Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
3 juillet 2014 4 03 /07 /juillet /2014 19:17

 

 

Gezin Barnard

Laat ik niet proberen te schitteren met mijn antwoorden. Dus geen ‘Duidelijke voorbeelden van huttenbouw’ (laat staan I quattro libri dell’architettura  van Palladio) of ‘Hoe slacht ik een inlands dier met mijn blote handen’; zelfs Robinson Crusoe  laat ik thuis (hoewel ik een exemplaar bezit uit 1719). In plaats daarvan een exemplaar van de Statenvertaling, want die bibliotheek heb ik nog niet uit en het gelezene begrijp ik maar ten dele. En voorts een zo uitgebreid mogelijke bloemlezing uit de Engelse poëzie (gaarne met de Oxford English Dictionary).

Muziek... zelfs de goddelijke Mozart gaat vervelen, dus in plaats daarvan alle cantates van Bach; dat past ook beter bij het vrome gedeelte van mijn lectuur. En kamermuziek van Brahms, het klarinetkwintet bijvoorbeeld.

Als film de eerste Heimat: de Duitse geschiedenis, hoofdzakelijk in zwart-wit, lijkt me een interessant contrast met de deprimerende, onhistorische uitbundigheid van de tropen (dat eiland ligt onvermijdelijk in de tropen). En een box met een paar seizoenen van Midsomer Murders, om de plaatjes en de dialogen, want de plot begrijp ik zelden.

Aan mijn palmboom hang ik een weemoedige Picasso (daarvan zijn er meer dan u denkt). Maar vooral deze  foto van mijn gezin. Ik vind mijn vrouw erg mooi en mijn kinderen aanbiddelijk – al is dat natuurlijk geen kunst.

 

Benno Barnard, Sint-Agatha-Rode

Partager cet article
Repost0
3 juillet 2014 4 03 /07 /juillet /2014 04:33

Voor een nieuwe reeks voor deze Mededelingen van het Centrum voor Documentatie & Reëvaluatie stelde ik een aantal interessante gasten uit diverse disciplines de vraag wat zij als favoriete kunst, lectuur, films en muziek mee zouden nemen naar een willekeurig onbewoond eiland. Daar is voldoende stroom voor het naar believen op de pc afspelen van de gekozen albums en films, maar aan e-books en internet doen ze ginder niet. Om de keuze niet al te hartverscheurend te maken (Klassiek of Modern? Zwart-wit of Kleur? Mono of Stereo?) mochten ze in elke discipline twee titels noemen. De Onbewoond Eilandkeuze van…. gaat met een gezonde regelmaat op deze blog gepubliceerd worden.

 

Bert BEVERS

 

 

 

Partager cet article
Repost0
1 juillet 2014 2 01 /07 /juillet /2014 20:22

 

VanEeckhaut.jpg

Afgelopen nacht overleed Piet Van Eeckhaut (°Aalst, 10 oktober 1939), een van de bekendste strafpleiters van het land, oud-stafhouder van de Orde van Advocaten van Gent.

Het is niet prettig thuiskomen”, aldus Guido Lauwaert.

Na een reis van elf dagen de radio opzetten en twee minuten later in het radionieuws van één uur het overlijden vernemen van een goede vriend.

We hadden elkaar kort voor mijn vertrek nog enkele keren ontmoet, n.a.v. het interview voor de Poëziekrant en een zaak waarin hij een bemiddelingspoging ondernam in verband met een literair dispuut tussen de Erven Elsschot en ondergetekende. De zaak deed hij gratis, uit liefde voor de poëzie en zijn waardering voor Elsschot.

Het interview is opgenomen in de reeks “Wat betekent poëzie voor u?” in het zopas verschenen nummer van Poëziekrant. Van Eeckhaut belicht zijn intieme band met poëzie. Zijn voorkeur gaat uit naar gedichten over de liefde en de dood.

Zijn absolute lievelingsgedicht: ‘De tuinman en de dood’ door P.N. van Eyck.

 Hier volgt de integrale tekst. ■

*

Ik ben afkomstig uit een gewoon gezin, in de Groenstraat van Aalst. Een weinig poëtische straat… zonder groen. Mijn vader was een spoorwegman en volstrekt onpoëtisch. Zeer verstandig, zeer aangenaam, zeer loyaal. Mijn moeder hield van poëzie en droeg gedichten voor. Uit het hoofd! En dat wekte bij mij de poëtische reflex, gedachte op. Ze stootte mij ook naar voordrachtwedstrijden, waar ik nu eens als tweede of als vijfde eindigde. Soms als eerste!

Als liefhebber van de poëzie ben ik eigenlijk jong. Liefde en dood zijn thema’s van volwassen aard. Ik toon u mijn repertoriumboekje uit het Atheneum van Aalst. Je zal zien hoe ver ik toen verwijderd was van de thema’s Liefde en Dood. Pas veel later heb ik ingezien dat gedichten over de Dood vaak liefdesgedichten zijn. Marnix Gijsen; Geschenk van mijn vader: “Wij zaten samen, zwijgend, bij het vuur; mijn lieve vader / en ik. / Bij elk klokgetik / kwam zijn stervensuur / nader en nader.” Een lied van de zee. Van Helena L. Zwart! Een vergeten maar belangrijke dichteres: “Flauw flikkert het lampje in een visschers hut, / Oud moedertje zit bij het vuur en dut. / Als donkere schimmen hand in hand / Schuifelen schaduwen langs de wand. / Droef zingen de golven een wiegelied / Voor wie daar in de baren zijn leven liet.” Enzovoorts.

Mijn absolute lievelingsgedicht echter is De tuinman en de dood. Je kent het ongetwijfeld.

Liefde en Dood, de grote thema’s van Gerard Reve. Hoezeer hij ook beschouwd wordt als een prozaïst, is hij eigenlijk een dichter. Dagsluiting. Schitterend! Over zijn moeder: “Vannacht verscheen mij in een droomgezicht mijn oude moeder, / eindelijk eens goed gekleed: / boven het woud waarin zij met de Dood wandelde / verhief zich een sprakeloze stilte. / Ik was niet bang. Het scheen mij toe dat ze gelukkig was / en uitgerust. / Ze had kralen om die goed pasten bij haar jurk.” Je moet… om dat te mengen, het kritisch detail [eindelijk eens goed gekleed] en dan die tederheid, in wat volgt… een groot dichter zijn.

En dan de onsterfelijke Hugues C. Pernath. “Ik treur niet, geen tederheid trekt mij aan / Geen lichaam kan ooit het mijne voelen / Geen ander oor mijn verwarring, mijn onrust / In de sprakeloze plaag van de taal.” Wat verder. “Ik heb het laatste boek gedragen, van rechts naar links /”… dat is een toespeling op het misdienaarschap. Een goeie vrijzinnige moet een misdienaar zijn geweest. Maar dit terloops.

Ik heb altijd getracht poëzie in pleidooien te verwerken. Dat komt moeilijk over. Het gerecht is een weinig poëtisch bedrijf. Soms lukte het om met een citaat het gemoed te bespelen. En dan beginnen de beklaagden te tranen. Ze tranen niet om het gedicht, maar omdat ze naar de gevangenis moeten. Aan de jury zeg ik dit niet. Het gaat om het effect. Ach, pleidooien zijn geen hoogliederen. Ze kunnen bijzonder banaal zijn.

Van de grote redenaars uit de geschiedenis is Marcus Tullius Cicero mijn grote voorbeeld. Zonder enige twijfel. Om de poging tot overtuiging in de Pro Milone, die men eveneens in de poëzie altijd terugvindt.

Helaas, mijn vrouw, een romaniste, net met pensioen, zei me onlangs: ‘Het wordt akelig, het gebrek aan literaire belangstelling. Dat je niet meer kan zeggen: dat boek, die richting, die stroming.’ Als men dat niet meer kan doen, dan begrijpt men niet wat Nietzsche bedoelde – of was het Freud? – met zijn uitspraak: ‘Als allen moeten zwijgen, laat dan de dichters spreken.’


De tuinman en de dood

Een Perzisch Edelman:

Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: "Heer, Heer, één ogenblik!

Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.

Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.

Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!" -

Van middag (lang reeds was hij heengespoed)
Heb ik in 't cederpark de Dood ontmoet.

"Waarom," zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
"Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?"

Glimlachend antwoordt hij: "Geen dreiging was 't,
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,

Toen 'k 's morgens hier nog stil aan 't werk zag staan,
Die 'k 's avonds halen moest in Ispahaan."

P.N. van Eyck

Partager cet article
Repost0
1 juillet 2014 2 01 /07 /juillet /2014 10:48

 

LEOVROMAN-768x576_c.jpg

Leo Vroman

(Gouda, 10 april 1915 – Fort Worth, 22 februari 2014)

Op zaterdag 22 februari 2014 zat ik achter mijn computer te werken. Ik kon het niet laten af en toe te checken of er nog nieuws was op de website van de Volkskrant of NRC-Handelsblad. Ja hoor, om 17.18.u. was breaking news verschenen: “Dichter Leo Vroman (98) overleden”. Ik las verder: “In zijn woonplaats Fort Worth in Texas is de dichter en bioloog Leo Vroman (98) overleden. Hij stond bekend om de spontane, pratende toon in zijn gedichten, die werden geroemd om de humor en herkenbaarheid. Criticus Kees Fens noemde hem ooit de ‘vlakbijste’ dichter van Nederland.”

Leo dood. Ik zou hem op 9 april aan de Sorbonne behandelen in mijn poëziecollege, één dag voor zijn negenennegentigste verjaardag, en ik zou dan tegen mijn studenten zeggen: “Leo Vroman is een van onze grootste dichters, en hij schrijft nog steeds.” Ik had gehoopt dat hij wel honderd zou worden, maar zijn eeuwfeest heeft hij niet gehaald. Hij wordt overleefd door zijn vrouw Tineke (die ook al 93 is) en zijn twee dochters en hun familie.

De eerste keer dat ik Leo Vroman ontmoette was op een zonovergoten zondagmiddag in Rotterdam. Dat was tijdens het Rotterdamse festival Poetry International, waar wereldberoemde dichters als Pablo Neruda, Joseph Brodsky en Czeslaw Milosz zijn opgetreden. Dat festival vond in juni plaats, in concertgebouw De Doelen, maar het begon altijd op een zondag in het Rotterdamse centrale park, ‘Het Park’. Dan was het voor iedereen gratis toegankelijk en heette het Poetry in the Park. Het was de zomer van 1981 en ik was al enkele jaren docent Nederlands in het plaatsje Ann Arbor, aan de University of Michigan. We zouden in het jaar 1981-82 voor het eerst een Nederlandse writer-in-residence krijgen en die schrijver was Bert Schierbeek (1918-1996), een van de Vijftigers. Ik had Bert al in 1980 ontmoet, toen hij betrokken was bij het Creative writing program in Iowa City. Hij was naar Ann Arbor gekomen en had een pleidooi gehouden voor het instellen van een Nederlands gastschrijverschap. We slaagden er in om de financiën rond te krijgen en hij zou zelf de eerste gastschrijver worden.

Omdat ik al enkele jaren in Michigan woonde, was ik nog niet zo bekend met de Nederlandse literaire scene, maar Bert stelde mij in Het Park voor aan diverse schrijvers. Bob den Uyl (1930-1992) gedroeg zich net zo humoristisch als hij schreef; Kees Buddingh’ (1918-1985), die evenals ik in Dordrecht was geboren, vond het niet erg dat ik geen ander onderwerp vond om over te praten dan over de plaatselijke voetbalclub DFC, waar hij een groot fan van was, terwijl ik eigenlijk meer van wielrennen hield dan van voetbal, maar waar praat je in godsnaam over met zo’n nationaal bekende schrijver? En toen kwam Leo Vroman aanlopen, die magere man met zijn lange neus, die je uit duizenden zou herkennen, een van onze grootste dichters, maar hij woonde in New York, dus als hij in Nederland kwam, was dat heel bijzonder. Bert stelde me aan hem voor en Leo reageerde heel innemend. Ik moest hem tutoyeren, want hij had een hekel aan de aanspreekvorm ‘u’. Hij zei: laten we een stukje wandelen. Dus wij wandelden langs de tenten die in het park waren opgezet en in elke tent was er iets poëtisch te genieten. Het viel me op, dat Leo een licht Amerikaans accent had, na al die jaren in dat land – hij woonde er sinds 1947. Ik weet niet meer waarover we het hadden, maar hij zal me hebben gevraagd naar mijn ervaringen in Ann Arbor, en na een tijdje kwamen we terug bij Bert.

Toen Bert in september 1981 naar Ann Arbor kwam voor zijn gastschrijverschap, dat een heel jaar duurde, waren we het er over eens dat we Leo Vroman moesten uitnodigen. Leo vond dat leuk en kwam in november uit New York overgevlogen. Bert Schierbeek had een geweldige slee van een auto, een Lincoln Continental (a real gas guzzler) die we het ‘schierschip’ noemden. Met die auto haalden we Leo af van het Detroit Metropolitan Airport. Leo en ik zakten prinsheerlijk weg in de kussens van de auto, en onderweg zei hij dat ik in mijn officiële aankondiging van zijn optreden zijn laatste twee gedichtenbundels niet had vermeld. Leo was toen 66 en het grootste deel van zijn al zeer bekende en bekroonde poëtische oeuvre moest nog worden geschreven: na zijn pensionering kreeg hij daar alle tijd voor. Niettemin is hij nog tot halverwege de jaren negentig ook doorgegaan met zijn wetenschappelijke onderzoek, dat was gericht op de eigenschappen van het bloed. Telkens kreeg hij weer een grant voor een nieuw onderzoeksvoorstel.

Het optreden van Leo in Ann Arbor werd een groot succes. Zelf ging ik in augustus 1982 doceren aan de Universitas Indonesia in Jakarta, en toen mijn collega’s en ik in 1987 een groot congres organiseerden, hebben we ook Leo Vroman en zijn vrouw Tineke uitgenodigd. Ik had al die jaren contact met hen gehouden en had ze uitgenodigd om bij mij in mijn ruime huis in Jakarta te logeren. Voor Leo was dit de eerste keer dat hij terugkeerde in de stad waar hij als Jood, vluchtend voor de nazi’s, in 1940 was terechtgekomen. Na de Japanse invasie was hij in 1942 door de Japanners geïnterneerd en uiteindelijk naar Japan getransporteerd, maar hij heeft het overleefd. Vanuit Azië is hij in 1945 meteen naar New York gegaan, waar hij een baan kon krijgen, en daar zag hij in 1947, na zeven jaar, zijn verloofde Tineke Sanders terug, met wie hij enkele dagen na haar aankomst is het huwelijk is getreden.

Ik ging samen met Leo en Tineke op bezoek bij de Indische dichter G.J. (Han) Resink (1911-1997), die in een klein paviljoen woonde in dezelfde wijk als ik. Leo vertelde over de eekhoorn die hij als huisdier had gehouden toen hij, na zijn vlucht uit Nederland, in Jakarta (toen: Batavia) woonde in Gang Scott. “En hij leeft nog”, zei Leo. “Is dat beest zo oud geworden?” vroeg Han, uiterst verbaasd. “Ja, in mijn hoofd”, zei Leo.

Na het congres hielden we een literaire avond met Nederlandse en Indonesische schrijvers in het Erasmus Huis te Jakarta. Toen we thuiskwamen, zei Leo dat hij zich niet zo lekker voelde, maar hij was blij dat hij zonder mankeren zijn bijdrage had geleverd. Die nacht is hij erg ziek geworden, misschien een late echo van de dysenterie die hem in 1945 in Japan bijna het leven had gekost. Mijn bedienden hebben hem midden in de nacht geholpen en ’s ochtends vroeg klopte Tineke op mijn slaapkamerdeur. Ik kwam tevoorschijn en keek wat verdwaasd toen Tineke haar verhaal afstak, waarop ze zei: “Misschien moet ik jou eerst wakker laten worden.” Ik bracht Leo die ochtend naar mijn Italiaanse arts Visioli, en met wat medicamenten knapte hij snel op. Maar dat alles in het leven materiaal kan zijn voor poëzie, bleek toen ik Leo’s lange gedicht ‘Vlucht 800’ las, over de explosie van een Amerikaans vliegtuig dat in 1997 in zee was gestort. Alle 230 inzittenden kwamen om. Een van de strofen bevatte een herinnering aan die nacht in Jakarta, Jalan Sawo nr. 8: “Ikzelf, een keer bewusteloos, piste/ eens tussen de lakens, zegt men,/ ging zelfs mijn gang en scheet/ in mijn afwezigheid en miste/ de bijbehorende verlegenheid/ toen ik eindelijk ontwaakte/ in mijn schoongemaakte bed.// Gebroken zijn is heerlijker dan broos./ Totaal vergaan is grootser dan bederven,// en zo, uit hun beschamend sterven,/ stijgen de doden eeuwig schaamteloos.”

Dit gedicht laat zien hoe nieuwsgierig Leo Vroman was naar het mysterie van de dood en hoe geobsedeerd hij – als bioloog en biochemicus – was door fysiologische processen. Bij ons afscheid in Jakarta – de taxi stond al klaar – zei Leo: “Nu moeten we maar gaan, anders veranderen we in palmbomen.”

Leo Vroman had een originele speelse geest en was in het alledaagse leven bijzonder gericht op de communicatie met mensen. Hij hield ervan hen uit traditionele clichématige denkpatronen te halen. In een van de artikelen die ik na zijn overlijden over hem las, stond dat hij bij het verlaten van een winkel de bekende Amerikaanse afscheidsgroet “Have a good day” had gevarieerd met: “Have a good life. A day is not enough.” Ik herinner me ook hoe we een keer in de stationsrestauratie van Amsterdam gingen zitten, waar toen nog aan tafel bediend werd. Wat zouden we drinken? Leo vroeg de serveerster: “Hoe is het tomatensap dit jaar?”

*

Enige tijd geleden zei Leo in een interview: “Als ik ooit een interessante kwaal krijg, dan kan ik daar best een gedicht over maken. Maar verder, ik kijk vrij vriendelijk aan tegen de dood. Ik ben er ook erg nieuwsgierig naar. Doodgaan is een belangrijke fysiologische gebeurtenis.”

Leo Vroman leeft, in ons hoofd en ons hart.

Kees SNOEK

Partager cet article
Repost0
30 juin 2014 1 30 /06 /juin /2014 19:15

Volgen...

GeelZucht-live-02.png

GeelZucht-live-01.png

Partager cet article
Repost0
30 juin 2014 1 30 /06 /juin /2014 14:05

 

 

ScheirsFelixLaatste.JPG

Op 26 juni werd hier gemeld dat het monumentale werk van Jan Scheirs (1m75 op 20) nog een week bleef hangen in de Lichtstraat van het FelixPakhuis . Twee ontgoochelde lezers melden mij nu dat dit niét het geval is.

De info was wel degelijk correct. Om allerlei administratieve redenen diende echter in extremis afgezien te worden van dit voornemen.

Jammer!

Het werk is nu opgerold en wacht op een bestemming...

Henri-Floris JESPERS

Partager cet article
Repost0
30 juin 2014 1 30 /06 /juin /2014 00:48

 

Over het Nut van de Sigaar te Zijn

 

Het Europees Parlement in Straatsburg heeft in een van zijn laatste zittingen voor de verkiezingen van mei de verkoop van tabaksproducten verstrengd. Nou ja, veel meer dan wat cosmetische aanpassingen hield dat niet in. Het verbod op munt- en framboos- en whiskysmaken lag al langer in de pijplijn. Nog lelijker pakjes en nog grotere gezondheidswaarschuwingen hebben hetzelfde effect als de wansmakelijke snelheidscampanjes van de moralistische ijdeltuiten bij het BIVV: niemand kijkt er naar om. En de verkoopstop van snuiftabak is bevestigd, op de al even idiote Zweedse uitzondering voor ‘snus’ na – mag sjieken eigenlijk nog wel ?

De invloedrijke lobby van tabaksproducenten heeft zijn werk keurig gedaan. Vertragingsmaneuvers, verdaging van stemmingen, weggemasseerde verbodsbepalingen, her en der een omslagje met wat duizendjes. De lobby werd overigens flink geholpen door de zelotisch-stompzinnige antirookbewegingen. De gynecoloog zei ooit tegen mijn zwangere vrouw: “Meiske, liever één fles whisky per dag dan één sigaret”. Ze heeft zich daar – gelukkig – niet aan gehouden. Maar domheid groeit meetkundig. De open lucht in het voetbalstadion van FC Brugge is nu volgens een nieuwe definitie geen open lucht meer – Orwell kraait gierend van de pret in zijn graf om dergelijke onzin van Nieuwspraak. Maar onverdraagzaam is natuurlijk niemand.

Ergens is dat lobbywerk niet onbegrijpelijk. De betutteling door de Europese Commissie neemt zulke omvang aan, dat het indijken van de toenemende scepsis vechten tegen de bierkaai wordt. Want àls het de Europese verkozenen écht om volksgezondheid gaat, dan hadden ze tabak en nicotine al lang in de ban geslagen en op de lijst van verboden roesmiddelen gezet. En alcohol. En ether. En patsjoeli. Misschien zelfs de uitstoot van fabrieken en vrachtwagens. Maar niks daarvan, de torenhoge taksen moeten de zelf veroorzaakte begrotingsgaten helpen dichten, en dan is gezondheidszorg praat voor de vaak.

Dat komt omdat Europa geleid wordt door woekeraars en duitentellers (al noemen ze zich nu financieel manager en bankier), niet door politici die hun maatschappelijke opdrachten in geweten vervullen. Lapwerk, zelfvergenoegende maar futiele mierenneukerij (seks is verboden in kinderprogramma’s, maar ‘schokkende’ beelden van aangeteerde longen en kankergezwellen bij rokers mogen open en bloot overal verkrijgbaar zijn, net als het tonen van massaterechtstellingen door barbaarse horden in het Midden-Oosten in prime time nieuws), en veel erger, ronduit beschamende omkoop- en beïnvloedingspraktijken door grote producenten, vervangen de nuchtere omgang met het ooit aangeporde en hoog in aanzien staande rookgedrag. Holland zou zonder zijn meerschuimen pijpjes de Gouden Eeuw niet overleefd hebben, Churchill zonder zijn sigaar de oorlog niet gewonnen hebben. Het wordt graag vergeten dat het Hitler was die de eerste anti-rookwetten oplegde, en de traditionele rantsoenen voor de Wehrmacht stelselmatig liet verminderen. Hij verloor de oorlog.

Toch. Waarom zou marktleider Philip Morris eventjes een half miljoen euro uittrekken om de MEP’s te screenen, na te gaan of zij al dan niet te overtuigen zijn om de wetten niét te verstrengen ? Marianne Thyssen (EVP) is hun vriend niet, die is naar hun bevinding onkreukbaar. Zij kon geen bondgenote zijn om parlementsonderhandelaarster Linda McAvan (Labour, UK) onderuit te halen. Niet dat de voorstellen in verhouding staan tot de cijfers. Wat wil Europa ? Nog lelijker verpakkingen (straks misschien zelfs witte, allez vooruit), verbod op ultradunne sigaretten en op smaken als menthol of karamel (al geldt dat alweer niet voor pruimtabak of waterpijpen of gesausde sigaren of pijptabak), en nog ongelezener waarschuwingen op de pakjes. De redenering ? “Er roken meer jongeren tussen 15 en 25 dan andere leeftijdscategorieën, 70 % van de rokers begint voor hun 18e verjaardag”. En de grondslag voor de ‘verstrenging’ ? Nicotine is een geneesmiddel, en mag alleen als zodanig verkocht worden. Maar dan wel gerold blijkbaar.

Wie gerold is, is de politiek zelf. Omdat vooral de commissie Barroso boter op het hoofd heeft. Het verdient een grondig onderzoek om na te gaan welke vuile rol Barroso – de oudcommunist die op de Azoren de loper uitrolde voor de Amerikaans-Britse invasie van Irak - heeft gespeeld ten bate van de tabakslobby. Het was datzelfde Philip Morris met Swedish Match dat in 2012 een klacht indiende tegen Maltees commissaris voor volksgezondheid Dalli. Voor omkoping. Barroso, handig gesteund door algemeen secretaris van de anti-fraudedienst OLAF, Giovanni Kessler, had geen vijf maand nodig om Dalli bij zich te roepen en hem op geen gronden koudweg de wacht aan te zeggen. Dalli werd een halfuurtje het mes op de keel en daarna bij het huisvuil gezet. Ook al bleek later dat Dalli geen schuld trof. Er kwam geen geding in Malta, er bleek heel wat meer loos te zijn bij OLAF en zijn bewijsvoering zelf, toonden MEP’s Inge Gräßle (EVP) en Bart Staes (Groen) aan.

De argumenten van de tabakslobby – verlies van werkgelegenheid, verlies van staatsinkomsten, verlies van markten door smokkel en namaak – wogen zwaarder dan gezondheid, ook al hebben 171 landen de kaderconventie tegen tabaksgebruik van de Wereldgezondheidsorganisatie al geratificeerd. Want er is maar één uitgangspunt in de Unie, en dat is strikt economisch. In de hoogkapitalistische betekenis van het woord trouwens. De winsten zijn ontzaglijk. De grote vijf boekten meer dan 300 miljard dollar winst in 2008. Intussen sterven er jaarlijks meer dan 700.000 Europeanen aan tabaksmisbruik. Maar 161 lobbyisten zijn sterker dan het half dozijn dat voor meer volksgezondheid pleit. En Swedish Match heeft “toevallig” ook de uitzondering verkregen voor Zweden. Alleen daar mag Snus nog verkocht worden.

Van geschiedenis hebben de lobbyisten geen kaas gegeten, ook en zeker niet in Zweden. Hadden ze hun eigen thrillers gelezen, ze hadden de wenkbrauwen gefronst. Helemaal in de lijn van het radicaal-linkse schrijverspaar Maj Sjöwall and Per Wahlöö (die in Stieg Larsson later een compagnon als communistische sterauteur zou krijgen) begon een ander duo, Håkan Jaensson en Arne Norlin (chef en medewerker van de cultuurbladzijde van de vooraanstaande krant Aftonbladet), aan een reeks romans met vernietigende kritiek op de Zweedse welvaartmaatschappij. De dictatuur van de auto werd met de grond gelijk gemaakt in Plåtkistan 1977; De Blikken Kist, 1979). Het landelijke utopia moest het ontgelden in Blodsugarna (1980; De Bloedzuigers, 1981). De revolutionaire dwaasheid in Kungen (1978; De Koning, 1980) werd helemaal met de grond gelijkgemaakt. En in 1981 was de gezondheidsobsessie aan de beurt. Upp i Rökk windt er geen doekjes om. Niet de roker is de dader, niet de dagbladverkoper, maar de amorele, op winstbejag azende producent, hier de NV Zweedse Tabak.

Drie terminale patiënten “proberen inhoud te geven aan het leven dat ze nog te leven hebben”. Daartoe stoten ze meteen door naar de kern van de zaak. Journalist Leonard Person heeft aan agressieve keelkanker aan 30 jaar roken overgehouden. Garagist Georg Lundin heeft aan zijn gefnuikte jeugdidealen en grijs leven de dodelijke ziekte opgedaan. En de amper 23-jarige Agnetha Canard (“vader had zich doodgerookt”) heeft een ongeneeslijke borsttumor. In plaats van de bepampering van hun getelde levensdagen te ondergaan in praatgroepen en zelfonderzoek, pakken zij het kwaad bij de wortels aan. Tabaksdirecteur Leif Carlsson heeft niet eens oog voor de arbeidsomstandigheden, laat staan voor de gebruikers van zijn aanslibbend vergif. Voorbeeldig gezin of niet, het symbool van de sluipmoordenaars moet boeten, en dat lukt ook: hij wordt vakkundig met een inspuiting van zuivere nikotine van kant gemaakt – ja, elk geneesmiddel is dodelijk als de voorgeschreven dosis overschreden wordt.

Jaensson & Norlin doen hun uiterste best de politiediensten niet te ridiculiseren, maar het recht moet zijn loop hebben. Lundin sterft al snel, Person geeft vlak voor zijn coma nog een slof cadeau op zijn doodsbed aan de speurder die hem uiteindelijk gevonden heeft, en Canard ontglipt de dodendans en de vervolging. Want “hij kon niets bewijzen. En degenen die het wisten waren dood”. De wraak van de onmachtige slachtoffers van een moordende machine die industrie-en-winstbejag heet wordt rauw gegeten. Het is moeilijk geen sympathie op te vatten voor de gewillige beulen van een maatschappelijk-economisch systeem dat zijn slaven-werknemers verstikt, verrookt, en uitzuigt. De sigaret is niet meer dan de Bulgaarse paraplu, ze doodt onverwacht, maar altijd genadeloos. Toch maken de slachtoffers zich niet los van hun verslaving, ook niet als hun lot al bepaald is.

De thrillers van Jaensson en Norlin zijn striemende aanklachten tegen de slavernij van het politiek en gedragsmatig correct handelen. Als ze vandaag Upp i Rökk opnieuw zouden schrijven, zouden ze allicht nog cynischer zijn, en nog minder begripsvol voor de verontrustende banaliteit van de hedendaagse tirannie – brood en spelen van vroeger, vandaag drank en sigaret en televisieshows. Het is niet zo dwaas een journalist rechtstreeks te betrekken in een roman. Wat niet gezegd kan worden in een dubbelgecheckt artikel (hun huiswerk hebben ze gedaan, en ze zullen allicht de cijfers bemoedigend zien veranderen, maar niet de geldstromen), kan moeiteloos verwerkt worden in fictie. Als het kapitalisme een rookgordijn optrekt om zijn aloude methodes van onderwerping te verhullen (er zijn nu zelfs al verzekeringsmaatschappijen die zich voordoen als liefdadigheidsorganisaties !), dan kan alleen brutaliteit een dam opwerpen. Als er een reden is waarom Scandinavische thrillers zo succesvol zijn, dan heeft het hier direct mee te maken. Tegen alle schijnheiligheid in, verkopen zij de geldmagnaat het touw waarmee hij wordt opgehangen. Marx had niet beter verwacht.

Lukas DE VOS

 

Håkan Jaensson & Arne Norlin, In Rook Opgegaan, Leeuwarden, Bruna, 1982. Origineel: Upp I Rökk (1981).

 

Partager cet article
Repost0
28 juin 2014 6 28 /06 /juin /2014 17:11

 

Karel-Sergen-in-zijn-Sint-Remigius-Geest.JPG

Er wonen in dit merkwaardig complexe land burgemeesters die zich zodra de gelegenheid er is ontpoppen tot rabiate provocateurs van anderstaligen, maar niet zo in het landelijke Haspengouw. Dat bleek gisteren in het pittoreske Saint-Rémy-Geest, dat in het Nederlands Sint-Remigius-Geest en in het Waals Djé-Sint-Rmey heet. Jean-Paul Wahl (Union Communale), burgervader van Jodoigne (in het Nederlands Geldenaken, in het Waals Djodogne) heette daar alle gasten van dichter Karel Sergen (° 1954) even hartelijk welgekomen. Sergen presenteerde Vers 1984-2014, een bloemlezing uit zijn gedichten in het Nederlands én (vertaald door Bernard De Coen) in het Frans. Tegen de zijmuur van de mooie Église Saint Remi werd zijn Dorpsgedicht onthuld, met daarnaast Poème villageois. De gemeente (officieel Franstalig) had toestemming verleend om de Vlaamse dichter in zijn woonplaats het genoegen van de tweetaligheid te gunnen. De charmante Place Saint Rémy was volledig voorbereid op een zomers volksfeest, maar onweders en regen gooiden roet in het eten. Het programma moest à l’improviste worden afgewerkt in huis, schuur en tent, maar dat mocht de pret niet drukken. Karel Sergen kan terugzien op een geslaagd feestje, en op vele natte regenschermen in alle kleuren van de regenboog. Onder de aanwezigen onder meer Bernard De Coen, Hilde Keteleer, Mark Meekers, Wim Menheer, Leen Pil, Annmarie Sauer en Bart Van Loo.

Bert BEVERS

Partager cet article
Repost0
28 juin 2014 6 28 /06 /juin /2014 02:18

 

Om de klok van zes stommelt hij

naar beneden in zijn slobberkleren

en verlaat het pand met zijn volgeladen stolp.

 

Om de klok van zeven stapt hij

op een rode stadsbus

naar Steenbrugge, naar het kerkhof.

 

Daar plant hij bloemen en planten

in de bevochtigde grafgrond

bij het kruisje van Magdalena Philomena V.

 

Hij helpt minzaam

een vroege bezoeker

die zoekt naar een nummer en een naam.

 

En staart heel even

naar een zwarte zwaar ingezonken tombe

met een eeuwige vergunning.

 

Om de klok van elf eet hij een boterham

met kruimels, drinkt buiten een glas bier

en veegt het schuim van zijn paarse lippen.

 

Zijn dag bij de doden eindigt met het angelus.

Hij loopt naar de poort, stamelt een zin

van Gezelle en keert terug naar de zwanenstad.

 

Daar wacht hij dan op de nacht;

haalt een brief uit Canada uit zijn archief

of mompelt langzaam een haiku.

 

Na de dagsluiting vlijt hij zich neer

op een veldbed

waar hij de rust vindt en de zaligheid.

 

Hij gelooft in de goedheid van zijn God

en zijn lot en droomt luid van een graf

aan de haag dicht bij de kerkhofdreef.

 

Hendrik CARETTE

 

Partager cet article
Repost0
26 juin 2014 4 26 /06 /juin /2014 20:31

 

Scheirs-volledig.jpeg

Het werk van Jan Scheirs, op vijf uur tijd ter plekke verwezenlijkt tijdens de Zwoele Zomernacht, is nog één week te bekijken in de Lichtstraat van het FelixPakhuis te Antwerpen. 

Zie ook:

http://mededelingen.over-blog.com/article-henri-floris-jespers-dagboek-124001401.html

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche