar, die ik boven mijn brieven onverholen heb aangesproken met ‘Hooggeachte Professor Weisgerber ‘. Bijzonder hooggeacht.

 

Henri-Floris Jespers besluit zijn genereuze In memoriam (Mededelingen, nr. 221 de dato 19 december 2013, pp. 3-5) met diens publicaties.

Rody VANRIJKEL

Partager cet article
Repost0
5 mars 2014 3 05 /03 /mars /2014 20:00

 

John-Cassavetes-copie-1.jpg

John Cassavetes

Op zoek naar de regenboog

Als laatste artistieke daad heeft John Cassavetes een toneelstuk geschreven dat hij zelf niet meer heeft kunnen realiseren. Maar kort voor zijn dood schreef hij aan zijn vaste cameraman dat hij hoopte dat het stuk in de 21steeeuw opgevoerd zou worden. De erven en het rechtenbureau wilden niet zomaar aan eender wie de klus uitbesteden. De Duitse uitgever S. Fischer heeft, met instemming van Faces Distribution, aan Jan Lauwers gevraagd de laatste wil van de auteur uit te voeren. Lauwers heeft dus niet gebedeld, maar werd aangezocht.

5816 375 254 FSImage 1 Jan Lauwers c Phile Deprez

Jan Lauwers

Een paar punten hebben in het voordeel van Jan Lauwers gespeeld. Dat het Burgtheater het stuk op het repertoire nam en Jan nooit onder stoelen of banken heeft gestoken dat hij John Cassavetes beschouwt als zijn mentor. Daarom werd Begin the Beguine een coproductie tussen het Weense gezelschap en Needcompany. De rollen werden netjes onder elkaar verdeeld. De mannelijke personages worden gespeeld door twee Burgacteurs en de diverse vrouwelijke, wat er duidelijk aan te zien was, door twee leden van Lauwers’ gezelschap.

Begin bij het begin

Jan Lauwers noemt zich theatermaker. Uitzonderlijk, regisseur. Als hij een productie opzet met een tekst niet van eigen hand. Vijf Shakespeares heeft hij gedaan. Wat hij een leerproces voor zichzelf vindt, en een daad van nederigheid. De meester eert de grootmeester. Hetzelfde mag gezegd worden over deze productie. Cassavetes vertelt een verhaal vanuit zijn onderwereld. Het geldt ook voor Lauwers’ producties waarvan hij de bedenker, de schrijver, de regisseur en – soms – een van de acteurs is.

Het verhaal is de kadrering, maar de boodschap, dáár draait het om. Niet een sociaal-maatschappelijke waarschuwing. Men moet het dieper zoeken. Het begin van een conflict, of dat nu een burenruzie is, zoals in Marktplaats 76,of in een wereldconflict. Wat ook het geval is voor Cassavetes, tot en met zijn laatste stuk. De titel is niet toevallig Begin the Beguine. Het slaat zowel op ‘begin bij het begin’ als op de evergreen van Cole Porter, die een paar maal bekende dat de rumba aan de oorsprong van zijn lied lag. Een snelle dans die almaar sneller gaat, net zoals de paring. Tot na de bevrediging de dood ervan erop volgt.

Seks en toogfilosofieën

Liefde en dood, daar draait het om in Begin the Beguine. Twee mannen vervelen zich in een flat aan zee. De ene, een extroverte kerel met weinig gevoel, de andere een introverte altijd op zoek naar de regenboog tussen zijn blauwe hemel en zwarte wolken. Ze houden van hun vrouwen, vanuit hun burgerlijkheid, maar willen seks. Uit frustratie. Want liefde is abstract en seks reëel. Via een relatie worden een paar vrouwen uitgenodigd. En na het bedspel een ander koppel. Vervolgens weer een ander. Uit hetzelfde winkelrek maar een etage hoger of lager. Dikke, jonge, met en zonder stijl. Wat een lol. Onderhuids kruipt de waarheid en baant zich een weg naar de realiteit. Voor geen van beide mannen is er na al die vrouwen een geestelijke bevrediging. Het sterkst valt het op als een van de twee mannen naar het einde, tijdens een van hun ‘tussenspelen’, als ze zich overgeven aan toogfilosofieën, zegt: ‘Als ik met haar vrij, zie ik mijn vrouw.’

Geblokte architectuur

Regisseur Jan Lauwers heeft subtiel het evolutieproces waarop het liefdesspel van komisch naar tragisch evolueert, ingekleurd. Met een geblokte barokke architectuur, het tegendeel van wat men gewoon is van hem, heeft hij de reis van Cassavetes naar de grenzen van de seksuele driften geëtaleerd. De man hervindt zijn plaats in het huwelijk door tientallen dwaalwegen en aanvaardt dat er geen ware liefde is zonder geheim. Daarin zit hem de genialiteit van het concept zoals geschapen door Jan Lauwers.

beguin 1 06s-006Al houden de twee mannen hun kleren aan, ze worden gaandeweg wel losser gedragen, ze gaan naakter, terwijl de vrouwen, die pront en lustig showen met hun miniaturen, in werkelijkheid nooit naakt gaan. Dat is het reële. Het abstracte is dat hij het karakter van de personages laat zien door vanuit de duisternis de schaduw van het licht te tonen, zoals de auteur het geschreven en dus gewild heeft. Op realistische wijze toont de regisseur strak en droog het briljante van dit stuk. De hoop biedt niets en bevestigt alles.

Liefdesverklaring en eresaluut

Begin the Beguine, geschreven met in het achterhoofd twee vrienden, Peter Falk en Ben Gazzara, want, terloops gezegd, Cassavetes schreef personages met echte mensen binnen zijn blikveld. Via hen is dit stuk geen stuk voor hen, maar een laatste, zeer grootse liefdesverklaring aan zijn eigen vrouw, Gena Rowlands. En van Lauwers aan zijn vrouw. In de hoop dat het ook voor andere mannen, toeschouwers, geldt. En dat de vrouwelijke toeschouwers er een eresaluut aan hen in zien. Om hun verleden.

Bloemen en pralines

De twee mannen, Goti Spaiano en Morris Wine, worden gespeeld door Falk Rockstroh en Oliver Stokowski. Inge Van Bruystegemspeelt de vrouwen Bibi Feller, Charlemane, Jocanda en Sung-Im Her eigent Shelly Tonatsu, Benee en Kilo zich toe. De Duitse manier van spelen is duidelijk te merken aan de mannen. Lauwers is er echter in geslaagd ze dubbel gelaagd te laten spelen. Gelijkwaardig aan hun conventionele techniek staat een transparante gevoeligheid, wat hun hanig gedrag ontmant. De vrouwen spelen er lustig op los, zoals we dat gewend zijn bij de spelende dansers van Needcompany. Vooral Sung-Im Her viel op, al mag er wat meer afwisseling in haar spel zitten; variëren op een thema.

Een doos pralines voor de kostumering. Lot Lemn weet af van raffinement. De mannen in zwart en wit, de vrouwen zeer kleurrijk, buiten de burgerlijkheid, maar binnen de modieuze trend met wortels in de hippietijd met zijn oosterse vertakkingen.

Kroonjuweel

Er valt nog heel wat te vertellen over deze merkwaardige voorstelling en aan ruikers zou ik [dus Knack] zich blauw betalen, maar dit is een beschouwing en mag geen lofzang van tien bladzijden worden. Toch moet nog gezegd worden dat er hopelijk snel een Nederlandse vertaling en productie komt. Begin the Beguine  is de beste klassieker van deze eeuw en een kroonjuweel van Needcompany, dat in alle paleizen van de theaterwereld en zijn festivals een plaats verdient, en niet alleen in Wenen.

Guido LAUWAERT

BEGIN THE BEGUINE – auteur John Cassavetes – regisseur Jan Lauwers – een Burgtheaterproductie i.s.m. Needcompany – precieze speeldata: www.needcompany.org& www.burgtheater.at

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche