Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
19 mai 2009 2 19 /05 /mai /2009 02:40

Naar aanleiding van een recent gedicht in Mededelingen van het CDR onderstreepte Paul Van Melle in Inédit nouveau zijn waardering voor Rik Lanckrock (°1923), die er zijn hand niet voor omdraait “pour détruire les argumentations fallacieuses de trop nombreux tenants du pouvoir, politique ou non”.

Naast gedichten werden in de Mededelingen ook proza van Rik Lanckrock gepubliceerd, o.m. Vreemd verhaal (nr. 54, 19 september 2005); Vervreemding (nr. 56, 18 oktober 2005); Wat betekent de vrijmetselarij voor mij (nr. 57, 31 oktober 2005); Mediteren over mediteren (nr. 68, 5 april 2006); Zelfportret (nr. 76, 16 augustus 2006); Leven in de wereld van Kafka en Willink (nr. 82, 20 november 2006); Zelfhaat (nr. 86, 18 januari 2007); Zoektocht (nr. 90, 26 maart 2007); Aan Daan Hugaert (nr. 98, 31 juli 2007) en Interview met mezelf (nr. 106, 3 december 2007).

In 1952 publiceerde Lanckrock Inleiding tot het Magisch-Realisme (Antwerpen, Ontwikkeling). De recensie van Hubert Lampo in Volksgazet (7 mei 1953) werd in de Mededelingen opgenomen in de literair-historische rubriek 'Achteruitkijkspiegel' (nr. 63, 1 februari 2006); zo ook Rik Lanckrocks bespreking in Vooruit (4 februari 1964) van de opvoering van Het drama van de Fukuryu Maru van Gabriel Cousin, in de vertaling en bewerking van Hugues C. Pernath en Walter Tillemans (nr. 72, 16 juni 2006).

De hiernavolgende tekst verscheen in de jongste aflevering. ■


Essentieel

 

Ik heb het herhaaldelijk gezegd dat ik zou wensen om een zeer beknopte tekst te schrijven waarin ik zou verwoorden wat voor mij nog essentieel is. Ik noemde dat een fata morgana omdat ik de indruk had dat het niet meer dan een hersenschim was. Maar soms volstaat een schijnbaar onbelangrijk incident om te weten dat het wel kan. Dat was voor mij gisteren het geval. Ik besefte toen plots dat ik die tekst beslist zou kunnen schrijven. En of dat nu een doem of een weldaad is, laat ik in het midden.

Het bestaan is op elke leeftijd keuzes maken: goede of slechte! Dat wisten de existentialistische filosofen heel goed. Denk aan Kierkegaard, Sartre en Camus.

Op dit ogenblik heb ik voor mezelf een vrij aanzienlijke keuze gemaakt, een keuze grotendeels bepaald door mijn ouderdom, immobiliteit, alleenzijn, angsten, voortdurende pijn en ernstig gehoorverlies.

Om keuzes te maken moet men vragen durven stellen.

Mijn eerste vraag is: wil ik, ondanks mijn toestand, nog verder blijven leven? Die vraag is uitermate zinrijk voor mij omdat in 1994, toen mijn vrouw overleed, mijn wan hoop zo ontzettend groot was dat ik overwoog zelfmoord te plegen. Ik zou dat gekund hebben, zonder enige aarzeling. Ik deed het evenwel niet terwille van mijn kinderen die zopas hun moeder hadden verloren, zodat het heengaan van hun vader wellicht al te tragisch zou geweest zijn. Ik ken bijgevolg het verschil tussen willen leven of er afscheid van nemen. Op de vraag of ik op dit moment nog verder wil leven is mijn antwoord kordaat 'ja' en wel om een groot aantal redenen. Maar dan moet dat verder bestaan toch enigszins behoorlijk blijven. Zoniet weten mijn kinderen wat hen te doen staan: euthanasie.

Stelt zich dus een tweede net zo essentiële vraag: op welke wijze wil ik verder leven?

Dat werd mij duidelijk door het incident waarover ik het zopas had en dat ik nu wil verduidelijken. Ik gaf er mij immers rekenschap van dat ik niet meer thuishoor in de eigentijdse ethische buitenwereld met al haar drukte, rumoer, waanzin, fanatisme, verlies van waardevolle ethische normen, geweld, misdaad, terreur, fraude, enz. Dat is één. En nu zou ik een vrij eigenaardige vergelijking willen maken: ik zou mij graag terugtrekken in een klooster, maar dat is als vrijzinnige niet mogelijk wegens mijn gruwelijke hekel aan alle godsdiensten die ik als goedkoop en eveneens als gevaarlijk beschouw. Rest mij dus mijn appartement te zien als een equivalent van een klooster. Die conclusie vergt vanzelfsprekend uitleg. Ik wil door allerhande omstandigheden sereen, rustig leven en liefst met weinig contacten. De enige bindingen die ik beslist wil behouden zijn met mijn kinderen, mijn vriendin, een paar intieme vrienden en logebroeders. Met andere lui verkies ik liefst schriftelijk of telefonisch contact. Dat houdt in dat ik mij angstvallig wil hoeden om nog in de buitenwereld te stappen, behalve dan om boodschappen te doen, gepaard met een glas drinken en iets eten in een gezellig café of restaurant, uitzonderlijk eens een korte uitstap. Ik wil mij tevens niet laten verleiden om in gezelschap van leer dan één mens te gaan eten en dat wegens uiteenlopende redenen waarover ik niet wens uit te weiden.

Nu een andere vraag: aan wat hecht ik nog belang?

Ik geef een onvolledige opsomming. In de allereerste plaats schrijven. Als ik dat niet meer aankan, zie ik het echt niet meer zitten. Verder wil ik blijven mediteren, relativeren, dromen, filosoferen, lezen, de actualiteit volgen via kranten, tijdschriften en televisie, TV, CD's en DVD's (eveneens voor toch enige ontspanning en interesse), grasduinen in allerhande boeken. Ongemeen belangrijk is voor mij het koesteren van de vrijmetselarij als ideologie, mij verdiepen in de vrijzinnigheid, het humanisme en alles wat met cultuur te maken heeft, diep ingaan op het magisch-realisme in de kunst. Hetzelfde geldt voor alles wat symboliek betreft (dat blijft mij intens boeien).

Ten slotte is er ook mijn huishouding verzorgen, met alles wat er bijhoort, o.m. dus eten en drinken, evenwel met mate, mij zo fit als het kan gedragen door medicatie, voeding en hometrainer, de buitenwereld bekijken door mijn raam, af en toe een pijp roken en nu en dan ook wat snoepen.

Dat zal het zowat zijn. Ik geef grif toe dat ik prijs blijf stellen op een bemoedigende verrassing, ook al gebeurt dat zelden.

*

Zo kom ik tot mijn besluit: overwegend leven binnenskamers met slechts enkele contacten: een, kleine en tevens grote wereld omdat alles van de mens en in de wereld nu eenmaal dualistisch is.

Met Cicero zeg ik: bellum est sua vitia nosse – het is prettig zijn eigen gebreken te kennen. Ik durf eraan toevoegen: ook de gebreken van de anderen te kennen en er mij zo weinig mogelijk aan ergeren.

Ik eindig met Vergilius: finis ecce laborum – ziedaar het einde van mijn zwoegen! Want dat was zeker het geval. Klaar zien in het eigen innerlijk en het eigen bestaan vergt heel wat kritische zin en onverpoosde inspanning. En om tenslotte helemaal te eindigen zou ik willen leren te denken aan het onvermijdelijke einde, maar dan wel op een rustige en serene wijze. Dus zonder paniek die vooral eigen is aan depressieve mensen en daar behoor ik bij. Ik hoop evenzeer dat ik non-conformistisch, met humor, ironie en nu en dan zelfs met sarcasme en cynisme kan blijven denken en handelen.

Hier eindigt mijn tekst en biecht in mijn 'kloostercel' die altijd een rol heeft gespeeld in mijn leven.

In mijn jeugd schreef ik ooit een gedicht dat ongeveer luidde als volgt:


Ik heb vaak in mijn droom

een kloostercel gebouwd.

Ik zag mij daarin

als heilige, vroom

met d'eenzaamheid vertrouwd.

Maar 't leven

sloeg mij tot een mens,

van vlees en bloed gebouwd...

 

L'histoire se répète en dat alles zag ik plots in door een simpel incident.

En nu maar uitblazen want spanningen en stress ken ik in al te grote mate.

Rik LANCKROCK

28 april 2009

Partager cet article
Repost0
18 mai 2009 1 18 /05 /mai /2009 21:00

Lenin, de tamboer met zijn pet, loopt vooraan naast de al bebloede vlag.

De pokdalige Stalin pauzeert slechts na een harde plechtige paukenslag.


De bebrilde Trotski bespeelt de tuba en de arme Boecharin de bombardon.

De lepe Beria en de bleke Lakoba blazen beiden op een lange hoorn.


De trotse besnorde Semjon Boedjonny trekt lachend aan zijn accordeon

en in het oude koude Moskou slaat Molotov op bevel op de grote trom.


Gorki, de ingenieur van de ziel, bezingt al die leren figuren in leren jekkers.

Alleen de dwaze dwerg Jezjov met zijn rode armband aan hinkt achteraan.


Hendrik Carette


Schaarbeek, 1 mei 2009

Partager cet article
Repost0
18 mai 2009 1 18 /05 /mai /2009 19:52
Partager cet article
Repost0
18 mai 2009 1 18 /05 /mai /2009 07:10

Drie dagen geleden viel een brochure van Maurits Cailliau, secretaris van het Studiecentrum Joris van Severen, in de bus: Het Verdinaso, Antisemitisme und kein Ende? Het leek me derhalve passend de publicatie van (en het antwoord op) de verontwaardigde reactie van onze achtbare collega en vriend Hendrik Carette op de rubriek “Door de leesbril bekeken” van 16 april, waarin sprake van het “onverholen antisemitisme” van Joris van Severen, andermaal uit te stellen. Zodoende kan dit dossier afgesloten worden, terdege rekening houdend met de analyse van Maurits Cailliau.

In afwachting wordt hier alvast een gedicht van Hendrik Carette gepubliceerd.

*

Rik Lanckrock koesterde al lang de gedachte een beknopte tekst te schrijven over wat voor hem nog essentieel is. Door omstandigheden was het nu zover en hij geeft u de primeur.

*

Frank de Vos, die vorig jaar de bundel In omstandigheden publiceerde (zie Mededelingen 128, pp. 11-13), is stadsdichter van Doel. In een bewogen open brief “aan de Eerbiedwaardige vertegenwoordigers van het ‘Middenveld’, de Eerbiedwaardige opiniemakers van onze ‘vrije’ pers en de Eerbiedwaardige literatoren met symfonieën van mooie woorden”, onderstreept hij dat alle Doelenaars vanaf 1 september sans-papiers zijn...

*

Dirk Verhofstadt geeft bijtend commentaar op de zijns inziens “rampzalige” toekenning van de Gouden Uil 2009. Hij wijst op de negatieve impact van de sponsors en op de samenstelling van de jury “met leden die direct of indirect gelieerd zijn met de organisatoren”.

*

Het commentaar van onze huistekenaar RodeS spreekt boekdelen.

Henri-Floris JESPERS

Inhoud

Necrologisch

Tine BALDER: rechtzetting

Poëtisch

Hendrik CARETTE, Een bolsjewistische fanfare

Proza

Rik LANCKROCK, Essentieel

Vrije tribune

Dirk VERHOFSTADT, De Blinde Uil of de opmars van het vergeetproza

Open brief

Frank DE VOS, Aan de Eerbiedwaardige vertegenwoordigers van het ‘Middenveld’,

de Eerbiedwaardige opiniemakers van onze ‘vrije’ pers,

de Eerbiedwaardige literatoren met symfonieën van mooie woorden.

Caleidoscopisch

Jeux de mots, jeux d'images   

Door de leesbril bekeken

Bob Mendes, Vuil geld; Oikos; Hugues C. Pernathprijs; Laurens Janszoon Costerprijs.

Agenda

Partager cet article
Repost0
17 mai 2009 7 17 /05 /mai /2009 08:07

Aan de Eerbiedwaardige vertegenwoordigers van het ‘Middenveld’, de Eerbiedwaardige opiniemakers van onze ‘vrije’ pers, de Eerbiedwaardige literatoren met symfonieën van mooie woorden.   

 

Eerbiedwaardige mevrouw, mijnheer,

Met ontbloot, gebogen hoofd kom ik even langs, nederig met de polderpet in mijn hand. De aarde heb ik van mijn broekspijpen geklopt.

Zo hoort het, nog steeds, zoals vroeger. Toen wist de vader van het ‘Gezin Van Paemel’, een eenvoudige boer, hoe hij de pastoor, de baron, de notaris, de notabelen van zijn dorp hoorde te groeten. Tot het bittere einde zelfs, toen zijn woonrecht verliep en hij uit zijn huis werd gezet. In Doel herhaalt deze geschiedenis zich. Op het einde van augustus vervalt het woonrecht in onze woonzone. Doelloos gaat dit dorp weg. Zomaar met de metalen vingerknip van kraan en bulldozer.

De minimis non curat praetor’ schreven de Romeinen. Vertegenwoordigers en  handlangers van het gezag hoeven zich van het kleine niets aan te trekken. Zij hoeven zelfs hun eigen spelregels niet te volgen. Het is een karakterstoornis van de politiek.

Zo was het toen, zo is het nu.

Maar waar zijn jullie?

Eerbiedwaardigen, op enkele uitzonderingen na hebben wij tot nu toe jullie verheven stem niet gehoord noch jullie kritische pen mogen lezen. Nergens schrijven of roepen jullie waarom de dijken opnieuw worden doorbroken, waarom dit Dorp moet onderlopen. Niet alleen met water maar met slib uit de Schelde of met lege containers.

Eerbiedwaardigen, weerom enkele uitzonderingen daargelaten, ik lees in geen enkele “kwaliteitskrant” of op een blog van respectabele magazines, een gescherpt wederwoord tegen de waanzin van de verkwisting, de vernietiging van een erfgoed dat doorheen de eeuwen in osmose met zijn omgeving is gegroeid. In een krant, die zich als maatstaf ziet, las ik wel de opgetrokken schouders.

Eerbiedwaardigen van het middenveld, jullie kijken weg, platgeslagen door letters op de schitterende octaven van economie en werkgelegenheid. Welvaart, zei U? Inderdaad de al jaren uitgebakken biefstuk van Edward Anseele blijft de lichtbak voor tamme konijnen. Welzijn hebben jullie uit Van Daele geschrapt, de staalblauwe logica van ‘andere’ en ‘hogere’ belangen gevolgd.

In Doel betwisten wij de kansen voor Antwerpen niet, noch de welvaart voor Vlaanderen. Want mocht de haven uit haar voegen barsten, dan geven wij graag ons dorp uit handen. Met het Doeldok dat men opnieuw met baggerzand vult, met het Deurganckdok dat nog niet is afgewerkt en amper op 10 procent van haar capaciteit draait, valt elke dag de waanzin in onze ogen, de kostbare overheidsmiddelen die in de Schelde vloeien.  Bovendien ligt er nog 2000 hectaren industriegrond braak. 

De haven van Antwerpen kan nog decennia lang groeien.

Eerbiedwaardigen, waar blijven jullie? Want jullie kunnen het verschil maken.

Jullie woord wordt in ministeriële kabinetten uit magazines en kranten geknipt, jullie blogs worden gelezen, jullie pen in literaire tijdschriften, tijdens kanselredes of hagenpreken, op poëziepodia met mooie prijzen geprezen.

Het bevelschrift om Doel te verlaten hangt nu bij de inwoners tegen de muur.

Ik zet mijn pet terug op. Als dorpsdichter groet ik jullie in naam van alle Doelenaars, vanaf 1 september zijn het sans-papiers.

Wat nu? Misschien in kranen kruipen, hongerstakingen organiseren?

Hoogachtend

Frank DE VOS

DorpsDichterDoel 2009-2011

 

Partager cet article
Repost0
13 mai 2009 3 13 /05 /mai /2009 22:57


Bob Mendes kreeg al tweemaal de Gouden Strop en eenmaal De Diamanten Kogel, maar blijft alive and kicking. Vuil Geld, zijn nieuwe maatschappijkritische factionthriller, wordt op 25 mei feestelijk gepresenteerd in de bridge room van het Rinkven Golfclub te 's Gravenwezel. Uitgever Wim Verheije en Jan Goddaert, voorzitter Rinkven Golfclub, verwelkomen, Jeroen Kuypers leidt in. Het boek gaat over de infiltratie van de maffia in de Vlaamse samenleving en de ondergang van Lernout & Hauspie, ooit het paradepaardje van Vlaanderen. Op p. 236 staat te lezen: 'Wie voortdurend de mond vol heeft van broederlijk delen, heeft het meestal over het geld van een ander'.

*

De voorzichtige waarschuwing van Bob Mendes spreekt boekdelen:

Vuil geld is een roman waarin de ondergang van een Vlaams spitstechnologiebedrijf wordt doorkruist door een verzonnen verhaal met echte of verzonnen personages die echte of verzonnen daden plegen. Waar dat relevant was, heb ik de feiten en de chronologie – voor zover bekend – gerespecteerd. Hoewel de roman zich beweegt op de subtiele grens van ware gebeurtenissen en door geruchten en speculaties geïnspireerde fictie, blijft het geheel onvoorwaardelijk een product van mijn verbeelding. Wie zich toch nog in een van mijn figuren meent te herkennen, doet dat bijgevolg voor eigen rekening en heeft meer fantasie dan ik.

Ook als de aandachtige lezer, tussen de snelle acties en zorgvuldig opgebouwde situaties, meent aanwijzingen te vinden over ontoelaatbare financiële manipulaties in de Vlaamse bedrijfs- en politieke wereld of in de netwerken van Vlaamse ngo's, is dat geen bewijs dat ze inderdaad plaatsvonden, maar een eigen antwoord op de hypothetische vraag: 'Stel dat...'

*

De recensie van Henri-Floris Jespers verschijnt hier op maandag 25 mei om 20 uur.

Partager cet article
Repost0
13 mai 2009 3 13 /05 /mai /2009 17:30

Deze aflevering steunt uitsluitend op de voortreffelijke biografie van K. Coogan, Dreamer of the Day. Francis Parker Yockey and the Postwar Fascist International (Brooklyn, NY: Autonomedia, 1999, 644 p.)

F.P. Yockey werd in 1917 in Chicago geboren. Al vroegtijdig ontpopte hij zich als een goede pianist en gold hij als een begaafde humorist. In de herfst van 1934 kwam hij op de University of Michigan (Ann Arbor) terecht. Hier werd hij uit een Saulus een Paulus, d.w.z. hij gaf zijn pro-communistische overtuiging prijs en werd bij wijze van spreken een Amerikaanse nazi. Die ommezwaai wordt toegeschreven aan zijn lectuur van Der Untergang des Abendlandes, het tweedelige opus magnum van de Duitse historicus en niet-nazi Oswald Spengler (1880-1936), doch het is een uitgemaakte zaak dat hij door de spengleriaans getinte Kulturgeschichte der Neuzeit (3 delen; 1927-31) van de Oostenrijkse Jood Egon Friedell (eig. Friedmann; 1878-1938 [zelfmoord]) tot de overtuiging was gekomen, dat niet materiële factoren, doch ideeën het historisch verloop bepalen. De ironie van het lot heeft dus gewild dat twee eminente Europese niet-nazis onrechtstreeks een Amerikaanse nazi hebben voortgebracht!

Wat er ook van zij, in 1936 schakelde Yockey over naar de katholieke Georgetown University (Washington); hij immatriculeerde in het aan deze universiteit verbonden Center for Strategic and International Studies. Als reden geeft Coogan zijn belangstelling op voor het verband tussen internationaal recht en buitenlandse politiek. Meteen begon hij zich te begeesteren voor de geopolitiek, meer bepaald voor de doctrine die Karl Haushofer (1869-1946) verkondigde en die door één van zijn professoren, de pater jezuïet Edmund Aloysius Walsh (1885-1956), bestreden werd. Interessant om weten: diezelfde pater doceerde ook - andermaal afwijzend - over de theorieën van de hoger vermelde Carl Schmitt. Voor de tweede keer zorgde de ironie van het lot voor een verrassing: na W.O. II heeft Yockey zowel Haushofer als Schmitt misbruikt.

Zijn diploma behaalde Yockey cum laude in 1941 aan de rechtsfaculteit van de door jezuïeten gerunde Loyola University (Chicago), na tussendoor aan de Northwestern Law School (Chicago) college te hebben gelopen. Al dan niet onder schuilnaam geraakte hij bij rechtse initiatieven betrokken. Er mag niet uit het oog worden verloren dat rechts en zelfs fascisme op dat ogenblik ook in de U.S.A. nogal wat aanhangers hadden; het is denkbaar dat de optie van de wereldwijd bewonderde industrieel Henry Ford (1863-1947) en deze van de zeer populaire vliegenier Charles Lindbergh (1902-1974) daar niet vreemd aan zijn geweest.

Zoals talloze Amerikanen was Yockey gekant tegen de Amerikaanse militaire interventie, wat hem niet belet heeft in mei 1942 soldaat te worden. Maar in "een lijst van deloyale of subversieve personen die door het Sixth Service Command ervan verdacht werden nazis te zijn" figureert Yockeys naam! Op de begrijpelijke vraag "Was Yockey een nazi-spion?" antwoordt Coogan voorzichtig, dat het er de schijn van heeft, dat hij geen "spion in de gebruikelijke zin van het woord" was. Hij is twee maanden voortvluchtig geweest (in de terminologie van het Amerikaanse leger: AWOL = Absent Without Official Leave - in mijn ogen een eufemisme). Niettemin werd hem om geneeskundige redenen op 13 juli 1943 eervol ontslag verleend.

Anno 1946 kreeg Yockey een job aangeboden in een rechtbank in Wiesbaden die zich over de oorlogsmisdaden van tweederangsnazis uit te spreken had.

Het staat nu wel vast dat zijn door zijn overste genoteerde chronisch absenteïsme te maken had én met zwarte-markt-praktijken (sigaretten!) én met het schrijven van artikels tegen de legitimiteit van de processen van Nürnberg. Eind november 1946 werd hij aan de deur gezet. Reeds in 1947 was Yockey evenwel terug in Europa: in het Ierse dorp Brittas Bay schreef hij in zes maanden Imperium. The Philosophy of History and Politics, dat hij onder het pseudoniem Ulrick Varange uitgaf.

Ik verzaak aan een poging om dit inhoudelijk zonder Spengler, Schmitt en Haushofer ondenkbaar opus in enkele regels te willen samenvatten. Over de vaak in de illegaliteit opererende neo-nazistische organisaties, die in een soort van Internationale schijnen te hebben samengewerkt, ga ik het evenmin hebben. Niet eens Yockeys curieuze samenwerking met senator Joe McCarthy (1908-1957), de man van de anti-communistische kruistocht in de U.S.A. (mccarthysm) die zelfs de filmacteur Charles Spencer Chaplin (1889-1977) niet spaarde, zijn gesprekken met groten der aarde zoals de Egyptische president Gamel Abdul Nasser (1918-1970) breng ik te berde, zomin als zijn poging om op Cuba Fidel Castro (°1927) te ontmoeten. Het zijn stuk voor stuk themata die niets te zien hebben met het onderwerp van mijn bijdrage. Doch ik kan onder dit sub-kapittel geen streep trekken zonder iets te hebben gezegd over Yockeys einde.

Jarenlang liep hij met vervalste paspoorten rond en kon op die manier de FBI (= Federal Bureau of Investigation) telkens om de tuin leiden. Wegens een mechanisch defect werd zijn vliegtuig zekere dag omgeleid en "In de verwarring had hij zijn handtas niet tijdig kunnen meenemen". Zo kon het gebeuren dat het niets vermoedende personeel deze handtas opende om de eigenaar en zijn adres te achterhalen en een resem paspoorten vond met telkens de foto van dezelfde man! Het FBI werd verwittigd maar het heeft nog even geduurd alvorens vaststond dat men Yockey te pakken had. In zijn cel slikte de lang gezochte man op 17 juni 1960 een capsule gevuld met kaliumcyanide. Zelfmoord? Of heeft iemand hem die capsule bezorgd? Men is er niet in geslaagd de waarheid te achterhalen.

Prof. em. dr. Piet TOMMISSEN

(wordt vervolgd)

Dit is een enigszins ingekorte versie, met weglating van de voetnoten, van de tekst verschenen in de Mededelingen 137 de dato 30 april 2009.

Info over abonnementen op de tweewekelijkse elektronische PDF-versie of op de papieren editie van de Mededelingen: hfj@skynet.be

Partager cet article
Repost0
13 mai 2009 3 13 /05 /mai /2009 17:28

The Institute of Jewish Studies organizes for the second time an interdisciplinary conference concerning Jewish Studies on the Low Countries at the University of Antwerp. The purpose of the conference is to facilitate contacts between researchers working within this area of study. We especially encourage young researchers to participate in the workshop. We also hope for contributions from more established researchers, in order to establish a positive exchange between different research generations. Presentations may include works in progress. Represented disciplines in the program are history, literature, anthropology and sociology.

 

Program

 

9:00 – 9:30 
Welcome: Vivian Liska (Instituut voor Joodse Studies, Universiteit Antwerpen)
Introduction: Karin Hofmeester (Universiteit Antwerpen / IISG) & Veerle Vanden Daelen (Universiteit Antwerpen)

9:30 – 11:00 Session I: Institutions, Religion, Emancipation and Secularisation

Chair: Jean-Philippe Schreiber (Université Libre de Bruxelles)
Rosa Reicher (Universität Heidelberg): State, Religion and Jewish Identity in the Philosophical and Political Thought of Simone Luzzatto, John Toland and Menasseh ben Israel
Karin Hofmeester (Universiteit Antwerpen / IISG): State, Religion and Jewish Political Emancipation in the Netherlands
Paul van Trigt (Vrije Universiteit Amsterdam): Secularization, the Sixties and Religious Jewry in the Low Countries

11:00 – 11:15 Coffee Break

11:15 – 12:15 Session II: Jewish Economic Life in the Low Countries

Chair: Cor Trompetter (Independent Scholar, Weststellingerwerf)
Bert Schijf (Universiteit van Amsterdam): The German Bischoffsheims in the Nineteenth Century: Amsterdam, Antwerp, Brussels and Paris. The International Orientation of a Jewish Financial Dynasty
Serge ter Braake (Joods Historisch Museum / Menasseh ben Israel Instituut, Amsterdam): Jewish Entrepreneurs in the Dutch Leather Industry (1870-1940): the Possibilities and Impossibilities of a Quantitative Approach

12:15 – 13:30 Lunch Break

13:30 – 16:00 Session III: Jewish and non-Jewish Encounters: Migration, Translation, Geographic and Symbolic Space

Chair: Veerle vanden Daelen (Universiteit Antwerpen)
Kris Van Heuckelom (Katholieke Universiteit Leuven): 
The Jewish Connection: 19th Century Polish Literature in Dutch Translation
Pascale Fallek (European University Institute, Florence): Female Jewish Migrants from Eastern Europe at Belgian Universities 1918 -1940: the Life Trajectory of Hélène Temerson (1896-1977)
Anick Vollebergh (Universiteit van Amsterdam):Telling Spaces and Bodies apart in a Multiethnic Neighbourhood: the ‘Jewish’ Perspective
Gila Schnitzer (Vrije Universiteit Brussel), Gerrit Loots (Vrije Universiteit Brussel) and Carolina Valdebenito (Katholieke Universiteit Leuven): Mapping Encounters in an Invisible Arena: the (Flemish) Mental Health Care and the Jewish Community in Antwerp
Peter Tammes (Universiteit Leiden): Residential Segregation of Jews in Amsterdam Neighbourhoods on the Eve of the Shoah 

16:00 – 16:15 Coffee Break

16:15 – 17:45 Session IV: World War II in the Low Countries

Chair: Pim Griffioen (Independent Scholar, Amsterdam)
Marc Verschooris (Hogeschool Gent) and Yves Louis (Belgische Academie voor Kindergeneeskunde, estants Trying to Rescue Jews in the Surroundings of Antwerp and Louvain (1942-1944)
Jan Bernheim (Vrije Universiteit Brussel): The Shoah on the Scheldt. Reasons why Denying the ‘Antwerp Specificity’ is Tantamount to Negationism

17:45 – 18:00 Closing Remarks

*

Wednesday 20 May 2009, 9:00-18:00
Universiteit Antwerpen, Gebouw "De Meerminne", Sint-Jacobstraat 2 - M.107, 2000 Antwerpen
Contact Day in English - free entrance

Attendence is free, but you are invited to register via website http://www.ua.ac.be/main.aspx?c=*IJSENG&n=69985

Partager cet article
Repost0
13 mai 2009 3 13 /05 /mai /2009 05:12

Elsa (niet: Elza) Dewette zag op 12 april 1903 te Sint-Amandsberg bij Gent het levenslicht. Ze was de kleindochter van Eduard Blaes (1846-1909), een verdienstelijke componist, dirigent en muziekleraar, bij wie haar vader pianoles had gevolgd. Afgaande op haar eigen getuigenis hoorde ze haar vader en haar grootvader vaak discuteren over de filosoof Friedrich Nietzsche (1844-1900), over de dichter Heinrich Heine (1797-1856) en over de beroemde componist Richard Wagner (1813-1883). Volgens haar latere leerling Oscar Van Malder, zouden die discussies "een diepgaande invloed uitoefenen op haar later leven en werken"; verheft hij een hypothese niet tot de rang van een feit?

Vader Dewette, ingenieur van opleiding en onderdirecteur bij de Telefoon te Brussel, kreeg bij het uitbreken van W.O. I het bevel, de plannen van het telefoonnet van de provincie Brabant in veiligheid te brengen. Dat verklaart wellicht waarom hij met zijn gezin naar Engeland is uitgeweken. In ieder geval vestigde hij zich na heel wat ronddolen in een woning in een buitenwijk van Londen. Via een zus van de later wereldberoemd geworden historicus Arnold Toynbee (1889-1975), een goede bekende van vader Dewette, geraakte Elsa op de elitaire Kensington Highschool.

Haar peter, de bekende etser Jules De Bruycker (1870-1945), bewoonde hetzelfde gebouw als het gezin Dewette; hij enthousiasmeerde Elsa voor de plastische kunsten. Anderzijds schijnt de eminente Zwitserse avant-garde kunstenaar Emile Jaques-Dalcroze (1865-1950) haar op school het abc van de muziek én de basisgedachten van de eurytmie te hebben bijgebracht. Pianoles volgde ze bij miss Barber, een oud-leerlinge van de grote Johannes Brahms (1833-1897) en verwant met de Amerikaanse componist Samuel Barber (1910-1981). Doch die artistieke impulsen verhinderden haar blijkbaar niet, zich voor de exacte wetenschappen te interesseren. In een interview vertelde ze het ingangsexamen chemie van de universiteit van Londen probleemloos overleefd te hebben.

Elsa bleef na de oorlog nog een jaar in Londen, om haar middelbare studies af te sluiten. Helaas werd dat einddiploma in België niet erkend. Van lieverlede kwam ze in een Franstalige Brusselse school terecht en dat werd een fiasco, want in Engeland had ze haar Frans verleerd! In oktober 1920 schakelde ze over naar de (eveneens Franstalige) Academie en volgde er drie jaar tereke als dagstudente de lessen van de in Watermaal-Bosvoorde woonachtige symbolistische schilder Constant Montald (1862-1946). Op een bepaald ogenblik kreeg August Vermeylen (1872-1945) het er zwaar te verduren: zijn inzet voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit werd door zijn franskiljonse collegae, waaronder de beroemde architect Victor Horta (1861-1947), de directeur, niet geappreciëerd. Elsa nam het voor hem op en werd aldus van vandaag op morgen populair in Vlaamse studentenmiddens: ze werd tot penningmeester van de afdeling Brussel van het Diets Studentenverbond gebombardeerd, een functie die ze vier jaar heeft waargenomen.

Van 1924 tot in 1931 was Elsa Dewette als tekenares tewerk gesteld bij een weekblad voor dames, voor hetwelk ze tevens de bekende acteur Douglas Fairbanks (ps. van Elton Ulman; 1883-1939) en de als "de kleine verloofde van Amerika" bekend staande actrice Mary Pickford (ps. van Gladys Smith; 1893-1979) geïnterviewd heeft. In 1922 gebeurde echter iets dat haar leven een beslissende wending zou geven: toevallig woonde ze in de Parkschouwburg te Brussel een optreden bij van Isadora Duncan (1877-1927). De schok was dermate groot dat ze daarna drie dagen met koorts te bed heeft gelegen!

De gracieuze bewegingen van Isadora Duncan, waarin de danseres als het ware haar ziel blootlegde, konden de zich voor danskunst interesserende Elsa Dewette niet onverschillig laten; ze realiseerde zich te maken te hebben met een concrete toepassing van de danshervorming die Jean Georges Noverre (1727-1810) gepredikt en wiens Lettres sur la danse et sur les ballets (1760) ze bestudeerd had. Na de danseres in Brussel aan het werk te hebben gezien, heeft ze met haar een paar gesprekken gevoerd op haar kamer in het Brusselse hotel Métropole aan het de Brouckèreplein. Meer nog: met de opbrengst van de verkoop van geërfde aandelen kon ze in 1927 in Nice bij haar idool dansles volgen. Wie weet hoe haar leven zou verlopen zijn, mocht de beroemde sterdanseres

niet in de loop van datzelfde jaar zijn overleden?

Elsa's besluit lag hoe dan ook reeds vast: ze wou en ze zou met een eigen dansschool van start gaan. De ouders waarschuwden haar: waarom een veilig bestaan aan een onzekere toekomst opofferen? Vandaar dat het tot 1930 geduurd heeft alvorens de grote stap gezet werd. Aan de Folkwangschule in Essen heeft ze een zomercursus gevolgd bij Kurt Jooss (1901-1979), eerst leerling en dan assistent van Rudolf Laban von Vàralja, beter beken als Rudolf von Laban (1879-1958), wiens theorie hij in de de praktijk toepaste; ze was vergezeld van twee dames die in Vlaanderen ook hun weg als danseres hebben gemaakt: Lea Daan (ps. van Paula Gombert; 1906-1995) en Isa Voss (ps. van Maria Voorspoels; 1909-1939).

In 1930 bracht Elsa op de voorgevel van haar woning (Kruisstraat 8 te Elsene) een koperen plaat aan met de indicatie: "Elsa Darciel - School voor Eurythmie". Bijgevolg moet ze rond die tijd voor het pseudoniem Darciel geopteerd hebben. Sommige auteurs beweren dat die schuilnaam door haar leerlingen bedacht werd. Elsa's eigen versie klinkt logischer: de naam zou afgeleid zijn van d'Arcielle, de naam van een oud-tante die in de tijd van de Franse Revolutie leefde.

Toen in 1932 vrij regelmatig gemiddeld vijftien leerlingen opdaagden, besloot de nieuwbakken Darciel alles op alles te zetten: ze huurde in Brussel de zaal van het Paleis voor Schone Kunsten (thans: Bozar) af! Maurits Wynants schrijft: "Het werd een triomf." Geen wonder dat ze de krachttoer in 1934 herhaalde, dit keer met een eigen creatie van het ballet Heer Halewijn op muziek van de door de musicoloog Charles Van den Borren (1872-1966) aangepaste Boergondische Hofdansen. De pers jubelde: "Een nieuwe vorm van dans met internationale allures is in België geboren."

Daarna volgde de grote stap, die erop gericht was gans Vlaanderen te veroveren. Met Herman Teirlinck (1879-1967) als animator begon in Aalst een ware triomftocht. Het heeft geen zin de vele successen op te sommen, daar ze in de kranten breed uitgesmeerd zijn geworden. De uitzondering bevestigt de algemene regel en dus maak ik twee uitzonderingen: in 1939 voerden op de Grote Markt te Kortrijk 1.500 danseressen en dansers 10 dagen lang het Vredesspel op en in 1944 grepen talrijke opvoeringen van Tijl Uilenspiegel op muziek van Richard Strauss (1864-1949) plaats. Bij de Bevrijding kende haar vader moeilijkheden omdat een hogere Duitse officier hem een bezoek had gebracht (cf. infra). Zij zelf reisde begin 1946 naar de U.S.A., bezocht er in diverse steden familieleden en vrienden, en hield lezingen in de Engelse taal (cf. infra).

Na haar terugkeer einde 1947 begon - dixit Jacques De Leger (°1932) - "haar belangrijkste creatieve periode". Inderdaad, van 1952 af trad ze, dit keer in opdracht van de dienst Volksontwikkeling, overal in den lande op en monteerde ze balletuitzendingen voor de televisie. Bovendien gaf ze aan diverse scholen onderricht in bewegingsleer. In 1965 hield ze het voor bekeken: ze had in de loop der voorbije 35 jaar niet minder dan 400 balletavonden georganiseerd en zowat 35 grote balletten gecreëerd! Doch zonder dralen vatte ze de studie van de Spaanse taal aan, die ze na vijf jaar afsloot. Ook maakte ze van een haar in december 1963 door de universiteit van Cambridge afgeleverd diploma gebruik om geïnteresseerde E.E.G.- ambtenaren Engels bij te brengen.

Op 89-jarige leeftijd werd in Tervuren haar huurcontract opgezegd en stond Elsa op straat. Toen heeft iemand ervoor gezorgd dat haar archief niet op het stort belandde.

Zelf belandde ze op een eenpersoonskamer in Ukkel, terwijl haar bezittingen (vooral de bibliotheek) bij een hulpvaardige ziel terechtkwamen en sindsdien verdwenen zijn. Uiteindelijk kwam ze in het rusthuis Weyveldt in Hofstade (bij Aalst) terecht, alwaar ze begin 1998 vreedzaam overleden is.

Prof. em. dr. Piet TOMMISSEN

(wordt vervolgd)

Dit is een enigszins ingekorte versie, met weglating van de voetnoten, van de tekst verschenen in de Mededelingen 137 de dato 30 april 2009.

Info over abonnementen op de tweewekelijkse elektronische PDF-versie of op de papieren editie van de Mededelingen: hfj@skynet.be

 

Partager cet article
Repost0
13 mai 2009 3 13 /05 /mai /2009 00:00

Toen ik het in het vorige sub-kapittel vermelde boek over Yockey begon te lezen, had ik er geen flauw vermoeden van dat ik één en ander zou te weten komen over een episode uit het leven van Elsa Darciel, een episode waarop de titel van de eersteling (1970) van de Amerikaanse auteur Erich Segal (°1937) toepasselijk is: Love story. In het personenregister staan enkel 'Dewette, Elsa' en 16 vindplaatsen vermeld, zodat ik niet onmiddellijk de link met Darciel legde. Plots las ik echter een paragraaf waarin Dewettes leven (correct!) samengevat wordt en besefte dat de brieven van Darciel voor Coogan gesneden brood moeten zijn geweest. Ze zijn evenwel niet aan hem gericht, doch aan Keith Stimely, die in de periode 1982-85 de negationistische Journal of Historical Review heeft uitgegeven en het plan had opgevat aan Yockey een boek te wijden.

Stimely werd helaas in december 1992 het slachtoffer van aids, zonder "ooit een bladzijde van zijn geplande Yockey biografie" te hebben geschreven.

De Darciel-brieven (een 80-tal) kwamen in het bezit van Coogan. Deze in de jaren 1981-85 geschreven antwoorden bevatten informatie over gebeurtenissen in Brussel na de Bevrijding, over Yockey in het algemeen, en tenslotte over haar love story met Yockey.

Over wat er in 1944 bij de Bevrijding van Brussel gebeurd is, vult Darciel het weinige aan dat ik hoger heb verteld. Die hogere Duitse officier, een kennis van haar vader, is verschillende keren bij haar ouders gaan dineren: de nodige en voldoende voorwaarde voor weerstanders om in de ouderlijke woning brand te stichten, zodat vader ("een groot bewonderaar van Hitler" - dixit Darciel zelf) en moeder tijdelijk elders een onderkomen moesten zoeken. De deur van haar eigen huis werd beschilderd met hakenkruizen; ze dook korte tijd onder, ging toen voorzichtig een kijkje nemen in haar dansschooltje maar werd door de politie opgepakt en verhoord. Om erger te voorkomen is ze dan, zoals supra vermeld, naar de U.S.A. getrokken.

Wat Yockey aanbelangt, valt op dat Darciel zich inspant om bepaalde beweringen over haar lover te weerleggen, op basis van door deze opgediste versies; ze doet dat soms met de nodige omzichtigheid. Ik zeg 'soms', want er zijn uitzonderingen, omdat in die gevallen omzichtigheid overbodige luxe ware geweest. Zo heeft Yockey rond zijn veertiende levensjaar een auto-ongeval gehad (met traumatische gevolgen, schrijft Coogan), dat volgens een dame een loopbaan als concert-pianist onmogelijk maakte, een conclusie die Darciel naar fabeltjesland verwijst: omzichtigheid had in dit geval geen zin, daar ze de vaardigheid van haar lover gemakkelijk kon testen. Yockey blijkt alleszins een slechte chauffeur te zijn geweest; in Beieren reed hij eens zodanig roekeloos dat het geen haar heeft gescheeld of het duo was dodelijk verongelukt. Geloofwaardig is m.i. ook de passus over zijn vader, een "noceur... qui aimait beaucoup les petites femmes" (in het Frans in Elsa's brief). Hetzelfde geldt voor de schizofrenie waardoor zijn eervol ontslag uit het leger werd gemotiveerd: hij deed Darciel in een hilarische lach uitbarsten door de comedie na te bootsen die hij te zijner tijd opgevoerd had, want die schizofrenie was "a hilarious fake" geweest.

Een complete verrassing - althans voor mij - was (en is) het feit dat Yockey met een boek van Hans Blüher (1888-1955) schijnt gedweept te hebben. In maart 1950 vertaalde hij immers, ten behoeve van Darciel, het tweede deel in het Engels, "omdat haar kennis van het Duits, bij gebrek aan oefening, ietwat wazig was geworden". Darciel moet die tekst evenmin onverschillig hebben gelaten, want in een brief aan Stimely copiëerde ze twee paragrafen uit Yockeys vertaling. Voorwaar een voor de ideeëngeschiedenis niet onaardig detail.

En nu Darciels love story! Ze valt met de deur in huis: "in 1949 ontmoette ik FPY: een mijlpaal in mijn leven." Twee obscure journalisten, niet goed wetende wat ze met de in Brussel opgedoken Yockey moesten aanvangen, vonden er niets beter op dan hem mee te nemen naar de woning van een "(niet bijzonder goede) Vlaamse schilder, vermoedelijk een vriend van hen, die er vage 'Europese' ideeën op na hield. De woning van deze schilder lag in een dorp genaamd Watermaal-Bosvoorde, in een straat vlak bij deze waar mijn ouders woonden. Toevallig bezocht ik die namiddag mijn ouders en daar vader gevraagd was aan die samenkomst deel te nemen (hij kende de schilder), werd ik verzocht mee te gaan om eventueel bij het vertalen behulpzaam te zijn. ... De schilder kende noch Frans noch Engels, Y nauwelijks wat Frans."

Ik citeer verder: " ... Mijn eerste indruk van Y? Hij had veel weg van een mengeling van een terrorist en een geïllumineerde predikant! ... Plots stond Y recht en zei dat hij een korte wandeling wilde maken met mijn vader en mij. ... Hij gebruikte dat voorwendsel enkel om met mij alleen te zijn, en mijn vader was niet van gisteren. Na de 'korte wandeling', ... vroeg Y of ik hem een lift naar de stad kon geven. ... In werkelijkheid kon hij nergens heen. Evenmin had hij geld. Dat is de zuivere waarheid - wat kon de arme Elsa doen: hem mee naar huis nemen natuurlijk." Y kreeg te eten en begon een uiteenzetting te geven over zijn boek Imperium. Tot Darciel het welletjes vond en hem naar haar grote piano loodste, waarop hij zich kon uitleven.

Het onvermijdelijke gebeurde: "Plots verloren we elke notie van de werkelijkheid. Ik kan het soort van opwinding, dat bezit van me nam, niet verklaren. Nooit had ik dit meegemaakt en - daar ben ik zeker van - hij evenmin." Enkele dagen verliepen, gedurende dewelke Y niet van zich liet horen en Darciel meende dat hij afgereisd was. Doch daags voor haar 46ste verjaardag stond hij almeteens voor de deur. Samen reden ze per auto weg: "Die nacht werden we minnaars." In juni 1949 begon het koppel aan een reis naar Beieren, die haar achteraf tot het schrijven van een bladzijdenlange en bijzonder interessante terugblik verleidde. Darciel bekende voorts, dat Y - steeds in 1949 - een huwelijk voorstelde, zelfs verschillende keren: "hij had zoals gebruikelijk volkomen over het hoofd gezien dat hij reeds getrouwd was."

Om een lang verhaal kort te maken, terugblikkend schreef Darciel in een brief aan Stimely: "Wat onze relatie zelf betreft, niets kon ooit veranderen: ze begon met een felle geestelijke intensiteit (het was bijna een mystieke ervaring), ze ontwikkelde zich tot een wederzijdse passie en ze eindigde nagenoeg in een tragedie." Het initiatief om aan de relatie een einde te maken, is van Darciel uitgegaan; het leeftijdsverschil (veertien jaar) kan bij die beslissing de doorslag hebben gegeven. Toch werden sporadisch nog brieven gewisseld.

Ik zou op de bovenstaande live story nooit hebben kunnen attenderen, indien Elsa Darciel ze zelf niet zou hebben verteld. En ik zou er geen ruchtbaarheid aan gegeven hebben, indien ze deze episode uit haar leven niet op papier had gezet, wetende dat haar informatie voor een biografie van Yockey ging dienen. Ik beroep me op Coogan: "Dewette schreef haar brieven met de bedoeling dat ze in een biografie [van Yockey] zouden gebruikt worden." En toch kon ik een bepaalde schroom niet overwinnen en ben bewust zeer selectief tewerk gegaan.

*

Rest de vraag waar die briefwisseling gebleven is? Darciels brieven bevinden zich alleszins in de U.S.A., maar ik heb geen poging ondernomen om Yockey-biograaf Kevin Coogan te contacteren. Doch wat is er gebeurd met Yockeys brieven? De laatste, twee dagen voor zijn einde, op 14 juni 1960 in San Francisco gepost, eindigt met de woorden "Te vernietigen", waar Darciel tussen haakjes bijvoegt: "wat ik helaas gedaan heb." Heeft ze meteen alle brieven vernietigd? En later ook die van Stimely? Vermits bij ons niemand hun bestaan schijnt te kennen, is men geneigd die vraag positief te beantwoorden. Maar men weet nooit...

Prof. em. dr., Piet TOMMISSEN

Dit is een enigszins ingekorte versie, met weglating van de voetnoten, van de tekst verschenen in de Mededelingen 137 de dato 30 april 2009.

Info over abonnementen op de tweewekelijkse elektronische PDF-versie of op de papieren editie van de Mededelingen: hfj@skynet.be

 

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche