Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
24 mars 2014 1 24 /03 /mars /2014 12:38

 

GeirlandtVerheyen

Karel Geirlandt en Jef Verheyen (Foto: Johan Claus, Assenede, 2 oktober 1967)

'Karel Geirlandt was mijn tweede vader', aldus Jan Hoet. 'Hij was een revolutionair, in dat opzicht ben ik een kind van hem.'

Vanaf de jaren Vijftig en de prille jaren Zestig droegen een aantal particuliere initiatieven in beslissende mate bij tot de introductie van de moderne kunst in Vlaanderen na de Tweede Wereldoorlog: De Nevelvlek (Antwerpen), Taptoe (Brussel), Raaklijn (Brugge), Celbeton (Dendermonde), Vereniging voor het Museum van Hedendaagse Kunst (Gent), G 58 – Hessenhuis (Antwerpen) en het Nationaal Centrum voor Moderne Kunst.

GeirlandtHFFlefevre.jpg

GeirlandtHFJLefevrelachend.jpg

Karel Geirlandt, Henri-Floris Jespers en oud-premier Théo Lefèvre (Foto: Johan Claus, Assenede, 2 oktober 1967)

Mr. Karel Geirlandt (1919-1989) was de wegbereider van de instelling die uiteindelijk SMAK zou gaan heten. In 1957 werd onder zijn impuls de Vereniging voor het Museum van Hedendaagse Kunst opgericht, met als doelstelling de realisatie van een autonoom museum. Net als het Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen, had het Museum te Gent kennelijk elke voeling met de internationale kunstontwikkelingen verloren.

Het Gentse Museum voor Hedendaagse Kunst werd opgericht in 1975. Het was toen het eerste Belgische museum gewijd aan hedendaagse kunst, gehuisvest onder het dak van het Museum voor Schone Kunsten. Datzelfde jaar werd Jan Hoet aangesteld als directeur van het nieuwe Museum voor Hedendaagse Kunst. Onder zijn beleid groeide de collectie stelselmatig aan en kreeg het museum internationale bekendheid. Het zou echter nog twintig jaar duren eer Jan Hoet en de collectie hedendaagse kunst een eigen en autonoom museum zouden krijgen. In 1999 kreeg het museum zijn eigen gebouw, tegenover het Museum voor Schone Kunsten en kreeg het een nieuwe naam: S.M.A.K. (Stedelijk Museum voor Actuele Kunst). Beide musea functioneren nu als een museumeiland in een parksite aan de stadsring van Gent.

Geirlandt kreeg de eer die hem toekomt. Hij werd herdacht met huldetentoonstellingen in Brussel en Antwerpen en in 1992 werd aan de Universiteit Gent, met de ondersteuning van de Vlaamse Gemeenschap, de leerstoel Karel Geirlandt opgericht.

Partager cet article
Repost0
22 mars 2014 6 22 /03 /mars /2014 19:04

 

Tunick1.jpg

Dat fotografen het vrouwelijk bloot graag aanwenden om schoonheid te creëren, is algemeen geweten. Maar hun naakt is in de loop der jaren wel wat veranderd. Over David Hamiltons dromerige soft-focusmaagdjes in hun satijnen nachthemdje – die nog altijd in de thans lege kamer van mijn dochter hangen, – werd in de jaren '70 al geschreeuwd: "Pornografie!" Nog in 2005 verbood een Engelse rechtbank Hamiltons boeken, terwijl diens foto's toch niets anders uitdrukken dan een poëtische vertedering over The age of innocence.

Maar nu, in deze verlichte tijden, is het gedaan met de uitbeelding van 'the age of innocence'. Gedaan met soft-focus, gedaan met vaseline óp of nylonkous óver de lens. De 'dingen' tonen zoals ze zijn, dat is het motto. En liefst hier en daar het een en ander een beetje in de verf zetten. A nude is a nude is a nude, zie je. Nothing but the real thing. En hoe meer naakt, hoe sneller onze hersenen werken, stelden na Hugo Claus ook wetenschappers van de Finse University of Tampere vast. Dus, alzo, bijgevolg.

De Amerikaanse installatiemaker Spencer Tunick (°1967) denkt er zo het zijne over. Tunick kan de mensen zo ver krijgen dat ze in Ons Herens onderbaaike op een hoopje op of naast elkaar gaan liggen. Liefst in grote openbare ruimtes. Bij duizenden zijn ze, de 'kunstliefhebbers' die een eeuwigdurend fragment willen worden van een groot fotografisch kunstwerk. Als één wriemelende massa van wormen, zo vullen ze de straten en pleinen. Eén tapijt vol bungelende buiken, vol zwieplange lijven, vol staande en hangende borsten, vol bleke en bruine torsen, vol kutjes en katjes, vol broeder- en zusterlijkheid. Eén reusachtig bord van gebakken mestpiertjes of gepelde garnalen, daar lijkt het wat op. Hetzelfde koloriet, dezelfde minuscule kleurschakeringen, hetzelfde chaotisch lijntjesspel. En ik geef grif toe: lelijk is het zeker niet! Ja toch, die Spencer is niet de eerste de beste.

Met het bloot gat in de kille wind

Zowat overal ter wereld heeft Spencer zijn talent mogen botvieren. In Mexico-City strikte hij niet minder dan 18 000 deelnemers om hun kleren uit te trekken op het Zócalo (Plaza de la Constitución), recht tegenover de Kathedraal nog wel. Ook op de Aletsch gletsjer hoog in de Alpen wist hij 600 vrijwilligers te overtuigen om pegelvorming te riskeren aan hun uiteinden of -steeksels. In naam van de kunst mogen al wat risico's genomen worden, niet? De Dode Zee in Israël, het Peel Park in Salford (Engeland), de Twin Falls in Maui (Hawaii), het Ernst Happel Stadium te Wenen, het Caracas Museum of Contemporary Art in Venezuela, het Museum Kunst Palast te Düsseldorf, de Central Terminal te Buffalo (USA), alom schoten de 'medekunstenaars' in naam van vrijheid-blijheid hun beknellende kleren uit.

Ook Greenpeace doet mee aan de naakt-acties van de eco-fotograaf, zoalsTunick ook wel wordt genoemd. Om de aandacht te vestigen op de klimaatconferentie in Kopenhagen nam het de excentrieke jood onder de arm en die kiekte alweer een legertje blootgangers in een wijngaard in de Mâcon-wijnstreek. Voor, of beter: tegen de klimaatopwarming ditmaal. Die dreigt immers ook de wijnproductie in de war te sturen.

Tunick houdt ook van opera. Op uitnodiging van de Beierse Staatsopera van München ging hij Richard Wagner te lijf. Met een sessie van 1700 goud- en roodgeschilderde naaktelingen beeldde hij scènes uit 'Der Ring des Nibelungen' uit. Ook het Opera House van Sydney moest eraan geloven. Op de frisse, bewolkte en winderige morgen van 1 maart 2010 gingen liefst 5 200 Sydney-siders uit de kleren voor de realisatie van 'Mardi Gras: The Base'. Een bont allegaartje van dik en dun, jong en oud, hetero en holebi vond het kunstzinnig en verdienstelijk om met hun bloot gat in de killige wind op de trappen van het Opera House te gaan liggen of staan. Tussen hen was er zelfs een zwangere vrouw die direct na de fotoshoot moest worden opgenomen in het ziekenhuis.

"Meneer, doe uw benen dicht."

Ook in Vlaanderen was Tunick nadrukkelijk aanwezig. Op de eerste plaats in Brugge, waar hij in de stadsschouwburg, op de markt en op de reitjes zijn ding mocht doen. In de Stadsschouwburg deponeerden 770 mannen en vrouwen hun blote kont in alle zetels en op alle balkons van de zaal. Op de Markt, met het Belfort als achtergrond, liet de fotograaf 1.249 mannen en 701 vrouwen, in een lange sliert rechtstaan en knielen en liggen op de natte kasseien. Allen in schitterend paradijskostuum uiteraard. Want tijdens het poseren is geen enkel kledingstuk toegelaten: geen hoeden, petjes, sokken, zelfs geen zonnebril of plastron.

Nog in 2006, naar aanleiding van het Brugse chocoladefestival Choco-Laté, overgoot hij een zeventigtal naakte venten met witte chocolade, – wie achteraf de chocolade mocht weglikken, is niet geweten –. Het jaar daarvoor had hij "in het kader van" het cultuurfestival 'Corpus 05' een kudde van zowat 2000 naakte schepselen Gods door de Vlamingstraat en over de Grote Markt gedreven. Een 'processie' werd het genoemd, nou ja, een chaotische bende van door elkaar hotsende en botsende blotelingen die uitgelaten juichend met bungelende delen door de Brugse binnenstad renden.

Er was ook een naaktsessie van uitsluitend vrouwen, die roepend en kakelend in bootjes de Reien afvoeren. Maar o wee, het begon toch wel te regenen zeker, hard te regenen. En hoe luider de vrouwen riepen, hoe feller de druppels vielen. "Nu ja," zei een van de deelneemsters, "het was heel hard aan 't regenen. En euh, maar ja, je krijgt het niet echt koud omdat…euh… ja, dat is de natuur die…Euh…" Tucker zelf was erg erkentelijk voor zoveel overgave: "Ik dank de vrouwen die in zo'n omstandigheden moeten poseren," zei hij. "Ze zijn amazing amazing people. De Belgische vrouwen zijn ongelofelijk. Ze zijn sterk, moedig en vrijgevig."

Spencer-Tunick--Vlaanderen-2--Kasteel-van-Gaasbeek---2011.jpg

Gaasbeek, 2011

In 2011 was Tunick weer op Belgisch grondgebied. In Gaasbeek ditmaal, rondom het kasteel. Op 9 juli, maar ook nu weer regende het stront met haakjes. Toch stonden er om kwart voor vier 800 mensen paraat voor de slotgracht. Drie uur lang trotseerden ze de plenzende regen, wachtend op de Grote Tovenaar. Toen die eindelijk verscheen, zei hij door de megafoon: "Ik werk heel snel in de regen". En dan begon hij van op een hoogtewerker instructies te geven: ‘Als u een bril draagt, zet die dan af. Als u op uw lichaam witte randen heeft van in de zon te zitten, ga dan achteraan staan. Dat geldt ook voor mensen met grote tatoeages. U daar mevrouw, u heeft zwarte laarzen aan, ga maar ergens anders de rebel uithangen, ga uit beeld. Meneer in het midden, doe uw benen dicht.'

De "saamhorige menigte"

Het is Spencer Tunick te doen om de "saamhorige menigte", zoals hij zijn vleespartijen pleegt te noemen. Aan de blijmoedige gezichten en konten te zien moet de 'saamhorigheid' telkens weer een plezante en supercoole bedoening geweest zijn. En noem het ook maar bevrijdend, ontspannend, verrijkend, grensverleggend, sensibiliserend, en ja, zelfs uitdagend, maar noem het in geen geval sexy. Zelfs wanneer Tunick de naaktelingen oproept om elkaar te omhelzen, wang tegen wang, buik tegen buik, borst tegen borsten, is er niks prikkelends aan. "Het geeft alleen een uniek groepsgevoel, het versterkt de tribale samenhang van de mensheid, het bevordert de samenhorigheid van de mensen," luidt het. Of in het Engels, wat nog veel beter klinkt, zeker wanneer het uit de mond van de schepper zelf komt: "It refers to the sameness of individuals, regardless of their sexual preferences," en: "The future to me is a society that supports the body in all artistic forms in public space, even if it's nude."

"I'm not a one trick pony.'

Ja, Tunick is een Amerikaan en van in WOII weten we dat een Amerikaan een heldhaftige en honorabele missie heeft. Zo ook Tunick dus, die niet zonder trots verklaart: "Ik wil strijden voor het recht om op een artistieke manier met naakt te kunnen werken." Toch wil hij geen naaktfotograaf genoemd worden. 'Ik ben een kunstenaar, geen commercieel fotograaf," benadrukt hij. "Het aangename aan kunstenaar zijn, is dat er niets mis is met een obsessie. Ik ben gewoon geobsedeerd door het lichaam, dat is alles. Zodra je met naakt bezig bent, kom je al snel in de mallemolen van de modefotografie terecht. But, you know, dat is niet mijn ding. I'm not a one trick pony. '

En ja, het werd al gezegd dat het esthetisch erg mooie, uitgebalanceerde opnames zijn, die de man creëert. Telkens weer vormt hij met het bloot één grote abstracte structuur, een kwetsbaar landschap dat geïntegreerd is in of in contrast staat met de architecturale en landschappelijke achtergronden. En van erotiek is er inderdaad geen sprake meer. Wie toch iets in die aard ziet in zijn 'sculpturen', moet wel over een zeer onfrisse verbeelding beschikken. Hoewel, volgens Freud, sommige verbeeldingen niet zoveel nodig hebben om op hol te slaan: twee hoge drinkglazen die in elkaar staan, is al meer dan voldoende. Een bundeltje asperges doet ook al wonderen. Of de obelisk van Luxor, op de Place de la Concorde te Parijs.

Maar nee, niks van dat alles bij Tunick. Bij hem gaat het allemaal om de Kunst. En om de Goede Doelen, waar ook nu weer ijverig mee gezwaaid wordt. Protest tegen de opwarming van de aarde, inzet voor een groenere wereld, aandacht voor de wereldwijde klimaatverandering en dat soort ecologische motivaties. En natuurlijk is er ook Tunicks intrinsieke boodschap "dat elk lichaam mooi is, als we maar op de juiste manier naar naakt kijken" en zijn hierboven vermelde "strijd voor het recht om op een artistieke manier met naakt te kunnen werken". We zegden het al: Tunick is een Amerikaan met een missie!

En toch is er iets wat stoort aan die blootpartijen. Tunick is van joodse afkomst en in dat verband roept het naakte menselijk lichaam op de eerste plaats toch een heel wat minder fraaie associatie op. Zodat ik me afvraag of de man dan helemaal niet gehinderd wordt door de herinnering aan zijn miljoenen broeders en zusters die in Auschwitz, Treblinka, Belzec, Chelmno, Majdanek, Sobibor, Maly Trostenets naar de gaskamers werden gestouwd? Want ook dát leverde beelden op van naakte lichamen. Maar zo heel anders dan de 'mooie' prentjes van Spencer Tunick.

Frans DEPEUTER

Partager cet article
Repost0
21 mars 2014 5 21 /03 /mars /2014 21:00

 

DriessenHeld.jpg

Martin Michael Driessen, Een Ware Held. Amsterdam Wereldbibliotheek 2013, 63 p., 9,90 €.

Bloeddorst effent het pad naar de eer. De slachtoffers zijn daarbij van geen tel: tegenstanders of eigen manschappen, het plan, en niets dan het plan, ook als dat pure zelfmoord betekent, daarop worden aanvoerders beoordeeld. In het China van de negentiende eeuw werden aangeduide “vrijwilligers” bij stadsbelegeringen een vaatje buskruit op de rug gebonden en dat werd vanop afstand tot ontploffing gebracht. Een koene dood, de keuze tussen een schot in de rug of een opgeblazen lichaam. Dappere krijgsheren die veilig beschermd het bevel daartoe gaven. In het Westen gold dezelfde minachting voor het leven van de gewone soldaat. Geen afschrikwekkender voorbeeld dan de film van Stanley Kubrick, Paths of Glory (1957).

Maar ook aan minder bekende fronten dan die we dit jaar herdenken in Vlaanderen en Noord-Frankrijk heerste de gruwel. De Nederlandse toneelregisseur Martin Driessen, bekend van Vader van God (2012), heeft een vrijwel vergeten, maar niet minder bloederig strijdperk opgediept: de gevechten tussen Italië en het Oostenrijks-Hongaarse rijk in de bergketens van Zuid-Tirol, aan de Grote Kanin waar nu de grens met Slovenië is getrokken. Net als in Kubricks film weigerden daar, bij de tiende van elf vergeefse slagen om de verdediging te breken, bij Caporetto in 1917, uitgeputte eenheden nog een uitzichtloze aanval op te zetten tegen de Oostenrijkers die zich boven op de Hermadaberg hadden ingegraven. De legende wil dat de bevelhebber van het tweede leger, generaal Luigi Cardona (1850-1928), zijn 'laffe', 'trouweloze', 'verraderlijke' troepen in rotten liet opstellen, en dat hij met de karwats elke tiende man aanduidde, en koudweg liet executeren. Een oude Romeinse en blijkbaar effectieve remedie.

Die ongeïnteresseerde hardvochtigheid is het thema van een schijnbaar tragische, maar vooral sarcastische novelle. Driessen sneert met zijn titel zowel naar de bevelhebber (die in werkelijkheid zijn troepen achterliet en toevlucht zocht in het veilige Padua) als naar de overlevende van twee broers, die hij al even cynisch Luigi noemt. De beschrijving beslaat maar een korte tijdspanne tijdens een sneeuwstorm op het Dolomietenplateau. 176 afgepeigerde soldaten slaagden door het omgeslagen weer niet in hun opzet om vijandelijke stellingen te veroveren. Cardona – die ook in de werkelijkheid een barbaar was, uitblonk in strategische blunders, en bevorderd werd tot maarschalk onder Mussolini – acht de gebruikelijke straf te licht, en besluit om de selectie van de willekeurig aangeduide soldaten te verstrengen. Eén op vier komt voor het vuurpeloton.

Cardona zit ver af en ziet het leed niet. Hij stuurt een ambitieuze luitenant in zijn plaats om de oorlogsmisdaad te laten voltrekken – wellicht gaat het om zijn rechterhand, Pietro Badoglio (1871-1956), de man die het later tot onderkoning van Ethiopië schopte, en in 1935 schaamteloos mosterdgas inzette tegen de manschappen van de negus.

Maar het is niet omdat het schering en inslag was tijdens de Groote Oorlog (ook maarschalk Foch had flink wat onschuldig bloed aan zijn handen, en Groot-Brittannië heeft nog maar enkele maanden geleden eindelijk zijn zogenaamde deserteurs - gekgeworden of door shellshock getroffen - in ere hersteld), dat een dergelijke misdaad tegen de mensheid moest goedgepraat worden. Na de tweede Haagse konferentie (1907) was er een sterke vredesbeweging gegroeid. Al eind 1914 waarschuwde de Zweedse afgevaardigde van het Permanent Vredesbureau in Bern voor afzondering van onwillige landen. Barbaarsheid strookt niet met de beschaving, schreef hij. “Het recht om oorlog te verklaren moet bijgevolg worden onttrokken aan de regeeringen. ‘Dat kunt gij bereiken door het gemeenschappelijk te willen’”, aldus N.A. Nilsson vanuit Örebro (Het Laatste Nieuws, 11 oktober 1914).

Daar liet das Militär zich niet aan gelegen. Cardona mocht op zijn hondsbrutale manier zijn troepen laten uitmoorden. Bij Caporetto alleen al verloor hij 157.000 soldaten, dood, gewond, gevangen. De bestormingen waren zo onzindelijk dat de Oostenrijkers de Italianen vaak waarschuwden om weg te blijven uit hun schootsveld. De winterse temperaturen lokten door al dat krijgsgewoel en kanonvuur ook talloze lawines uit. In Driessens verhaal krijgen ze wel een heel perverse rol toebedeeld: zwaar geschut veroorzaakt tijdens de aanwijzing van de ongelukkigen een sneeuwstroom, die vliegveld en bergkam dreigt te overspoelen. Helaas stopt de sneeuwberg op een paar tientallen meters van de opgestelde soldaten. De onderbreking doorkruist de berekende gok van de oudste broer, Beppo. Beppo, gewapend met mensenkennis en een soortgelijke ervaring na de zesde slag bij de Isonzorivier, had uitgedokterd hoe beide broers zich het best in de rij konden plaatsen om hun aanduiding voor de kogel te ontlopen. “De vraag was hoeveel kans ze zouden krijgen om zelf hun plaats te kiezen”.

Bijzonder onthutsend is dat de geestelijke én lichamelijke instorting van de schijtlaars Luigi (die niet kan lezen of schrijven en al helemaal niets begrijpt van Beppo’s berekening) en de sneeuwstorm het hele schema overhoop gooien. Daardoor trekt Beppo toch het slechte lot. “Beppo draaide zich niet om. Hij wilde tot het einde naar de grijze lucht achter de watertoren op de verre heuvel blijven kijken”. Want achter die vlakte ligt zijn huis, 400 kilometer verder, in Ligurië, en zijn vrouw, en zijn moeder die hij alle leed wil besparen, niet allebei de zoons mogen omkomen. Ironisch genoeg komt dat uit. Door bewusteloos te vallen redt Luigi een garagist uit Milaan, die echt als een Chinees vrijwilliger was ingelijfd: “Ik had me aangemeld als mecanicien bij de gemotoriseerde eenheden – en waar sturen ze me heen ? De verdomde bergen in, met dat geweer. Ze weten niet wat ze doen”. Door de redding offert hij wel ongewild zijn broer op.

Toch kunnen beiden zich met hun lot verzoenen. De ijzeren discipline heeft gelatenheid gekweekt. Onderwerping als kristelijke deugd, die Driessen symboliseert in een bijbels tafereel: het laatste avondmaal, in de vorm van het laatste blik sardientjes. De vermenigvuldiging der vissen is even onmogelijk als een ontsnapping (de verdoemde soldaten worden bewaakt door Italiaanse keurtroepen, de bersaglieri), maar de nakende dood gaat gepaard met de druipende olijfolie (“Het heilig oliesel is een sakrament”, dacht Beppo) en de zelfopoffering (Beppo, die geflankeerd wordt door de ongeïnteresseerde marxist – “Och, van een hostie word je ook niet zat” – en een schamele meubelmaker – “Bedankt”, mompelde hij; de slechte en de goede moordenaar). Het is uit goedheid, om de zorg voor zijn hulpeloze broer, dat Beppo een Kainsteken draagt – gevallen op een eg toen hij als kind zijn broer ter hulp schoot.

En de betrokkenheid helpt, zelfs in het bedrog. Luigi wordt als invalide ontslagen, blijkt kerngezond terug thuis te komen, trouwt de weduwe van zijn broer, krijgt een zoon die hij Beppo noemt. Die op zijn beurt fascist wordt, maar bij het overlijden van zijn vader een dankbriefje terugvindt van de garagist uit Milaan. “Hij was ontroerd omdat hij nu zeker wist dat ook zijn vader een oorlogsheld was geweest”. Zo simpel kan de dood zijn, zo simpel kan wreedheid zijn, zo simpel kan zelfbedrog zijn.

Niet de uitkomst van Driessens verhaal is wezenlijk, wel de gebalde, ingehouden manier waarop een omvattend drama nuchter gebracht wordt. De zinloosheid van militaire grootheidswaan, de omkering aller waarden als discipline primeert op menselijkheid, het beestig gedrag dat achter een vlekkeloos uniform schuilgaat, en de onstelpbare zelfverering van de hogere kaste die altijd ontsnapt aan de harteloze behandeling, de vernedering, en het ongeremde misbruik van de gewone man. Driessen heeft een kafkaiaanse parabel geschreven, maar zonder diens sombere, grauwe achtergrond. De zinloosheid heeft een diepmenselijk trekje gekregen, en dat maakt het des te erger. Deze novelle is de ultieme vorm van cultuurpessimisme. Maar daaronder smeult een grote liefde van de eenvoudige mens met zijn kleine zorgen, die het “grote plan” niet kan vatten. Hij wordt er ook doelbewust buitengehouden, hij wordt er ook slinks in ingeschakeld voor doeleinden die niet de zijne zijn. De ritselaar legt het altijd af tegen de bullebak.

Voorzitter Mau had het goed samengevat: “De macht komt uit de loop van het geweer”. Maar de liefde, die komt uit een goedkoop sardienenblik. Een Ware Held is een waar pareltje. En een blijvende waarschuwing. Toch biedt de werkelijkheid nog altijd een sprankeltje hoop. Ondanks de familie van ijzervreters waaruit de blaaskaak Luigi Cardona kwam, werd zijn eigen zoon, Raffaele, één van de kundigste kommandanten van het Tiroler verzet tegen de nazi’s na 1943. Maar omdat niets blijft zoals het is, verzettten de Duitstalige Tirolers zich vandaag de dag ook feller dan ooit tegen de rauwe italianisering die sinds Mussolini werd opgelegd. Uit de verkiezingsuitslag van eind vorig jaar blijkt dat ze snel opschuiven naar volledige zelfbeschikking. De Südtiroler Volkspartei, die gewoonlijk een ruime absolute tweederde meerderheid haalt, is onder de drempel van 50 % gezakt. Afscheidingsgezinde partijen haalden samen ruim 27 %. Ook dat is een onuitgesproken vermaning die in Driessens novelle sluimert. Wreedheid loopt uit op wrok, en wrok op nieuw bloedvergieten. De humane oproep van de Vredesbeweging uit 1914 is actueler dan ooit.

Lukas DE VOS

Partager cet article
Repost0
21 mars 2014 5 21 /03 /mars /2014 12:00

 

norman-levine.jpg

Norman Levine

 

De Canadese schrijver Norman Levine (1923 – 2005) ontwikkelde een onversierde, directe stijl van schrijven. Zijn teksten moesten op de lezer afkomen zoals de schilderijen van zijn vrienden, Francis Bacon en Patrick Heron, op de kijker inwerkten. Onmiddellijke relevantie was het doel. Hoe kaler de taal, des te meer suggestief.

Veelzeggend is Levines ontdekking van de ‘magie’ van taal. De schrijver (die op zijn twintigste via de Royal Canadian Air force in Engeland terecht kwam) hoorde aan het eind van de oorlog in Hyde Park (Speakers Corner) een Oost-Europeaan speechen.

"Vat the pipple vant . . . und vat the pipple get . . . ist piss."

De spreker had een overweldigend succes, merkte Levine hierover droogjes op, en de man begreep niet  waarom.

Het proza van Norman Levine omvat onder meer romans en verhalen. Er bestaan drie prachtige vertalingen in het Nederlands: Vanwege de oorlog (verhalen), Een plaats aan de kust (roman) en Op deze plek (verhalen). De boeken zijn alleen nog (met enige moeite) antiquarisch verkrijgbaar.

Levines poëzie is nimmer in het Nederlands vertaald. Drie dunne bundels zagen het licht, in een kleine oplage. Vrijwel onvindbaar.

Als door een wonder stuitte ik, surfend op het internet, op een handjevol gedichten. Een van de vondsten heb ik vertaald.

 

Wachtend op de geboorte van een kind

 

Ik zat daar te luisteren naar alle pijn in een stem

En keek hoe de hemel van zacht blauw werd

Zodat de huizen tevoorschijn kwamen uit de nacht, ik kon hun vensters zien.

En plotseling, vanuit het niets, schoot een klein zwart speelgoedding,

Een vogel, door het blauw, bereikte de telefoonkabel

Vlakbij het raam, ging zitten en floot.

 

De dichter schreef het vers eind maart 1957 voor zijn dochter Rachael.

 

While Waiting for the Birth of a Child

 

I sat there and listened to the suffering in a human voice

And watched the sky become a lighter blue

Until the houses stopped being black and I could see the windows.

And then, suddenly, out of nowhere, a small black toy thing,

A bird, fell against the blue sky, caught the telephone wire

Outside my window, balanced itself, and burst into song.

 

Norman Levine verbleef geruime tijd in Engeland. Hij maakte deel uit van de kunstenaarsgemeenschap van St. Ives (Cornwall). Zijn dochter Rachael (geboren in 1957) is beeldend kunstenaar en woont in St. Ives.

Erick KILA

Partager cet article
Repost0
20 mars 2014 4 20 /03 /mars /2014 17:20

 

RAESnieuwsbrief.jpg

In de bescheiden Nieuwsbrief LKHR ('Literaire Kring Hugo Raes') staan altijd interessante bijdragen te lezen. Zo bijv., in de jongste aflevering, het verslag van het panelgesprek 'Het boek in het digitale tijdperk' (moderator: Wim van Rooy.)

Bij het afscheid van Hugo hield communicatiewetenschapper (UA) prof. dr. Christ'l De Landtsheer (°1956) een gevatte en treffende toespraak waarin ze “drie magistrale maar totaal verschillende werken uit het oeuvre van Hugo” vermeldt, die haar persoonlijk het meest aanspraken: De vadsige koningen (1961, “vertolkt als geen andere gevoelens van unheimlichkeit”), Het smáran (1973, “een roman boordevol historische details over het tijdperk van de Katharen”) en De verwoesting van Hyperion (1978, “een maatschappijkritische fabel verpakt als een toekomstroman”).

De pas afgestudeerde Christ'l De Landtsheer kreeg in 1977 haar eerste job: ze werd aangesteld als assistente van Hugo Raes, persattaché van minister van Pensioenen Jos Wijninckx. 'Het werk op de twintigste verdieping van de kafkaiaanse WTC toren in Brussel Noord viel geweldig mee':

Het was een warm nest waarin ik mijn eerste job heb mogen doen en daarnaast een buitengewoon goede leerschool en een zeer interessante omgeving. […] Ik besef dat het van binnenuit leren kennen van de politiek voor mij uniek was en ik ben nog altijd zeer dankbaar dat ik deze kabinetservaring op zeer jonge leeftijd heb mogen opdoen. […] Na collega's te zijn geweest raakten Hugo en ik bevriend en […] zijn we altijd met elkaar in contact gebleven.

In die jaren 1977-1979, toen Hugo persattaché was, werkte ik ook in het WTC (dat ik zeker niet als kafkaiaans ervoer, maar integendeel als een van de meest comfortabele Brusselse torengebouwen), op de twaalfde verdieping, waar het economische maandblad Impact gevestigd was. Als ondervoorzitter van de VVL (Vereniging van Vlaamse Letterkundigen) werd ik door voorzitter Bernard Kemp afgevaardigd om enkele “formele”, “technische” gesprekken met Hugo te voeren over de dreigende nadelige gevolgen voor schrijvers van de op tafel liggende pensioenhervorming. Uiteindelijk werden de knelpunten weggewerkt en kwam alles terecht. (Ook dat is een verhaal apart...)

Hugo kende ik van in de tweede helft van de jaren zestig, dankzij Hugues C. Pernath. Hij was toen een vedette. Sinds 1973 waren we bovendien collega's in de redactie van het Nieuw Vlaams Tijdschrift. Net als Georges Adé was ik het met hem niet altijd over alles eens (hoe zou het ook kunnen...), maar knelpunten werden altijd in een open en kameraadschappelijk sfeer afgehandeld. We vergaderden in de raadszaal van het Persagentschap Belg te Brussel (gevestigd in het IPC – Internationaal Perscentrum). Na afloop kon ik af en toe, wanneer ik niet terug op de redactie van Impact verwacht werd, met Hugo terug naar Antwerpen rijden.

Nu ik dit schrijf denk ik terug aan Willy Vaerewijck, dichter, criticus, NVT-collega en directeur van Belga, aan wie ik veel te danken heb (zijn lemma op Wikipedia is onjuist en minder dan ondermaats).

Onderwerpen voor een boeiend essay: schrijvers en hun activiteiten en ervaringen in politieke kabinetten... (Hendrik Carette, Henri-Floris Jespers, Karel Jonckheere, Dirk van Bastelaere, Nic van Bruggen, Jooris van Hulle, Eugène van Itterbeek – een lijstje uit parate kennis, er ontbreken nog een paar, dat weet ik wel. Aanvullingen trouwens altijd welkom.)

Henri-Floris JESPERS

 

Nieuwsbrief LKHR, nr. 13, voorjaar 2014.

Lidgeld: 15 € er jaar; erelid: 30 € per jaar, te storten op rek. BE66 7330 4473 7743, met mededeling: “lidgeld LKHR 2014).

armand.nauwelaerts@telenet.be

Partager cet article
Repost0
20 mars 2014 4 20 /03 /mars /2014 12:54

 

Als het zaallicht dooft en het voordoek in het donker ten hemel is gestegen, ontwaakt het podiumlicht. Zwak licht met centraal opgesteld Abke Haring. Ze kijkt de zaal in en zegt ‘Wie bent u?’ Het lijkt een vraag aan het publiek maar is het niet. Zij is androgyn en Hamlet, en stelt de vraag aan zichzelf, zo blijkt uit de monoloog die erop volgt. Achter hem staat Yorick, de vermoorde nar van de koning, Hamlets vader. Heel de voorstelling dwaalt Yorick over het toneel. Ook hij wordt door een vrouw gespeeld, Katelijne Damen. Zij is niet een actrice maar een geest die, naar mag verondersteld worden door het concept van Tom Lanoye/Guy Cassiers, niemand minder is dan de auteur, William Shakespeare.

 

Claudius heeft de koning vermoord, met medeweten van zijn schoonzuster Gertrude waarmee hij al geruime tijd een verhouding had. Kort na de moord trouwen zij. Neef en zoon Hamlet heeft een sterk vermoeden hoe een en ander in zijn werk is gegaan. Hij wil wraak nemen en kient een plan uit. Het uitkienen is het hele toneelstuk, want gaandeweg beseft hij dat zelfs hij er het slachtoffer van zal zijn. Maar dat staat de uitvoering niet in de weg. Want door het plot te bedenken is ook hij een schurk en moet dus gestraft worden.

 

Spel in spel in spel

Het lijkt een vreemde redenering maar is het allerminst. Hamletis een stuk waarin gedachten en daden elkaar voortdurend in de weg lopen. Wat is waar en hoe waar is wie? Hoe kan iemand, als geest, aan Hamlet uitleggen hoe de moord, het gieten van vergif in een oor, is gebeurd, terwijl hij sliep? Tweede voorbeeld. Als Claudius bij het begin van het derde bedrijf de moord op zijn broer in gedachten voor zichzelf verantwoordt, luistert Hamlet mee. Het versterkt zijn wil om zijn oom te vermoorden. Over zijn schouder kijkt Yorick toe. Het beroemdste stuk aller tijden is een toneelspel in een toneelspel in een toneelspel. Het is zo gecompliceerd dat het ongeloofwaardig is. De clausen zijn echter zo sterk dat de toeschouwer in de val trapt en het geheel als een waar gebeurd verhaal ervaart en gelooft wat ongeloofwaardig is.

 

Sterke spelersploeg

Het meesleuren van de toeschouwer vanuit de onwaarschijnlijkheid naar het waarschijnlijke kan maar ten volle slagen door een ijzersterke toneeltekst – en is dat ook, zoals reeds vermeld – maar daarenboven door een sterke spelersploeg. Dat is het ook. Abke Haring is Hamlet, Johan Van Assche is Claudius, Chris Nietvelt is Gertrude, en dat geldt voor alle andere spelers. Ja, Chris Nietvelt moet in het echte leven een valse moeder zijn, zoals Johan Van Assche als mens werkelijk een vuile intrigant is en Abke Haring een sterk vervuilde verbeelding heeft. Het enige personage dat in deze versie van Hamletniet ten volle in de transformatie slaagt is Gaite Jansen als Ophelia. Zij mist alle vormen van vrouwelijke geheimenis, kortom alles wat een man het hoofd op hol kan brengen. Dat haar broer Laërtes verliefd op haar is, is dan ook onacceptabel.

 

Geen kerstversiering in de paastijd

Regisseur Guy Cassiers heeft zijn eeuwige videomuren eindelijk overboord gezet. Er zijn enkele korte projecties maar verantwoord. Ze focussen op personages en zijn geen kerstversiering in de paastijd. Bovendien heeft hij heel veel aandacht geschonken aan het sturen van de acteurs als individu en in groepsverband. Bewust heeft hij het spel clean gehouden, op het koude af, wat de spanning maar ten goede komt. Het stuk heeft geen kompas, geen roer, geen sextant. Toch weet hij het schip op koers te houden in een zee vol draaikolken. De familieruzie zoals onder de lijnen door Lanoye aangegeven, vertaalt Cassiers op subtiele maar scherpe wijze naar de Derde Wereldoorlog met zijn historische plaatsen en economische belangen zoals die nu bestaat. In de nuchterheid van de voorstelling zit een felle warmte. Het is een nieuw gegeven in het regiepalet van Guy Cassiers. Fabuleus is ook een poppenspel, uitgevoerd door Marc Van Eeghem en Kevin Janssens, die zowel Rozenkrantz en Guildenstern spelen, als de doodgravers. Detaillering zou misplaatst zijn. De toeschouwer heeft recht op verrassing en verbazing.

 

Primus inter pares

Weer eens heeft Lanoye aangetoond dat hij de beste hedendaagse toneelauteur is. Hij weet een archaïsche taal een hedendaags elan mee te geven. Zij bolt in de mond van de acteurs en rolt in de oorschelpen van de toeschouwers.

Zeer geslaagd is het decor en het gebruik ervan. Centraal net boven een vloer van glazen tegels een toren van panelen die schuiven, wijken, dalen en klimmen, zodat zij nu eens gangen en dan weer kamers vormen. Doorzichtige zodat bij het afluisteren van een gesprek niet enkel gezien wordt wie het doet, maar tevens hoe de stiekemerd reageert op wat hij/zij hoort. Een pluim verdient de kostumering, al is er wel een misser van formaat. Als Ophelia door Hamlet uitgescholden wordt, heeft de geslachtloze een T-shirt aan zodat, al zijn ze bescheiden, de borsten van Abke Haring te zien zijn. Daar gaat het androgyne zoals expliciet gewild door Tom Lanoye.

Los daarvan, Hamlet versus Hamlet van Tom Lanoye en Guy Cassiers verdient volle zalen door zijn verfijnde enscenering in een fascinerende kadrering. Een meesterlijk geslepen diamant.

Guido LAUWAERT

 

HAMLET VERSUS HAMLET– tekst naar William Shakespeare: Tom Lanoye – regie: Guy Cassiers – productie Toneelhuis Antwerpen en Toneelgroep Amsterdam – www.toneelhuis.be& www.tga.nl

 

Partager cet article
Repost0
19 mars 2014 3 19 /03 /mars /2014 20:00

 

HamletVShamlet.jpg

In de Stadsschouwburg van Amsterdam ging zo-even de première van Tom Lanoyes bewerking van Hamlet van start, een productie van het Toneelhuis en Toneelgroep Amsterdam. In de titelrol: Abke Haring. ■

 

Geen toneelstuk dat zoveel bewerkt en nog meer besproken is dan Hamlet van William Shakespeare. Zelfs Goethe en Freud hebben er commentaar op gegeven. En nu is het de beurt aan Tom Lanoye. Hij heeft een bewerking gemaakt die vrij trouw blijft aan de tekst en toch zijn vingerprints bevat. In de printversie geeft hij in een nawoord ook commentaar op het stuk en de keuze voor de androgynie van het titelpersonage.

 

De keuze voor Hamlet als vrouw is niet nieuw. Lanoye geeft twee voorbeelden in zijn nawoord maar er zijn er veel meer. De reden ervoor is dat geen mens, zelfs niet de slimste, vat krijgt op de natuur en de cultuur van het titelpersonage. Ontelbare suggesties zijn er gedaan over de vrouwelijke trekjes bij de jongeling, met een link naar zijn leeftijd, zijn positie, zijn complexen en zijn gevoelens. Langs welke kant ook benaderd, kroonprins Hamlet blijft het ongrijpbaarste wezen in de toneelgeschiedenis. Het is dan niet verwonderlijk dat dit stuk beschouwd mag worden als het eerste moderne toneelstuk. Alle anderen zijn leenrecht verschuldigd aan het bekendste en beruchtste stuk van de Engelse bard. Bekend om de al genoemde redenen, berucht omdat veel acteurs, dramaturgen, regisseurs en gezelschappen er de hoogste eer of de laagste hoon mee hebben behaald.

Androgyn wezen

Tom Lanoye is een lepe mens, algemeen geweten, zo mag verondersteld worden. Het is dus niet verwonderlijk dat ook hij gekozen heeft voor een vrouwelijke Hamlet. Hij noemt hem echter geen vrouw maar een androgyn wezen. Het sluit aan op zijn natuur. Zelf homoseksueel zijnde, is hij de vrouwelijke partner. In zijn bewerking is de natuurlijke cultuur van Hamlet sterk aan bod gekomen. In de wereld is de man nu eenmaal een brute beslisser en de vrouw een wijze twijfelaar, de man de realist, de vrouw de verbeelding. De Hamlet van Lanoye beslist en aarzelt voortdurend, hij is realist met verbeelding. Daarom dat het opzet fout loopt. Een opzet uitgekiend door Lanoyes Hamlet, al kan het ook door William Shakespeare zelf zijn geweest. Ook hij was een lepe mens. Door nooit opening van zaken te geven.

Duivelsplicht

In het waarschijnlijk oorspronkelijke stuk, want er zijn meerdere versies van bekend, verschijnt Hamlet pas in de derde scène van het eerste bedrijf. De geest van zijn vermoorde vader is al verschenen en de nachtwacht heeft de prins ingelicht, terwijl lager in het kasteel de nieuwe koning, Hamlets oom, en de koningin, Hamlets moeder, lekker feesten. Op de kroning, het huwelijk… en de moord? Lanoye plaats Hamlet al meteen bij aanvang op het toneel, met in zijn schaduw ’s konings nar Yorick, eveneens vermoord. Niet onlogisch. Elke koning had zijn eigen nar. Hij is het, een geest in de geest van Hamlet, die de prins antwoordt op de vraag die hem bezighoudt: ‘Waarom ken ik, al zo jong, al zoveel doden?’ – Het antwoord van Yorrick is: ‘Besteed geen traan aan het bestaan van lijken. / Er komen er, geloof mij, enkel bij. / Ze zweven eeuwig tussen hel en hemel, / Tussen bevrijd en blij, ontslagen van / Hun zorgen. Leven daarentegen is / De duivelsplicht der levenden. Wel, zeg mij: / Bent u voor kennis kloek en hard genoeg? / Bent u bereid te horen wat u vroeg? // - Gezien het een geest is, geeft Hamlet nader beschouwd zelf antwoord op de vraag.

Wraak

In de twee scènes, waarvan Lanoye er één gemaakt heeft, zit de hele intrige. Hij denkt het hele verhaal uit. Wat er moet gebeuren en hoe. Het sleutelwoord in de eerste scène is daarom “wraak”. Men zou zelfs verder kunnen gaan. Want is ook niet het vervolg van het stuk de verzonnen wraak van Hamlet? Inclusief de fatale afloop voor alle protagonisten. Want iedereen is een valsaard, tot en met zijn geliefde Ophelia, die hij verdenkt van een incestueuze verhouding met haar broer Laërtes [wat by the way Shakespeare ook al suggereerde: V.I – Een kerkhof: … / Laërtes (in het graf springend): Till I have caught her once more in my arms. – Ook zijn studievrienden Rozenkrantz en Guildenstern zijn verraders en moeten dus dood. Alleen zijn moeder mag niet sterven. Al is zij even schuldig aan de moord op zijn vader, zij blijft zijn moeder.

Zeven zuilen

Tom Lanoye zet de vermoedelijke incest om in werkelijke, in de derde scène van het eerste bedrijf. Het versterkt de wraakgevoelens van Hamlet. De verantwoording ervan, en ook van alle andere, zitten in de zeven monologen, die Lanoye heeft aangehouden. Zij zijn de zeven zuilen van wijsheid, van waaruit het hele [verzonnen] verhaal geboren wordt, zich afspeelt en eindigt in de dood van alle gefingeerde protagonisten. Verzonnen, jazeker. Al baseerde Shakespeare zich op eerdere versies, al dan niet onder een andere of afwijkende naam, hij heeft er een coherent geheel van gemaakt.

Eb en vloed

Het verzonnen verhaal onthult aan de lezer [en aan de toeschouwer] de eb en vloed van gedachten en gevoelens in Hamlets geest; maar Shakespeare doet méér, volgens de gerenommeerde kenner T.A. Birrell: We krijgen niet alleen informatie over deze gedachten en gevoelens, hij geeft ons ook de dramatische illusie dat we van moment tot moment kunnen volgen wat er in de geest van Hamlet omgaat.

Voor het publiek van de 16deeeuw moest het een realistisch stuk zijn, maar in Shakespeares hoofd werd het een magistrale verbeelding. De realistische scènes hebben echter gemaakt dat er tot op de dag van vandaag getwist wordt over to be or not to be. Tot in lengte van dagen, in diepte van beschouwing, in breedte van interpretatie en in hoogte van kennis.

Verantwoording

De Hamlet-versie van Tom Lanoye mag er wezen. Hij heeft alle nevenpersonages aan de deur gezet, er een familieverhaal van gemaakt, een hedendaags jargon gebruikt met behoud van de Elisabethaanse schrijf- en spelvorm, van spot en jolijt kitsch en quatsch gemaakt. Hij laat Hamlet ook niet sterven in een duel, maar besluit zijn gedachtespel met een monoloog, door meer personen gespeeld, met als sleutelzin: ‘Hoe leg ik uit, wat mij beving en overviel?’

Wat volgt is een verantwoording van die vraag. Zonder dat de dood erop volgt. Wat Shakespeare verzonnen heeft, daar heeft Lanoye nog een schepje bovenop gedaan. Maar het geheim bewaard. Hoe het in beelden is omgezet verneemt u in het tweede deel.

Guido LAUWAERT

 

HAMLET VERSUS HAMLET – Tom Lanoye – naar William Shakespeare – Prometheus Amsterdam – ISBN 9 789044 624786 – 19,95 €.

Partager cet article
Repost0
18 mars 2014 2 18 /03 /mars /2014 12:00

 

Mieke-Robroeks-en-Bert-Bevers--foto-Jops-Robroeks-.jpg

Mieke Robroeks en Bert Bevers

In Den Hopsack in Antwerpen zijn momenteel beklijvende etsen van het jonge talent Mieke Robroeks te zien. Van deze getalenteerde kunstenares mogen we nog veel verwachten. Ik ben er fier op dat ik haar eerste solotentoonstelling met een inleidend woordje (zie het filmpje hieronder, met dank aan Jops Robroeks) mocht openen. Ga er beslist eens een kijkje nemen!

Bert BEVERS

http://vimeo.com/89229282


Partager cet article
Repost0
18 mars 2014 2 18 /03 /mars /2014 04:59

 

227blog.jpg

Inhoud

Necrologisch

Frans DEPEUTER, Jan Hoet

Alive and kicking

Henri-Floris JESPERS, Clara Haesaert 90 jaar jong

Gedicht

Guido VAN HOOF, De verwondering

Column

Guido LAUWAERT, De trein der traagheid

Actualiteit

Erick KILA, Erfkwaad 2: Mali

Kritisch

Lukas DE VOS, Op het veld van oneer

Plastisch

Bert BEVERS, Mieke Robroeks in Den Hopsack

Theater

Guido LAUWAERT, Cyrano: rammelend rommeltje; 'Begin the beguine': de beste klassieker van deze eeuw.

Cinema Trivia

Bert BEVERS, Things to come; Belachelijke monsters.

Door de leesbril bekeken

Dameslezing; Thrillers: Gouden Strop en Diamanten Kogel; Catalogus Jan Scheirs nu ook in het Nederlands; Camiel Van Breedam en Roger de Neef: 'De laatste dag'; De Auteur; boeken uitlenen...; nieuwe bundel van Marleen de Crée

Colofon

Partager cet article
Repost0
17 mars 2014 1 17 /03 /mars /2014 12:00

 

De ene storm was nauwelijks uitgewoed of de andere overviel ons. Na de dood van Jan Hoet volgde kort daarop het overlijden van Gerard Mortier. Nu het er naar uitziet dat we in rustiger vaarwater terecht zijn gekomen, is het tijd voor een beschouwing over het epitheton 'kunstpaus'.

 

Met de dood van beide heren, beiden met een hoge hoed op het hoge hoofd, die ze bij het kruisen voor elkaar afnamen, lijkt een periode afgesloten. Niets is minder waar. Kunstpauzen hebben er altijd bestaan en zullen er altijd blijven bestaan. Zeker in het gewest Vlaanderen. Het is namelijk zo klein dat curatoren en intendanten met een uitzonderlijk talent, in het buitenland emplooi moeten zoeken om dat talent te gelde te maken. Voor zichzelf en de gemeenschap.

 

Niet alleen de geringe oppervlakte is de enige reden van hun zelfgekozen exile. Het feit dat de overheid gierig is opzijn geld, als het de kunst als pijler van de welvaart betreft, is daar mede verantwoordelijk voor. Zowel in de literaire, theatrale, beeldende als de toegepaste kunsten. Men vertrouwt makkelijker buitenlanders dan inlanders. Het gaat zeer ver. Het vertrouwen blijft bestaan, zelfs na blijk van onbekwaamheid. Het overschrijden van het budget, tot ver over de verdriedubbeling, ondermijnt het vertrouwen niet. Nochtans is die vorm van onbekwaamheid voorspelbaar. Buitenlanders kennen de gewoontes niet van de overheid, die altijd het maximum beloven, maar het in werkelijkheid op het minimum houden.

 

Inlanders weten dit en zijn relatief bescheiden in hun ambitie. Ze blaffen maar ze bijten niet. Het breekt hen zuur op, kost hun een stuk van hun leven. Jan Hoet heeft zich zo sterk moeten opwinden om te bekomen wat hij wilde, dat hij het aan zijn hart, zijn nieren, zijn longen en god weet wat nog allemaal heeft gekregen. Hij rookte tegen de sterren op, wegens frustratie.

 

Gerard Mortier kankerde zo erg over de kortzichtigheid, de gierigheid, het wantrouwen, de valsheid van de politici – die graag paraderen in de kunsthuizen maar nooit iets financieel of moreel garanderen – dat hij kanker heeft gekregen. Johan Anthierens heeft tot zijn laatste interview / column moeten bedelen om publicatie en loon naar werken. Hij had het kankeren tot kunst verheven, ten bate van de kwaliteit van zijn literair/journalistieke werk. Het gekanker heeft zich tegen hem gekeerd.

 

Het zal als een vreemde redenering overkomen, als een idiote verklaring geklasseerd worden, maar men wordt ook niet toevallig gek, men stapt niet zonder reden uit het leven. De mens wordt altijd geraakt in zijn zwakste punt. Bovendien zijn er natuurlijke en onnatuurlijke ziekten. Kanker, krankzinnigheid en hartfalen zijn echter de zwarte ridders van talentrijke mensen.

 

Dit gezegd zijnde komen we terug op ons beginpunt: het einde van de kunstpauzen. Ten eerste, kunstpauzen zijn een uitvinding van de media, de nieuwe sociale kerken van de maatschappij. Zij hebben goden en pauzen nodig om de kassa te laten draaien en hun eigen positie veilig te stellen. Ze creëren om die reden zelf pauzen die ze kunstmatig in campagnes, als ze merken dat ze succesvol uit eigen kracht zijn geworden, heilig verklaren. Ten tweede, het einde van de kunstpauzen, als we dan toch die titel wegens inburgering moeten gebruiken, is er nog lang niet en zal er waarschijnlijk ook nooit komen.

 

De opvolging van Hoet en Mortier is verzekerd. Niet door de overheid, maar door de heren zelf. Jan Lauwers, Ivo van Hove en Jan Fabre zijn niet alleen begenadigde kunstenaars maar ook geslepen managers. Wie is de artistiek leider van Tate Modern in Londen? Een Vlaming. Wie leidt het Frans Hals museum in Haarlem, Nederland? Een Vlaamse mevrouw om u tegen te zeggen.

 

Er loopt momenteel nog één mediabenoemde kunstpaus rond, in de letteren. Jozef Deleu. Hij is dichter, maar tevens een uitermate bekwaam diplomaat, en artistiek en zakelijk leider. Naast mijn klavier ligt het zoveelste nummer van zijn halfjaarlijks tijdschrift Het Liegend Konijn [jaargang 12 – nummer 1]. Een zoveelste gat in de markt heeft hij gevonden. Het publiceren van gedichten uit het nest geroofd, anders gezegd, niet eerder gepubliceerde.

Jozef Deleu breekt de markt open voor alle dichters. Het Liegend Konijn is een reclamemagazine voor de poëzie. De poëzie, zo belangrijk in ons sociaal gedrag. Zelfs de halfanalfabeet slaat in paniek bij geboorte of dood. Een gedicht, een gedicht! Geef mij een gedicht om mijn geluk / treurnis te tonen! A horse, a horse! I’d give my kingdom for a horse!

 

Jozef Deleuheeft mijn hart, mijn ziel en mijn steun. Maar de dood is de enige ziekte waaraan niemand ontsnapt. Hij leve hopelijk nog lang, blijft helder van geest, maar op zekere dag zal ook Jozef Deleu niet aan die onvermijdelijk ziekte ontsnappen. Opnieuw zal er een mediacampagne losbarsten. Ik zie de koppen al. De dood van de laatste kunstpaus! Met Deleu eindigt een tijdperk! De grote poëziepromotor is niet meer!

 

Ik ben er 99% van overtuigd dat Deleu dit niet zal willen. Maar mediacampagnes heb je niet in de hand. En de media grijpen de dood van koppigaards, doorzetters en wijzen aan om alle toeters en bellen uit de kast te halen. Ze hebben op het muziekje toch geen vat meer.

Guido LAUWAERT

 

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche