Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
22 octobre 2011 6 22 /10 /octobre /2011 17:07

 

filmfestival 5

In een begeleidend schrijven bij zijn laatste verslag over het Filmfestival, bekent Guido Lauwaert:

'Het is genoeg geweest. Drukkere dagen en langere nachten zou mijn voortbestaan in gevaar kunnen brengen. Ik wil het mijn naasten niet aandoen, maar ook de dokters en verpleegkundigen niet die mij al zo vaak gered hebben van een gewisse dood. Ooit volgt een afscheid. Laat het zo zijn dat hij niet komt door een al te roekeloos spel van uw dienaar. Soms loopt deze stoute jonge tot de rand. Gelukkig wordt hij regelmatig door deze of gene teruggefloten. Het festival was nog maar een paar sfeerstukken oud of ik kreeg al een mail van een cardioloog. Kort, droog maar helder: ‘Blijf ook regelmatig je nachtrust nemen.’

DAGSLUITING
Eigenlijk geloof ik niets,
en twijfel ik aan alles, zelfs aan U.
Maar soms, wanneer ik denk dat Gij waarachtig leeft,
dan denk ik, dat gij Liefde zijt, en eenzaam,
en dat, in zelfde wanhoop, Gij mij zoekt
zoals ik U

Gerard Reve [1965]

 

*

Donderdag 20 oktober. Na twee films in de voormiddag stond ik op het punt af te monsteren. Dip in aantocht. Even een pepmiddel. Op naar het marktplein van het festival, de Bar Ingmar, voor een Café Latte. O, zit daar niet Luc Roghe en zijn vrouw Betty. Even een praatje. Meningen uitwisselen. Nooit gossip. Film en theater, wat er op het scherm en het podium gebeurt, geen gekraai en sourdine van achter de schermen of uit de wandelgangen. Goed vijf minuten ver of ik zie in de rechterhoek van mijn blik de pontificale gestalte van mijn baas. Rik Van Cauwelaert in gesprek met mij nobele onbekenden. Later blijken het de hoofdredacteurs van De Standaard en de VRT Nieuwsdienst te zijn. Dat ze mij niet bekend zijn is een mediazonde. De stoelendans in de troonzalen van de pers gaat zo snel, dat je een uur per dag nodig hebt om de reidans te kunnen volgen. Dat Luc naar een film wil en Betty naar het toilet komt mij goed uit. Ik verhuis van tafel en wordt even later voorgesteld aan de tafelgenoten van Rik. Blijkt dat er een kwartier later de vertoning is van de documentaire Page One: Inside The New York Times. Meteen na de voorstelling volgt een debat met de kardinalen, waar, naast de al genoemden, Wouter Verschelde, Hoofd De Morgen, Roland Legrand, Mediamanager De Tijd, en mediawatcher Bart Beckx in New York en andere achterbuurten, in een lange zitbank zullen plaatsnemen. Moderator wordt Patrick Duynslaegher, festivaldirecteur. Nou, toch maar even meepikken. Je steekt er niet altijd wat van op, maar je mening neemt gegarandeerd in omvang toe.

 

Page One: Inside The New York Times

Eerlijk gezegd viel de film mij tegen. Aangekondigd als een documentaire over de moeilijkheden bij de beroemdste krant ter wereld. De nieuwste mediakanalen zorgden ook bij The Old Lady voor een dalende oplage en een forse terugloop van de reclame-inkomsten. Maar in plaats van een exposé over de oorzaak, het gevolg en de tegenaanval, verviel de film algauw in een verslag over een van de woeligste periodes uit de geschiedenis van de krant: het blindelings volgen van de mening van Bush II en zijn paladijnen bij de tweede Iraakse oorlog.

De blik op de redactie en zijn werking, de soms botsende meningen van redacteurs, managers en columnisten is interessant maar niet nieuw. Wat vertoond werd is al eerder gezien. Wat eigenlijk bevestigd werd, is dat sommige speelfilms, die als ‘de betere’ bestempeld worden ook werkelijk de betere zijn. Dat ze in hun speelfilmverhaal de waarheid en de werkelijkheid rigoureus overnemen.

De grootste schuiver van TNYT, verspreid over het middenstuk, nam meer dan de helft van de tijd die de documentaire duurt in beslag. Halverwege de film bekroop mij het gevoel dat ik naar een Mea culpa zat te kijken. Wat er aan de film ontbrak is de vraag: wat is de oplossing van het probleem? Een oplossing die natuurlijk geen kant en klare oplossing is, maar elke voorgestelde oplossing is een begin van een lange zoektocht naar een situatie waarin de krant zijn nieuwe plaats vindt en dus zijn voortbestaan gegarandeerd is.

 

Het debat

Ook dat viel mij tegen. Mijn voortbestaan in het mediawereldje is met die openingszin ondermijnd, maar zwijgen en slijmen heb ik nooit geleerd. Mijn moeder was de eerste om mij te wijzen op de beste manier om carrière te maken, en hoe dieper die daalde hoe meer mensen, goede vrienden die werkelijk bezorgd om me waren, me trachten te overtuigen dat mijn moeder een zeer wijze dame was, en dat was ook zo, maar de aard van het beestje laat je best de aard van het beestje of het beestje geraakt aan het brede scala van genotsmiddelen waarvan al gauw blijkt dat ze een vals genot bezorgen.

Wat ik van het debat onthouden heb – ik had een andere afspraak waar ik zelfs met de schitterendste sms-leugens niet onderuit kon, zodat ik voor het uitsmijter moest verdwijnen – is dat haast alle debaters twee zaken vooropstelden. Eén: promotie maken voor hun blad. Twee: een verdedigingspositie innamen. Een relevante combinatie over nieuwe en oude mediavormen was in geen velden of wegen te bekennen. Ja, in de verte was iets vaag ervan te zien, maar dat bleek enkel gebruiksmiddel om telkens weer te wijzen op decorwisselingen van hun uitgaven, in het bijzonder de recente verschijningen van hun nieuwe weekbladen.

Permitteer, maar die nieuwe weekbladen zijn je reinste Lijmen. Oppervlakkige reportages, het inspelen op de nieuwsgeilheid van de lezer, grote foto’s bij kleine artikels van stranden, bergen, citytrips, de mode en de ene na de andere ode aan een kok en zijn favoriete gerecht, vullen de achterkanten van de advertenties. Ronduit schandelijk is de wekelijkse rubriek van Herman Brusselmans en Christophe Vekeman in De Morgen. De keuring van een wagen, gespreid over twee pagina’s. Onlangs een BMW. Net voor hun gemekker had BMW twee advertentiepagina’s. Wat wordt hiermee aangetoond? Dat de krantenbonzen zich hebben verkocht aan de handel, de hoofdredacteurs dirigenten van verzoeknummers zijn en de redacteurs dienstboden.

Het huwelijk tussen de traditionele krant en de nieuwe mediavormen kwam nauwelijks tot niet ter sprake. Een bewijs dat ze hoegenaamd nog geen zicht hebben op het huwelijksfeest. Ze staan nog maar vóór de drempel van de verloving. De enige wijze dingen die ik heb gehoord kwamen uit de mond van Rik Van Cauwelaert en Roland Legrand. Helaas kwamen zij weinig aan bod omdat de kleine keizers van onze zelfbenoemde kwaliteitskranten maar niet ophielden het wierookvat in de eigen richting te zwaaien. Moderator Patrick Duynslaegher wist het – de blik sprak boekdelen - maar hij bleef beleefd, wat al te beleefd.

Ik vermoed dat het debat na mijn vlucht nog een kwartiertje heeft geduurd, maar belangrijk nieuws zal er niet gezegd zijn. Het slotkwartier is altijd voorbehouden aan het opentrappen van open deuren en het sluiten van gesloten ramen.

Tom Van Hout, Docent Journalistiek en Nieuwe Media van de universiteit van Leiden, mailde me over het debat, ‘In Page One zei NYT journalist David Carr: "The medium is not the message, the messages are the media". De boodschap die de vertegenwoordigers van de Vlaamse nieuwsmedia tijdens het debat verkondigden was alles behalve gevleugeld. Het debat verdronk namelijk in euforie over de mogelijkheden van nieuwe communicatietechnologieën (Storify, het onvermijdelijke Twitter) en de betrouwbaarheid en rendabiliteit van gedrukte media. Wouter Verschelden (De Morgen) feliciteerde zichzelf uitgebreid maar repte met geen woord over de commercialisering van zijn eigen krant. Koude pap dus.’

 

Closing Film

Daarvoor wordt altijd beroep gedaan op een blockbuster, een film voor het grote en brede en weinig kritische publiek, dat niet dom is, maar nood heeft aan ontspanning Hersens? Onbelangrijk! Ik zag hem net voor de bovengenoemde film + debat.

The Rum Diary past in dat plaatje, mede door de keuze van de hoofdacteur, een man – nooit een vrouw – met een mooi lijf, stralende glimlach, artificiële introspectieve gedachten met schone ogen, enfin, bandwerk. Johnny Depp is daarvoor de geknipte figuur en werd dan ook voor de hoofdrol geknipt.

Freelance journalist Paul Kemp [den Johnny] werkt voor een krant in Puerto Rico. De krant is op sterven na dood. Alleen een straf verhaal kan het voortbestaan redden. Maar de hoofdredacteur blijkt een praatjesmaker te zijn, de politie en rechters corrupt, de blanke handelaren zijn uitbuiters, de oorspronkelijke bevolking wordt vernederd en gepest. Enfin, het klassieke verhaaltje, mede door het obligate liefdesverhaal. Blonde Amber Heard, het liefje van de superoplichter kiest, na de bekende omzwervingen langs haar voorgebakken gevoelens, voor Johnny Depp.

De film speelt zich weliswaar af in Puerto Rico, met een knipoog naar Cuba, voor Fidel Castro het bewind overnam. Verder slaat hij ook op alle vormen van commerciële uitbuiting in de toeristische sector. En hij stinkt naar Chinatown. Waar het in dit meesterwerk van Roman Polanski om draait is water. In The Rum Diary gaat het om baksteen.

Wat ik vooral mis is acteerwerk met darmen en hersens. Is er dat wel herken je de magische synergie tijdens het productieproces tussen scenarist, regisseur en editor, zonder een breuk in de kabel.

Enfin, laat u door mijn mening niet misleiden. The Rum Diary is een leuke film en wie geen diepgang zoekt moet zeker gaan kijken. Nog dit, tot slot. Na het eindshot verschijnt op het scherm de mededeling dat de film is opgedragen aan Hunter S. Thompson [1937-2005]. Wie googlet ontdekt een journalist die beweerde dat objectieve journalistiek niet bestaat. Een journalist kiest altijd partij. Doet hij dat niet, dan is hij een lafaard.

 

Me Will Always Be Me

De laatste film op mijn lijstje. Vertoond op vrijdag 21 oktober. Een documentaire over Dirk Tanghe, gemaakt door zijn zoon Sjoerd. Dirk Tanghe is een theatermaker in hart en nieren. De verleden tijd in de vorige zin – gebruikt in de catalogus – is fout. Het is niet omdat je geen producties meer maakt dat je geen theatermaker meer bent. Dat toont de documentaire duidelijk aan.

De film begint in Pittem, waar Dirk Tanghe verbleef voor een ontwenningskuur. Al snel merk je dat de kuur geen bal geholpen heeft. Het voormalige wonderkind is nog steeds een kind. Teruggrijpend naar wonderlijke producties, waarvan fragmenten worden vertoond, in confrontatie met de man die op de Gentse Groentemarkt cuberdons [neuzen] verkoopt, zie je een eeuwige dromer. En zijn regisseurs dat niet? Hun productie is een droom die ze nooit helemaal waar kunnen maken. Die onmogelijkheid heeft Dirk Tanghe aan de rand van de waanzin gebracht. Een waanzin onderdrukt door medicatie maar nog latent aanwezig. Aan het slot van de film staat hij in een dode fabriek. De lege hallen ziet hij als de ruimte van een volgende productie. De gedreven theatermaker is een zwerver geworden. Hij regisseert, zegt wat waar moet komen. De zoon heeft deze scène vanuit de verte geschoten. Afstand gehouden. Uit eerbied voor zijn vader dolend door de lege ruimte. De lege ruimte, het begin en einde van elk theater- en filmproject.

 

The King of Devil’s Island

De film die de meeste indruk op me gemaakt heeft. Om het sociale aspect en de historische context, maar vooral om de wijze waarop hij gefilmd is. De Scandinavische landen hebben de laatste vijftien jaar een ervaring van verfilmde thrillers opgebouwd. Ze hebben een perfecte spanningsboog naast een rechtdoor lopend verhaal waarin de hoofdpersoon ook niet onbeschadigd te voorschijn komt. Hij/zij is integer en eerlijk, maar moreel krijgt hij een deuk. Uit het leven gegrepen, getoond, zonder er al te zeer de nadruk op te leggen.

Eenzelfde filmisch als moreel darmstelsel heeft The Kind of Devil’s Island.

Gebaseerd op waargebeurde feiten. Tussen 1900 en 1953 was er een gesticht op het Noorse eiland Bastøy, waar jongeren heropgevoed werden. De opvoeders waren in naam voorbeeldige kopieën van huisvaders, in werkelijkheid sadisten, die hun lusten en frustraties botvierden op de jongeren. Met de stem, de zweep en de penis.

De film schetst een voorval uit de geschiedenis van deze aardse hel.

Een 17-jarige jongen arriveert en accepteert de terreur niet. Zijn verzet leidt tot een grote opstand. Gebouwen worden vernield, ‘huisvaders’ geslagen en geschopt tot ze lijken op een blik hondenvoer, en de directeur moet zijn biezen pakken. Zijn vrouw heeft hem kort voordien al verlaten. Omdat hij een lafaard en een hypocriet is.

Een dag na de opstand arriveren 150 soldaten per oorlogsbodem, tevens ijsbreker. Vanuit kikkerperspectief lijkt de boot op het cruiseschip uit Amarcord van Fellini. Een paar jongeren vluchten over het ijs, maar de aanstoker van de opstand zakt door het ijs. De helpende hand van een maat kan hem niet redden. Het is de enige zwakke scène van de film. Hij lijkt op de slotscène van Romeo en Julia op de Titanic.

Terecht werd The King of Devils Island [Kongen av Bastøy] in thuisland Noorwegen vorig jaar verkozen tot Beste Film van het Jaar. Uitstekende acteerprestaties. Een helder scenario. Een regie zonder franje.

 

Het slotlied

En dat is het. Ik had nog graag enkele andere opmerkelijke films aan u voorgesteld, zoals The Invader van Nicolas Provost, Win Win van Thomas McCarthy, Cigàn van Martin Šulik, bescheiden maar eerlijke films, zuiver op de graat, terecht geselecteerd, maar door vermoeidheid neemt de concentratie af.

Het perscentrum loopt vrijdagmiddag leeg, de opruiming gaat van start. Ik denk dat ook voor mij het moment van afscheid gekomen is. Met plezier heb ik deze sfeerstukken geschreven. Het is niet alleen verwekt door een prachtprogramma, maar door een pracht van een staf. En last but not least door het personeel, de mensen die een naam hebben maar niet vernoemd worden. Of slechts zijdelings. Zoals in de aftiteling van een film. Door het groot aantal is er voor hen slechts plaats voor een lijst of een blok met kleine lettertjes die al te kort in beeld blijft. Veel toeschouwers vertrekken zodra de aftiteling van start gaat. Ik blijf altijd zitten tot het laatste beeld. Uit respect voor de medewerkers groot en klein.

We’ll meet again

is het slotlied van Doctor Strangelove.

Het lied weerklinkt

tussen de laatste zinnen.

Gaat nog even door

na het laatste woord.

Zaallicht langzaam aan.

Doek.

Guido LAUWAERT

Partager cet article
Repost0
22 octobre 2011 6 22 /10 /octobre /2011 11:07

 

 

Nationalestraat--Theodoor-Van-Rijswijck-.JPG

Boeksteeg-hoek Sleutelstraat


Miserielied

 

Dichter, met uw steeklig rietje,

Sprak myn buer eens goed gezind,

Wat beduidt dat heeklig liedje,

Tegen 't waelsche staetsbewind!

Is er weêr wat vreemds geschied? -

                        Miserie, Miserie!

            De Wael aen 't Ministerie,

            Dat deugt voor Vlaendren niet.

 

[....]

 

Kom! 't wordt nog eens als voordezen,

Stoor u om geen politiek. -

Als de duivel dood zal wezen....

Ja, maer hy is nog niet ziek,

En intusschen zing ik voort:

                        Miserie, Miserie!

            De Wael aen 't Ministerie,

            De Vlaming aen de koord.

 

uit Uitgekozen gedichten, De Sikkel, Antwerpen, 1919

 

De Boeksteeg is verdwenen, en 'opgegaan' in de Nationalestraat. Tegenwoordig herinnert er op deze plaats de naam van een café nog aan.

 

(Foto en redactie: Bert BEVERS)

Partager cet article
Repost0
21 octobre 2011 5 21 /10 /octobre /2011 18:44

 

PoyerVanHekken.jpg

Jan van Poyer en Renée van Hekken (Foto: Frank-Ivo van Damme)


In de leeszaal van de bibliotheek Driehoek te Ekeren is gisteren de nieuwe bundel van Renée van Hekken voorgesteld. In de uitnodiging werd men verzocht te verschijnen getooid met een hoed. Vele aanwezigen hadden hieraan gevolg gegeven en dit resulteerde in een bont gezelschap met hoofddeksels van diverse pluimage! De hoed van Hortense werd gepresenteerd door witte wandelaar Tony Rombouts. Het is meteen de 18ebundel van Renée, de nicht van Nic van Bruggen, die debuteerde toen ze pas vijftien was. Het voorleesprogramma dat daarop volgde bestond echter niet uit de nieuwe verzen, maar uit haar poëzie-en klarinetprogramma 'Passo Doble'. Klarinettist Jan van Poyer begeleidde de lezing.

Partager cet article
Repost0
21 octobre 2011 5 21 /10 /octobre /2011 17:52

 

Waartoe: een gedicht van Laurens Vancrevel (de auteursnaam voor de uitgever Laurens Van Krevelen) is een antwoord op de Hölderlin-vraag ‘wozu   Dichter in dürftiger Zeit’. De bundel situeert zich binnen de traditie van het Nederlandse surrealisme maar is evenzeer een absorberen van en uiting geven aan internationale tendensen.

De bundel bevat 48 blz., meet 16 op 21,5 cm en kost 20 €.

Animula: twaalf zielgedichten voor Christine D’haen is een herinneringsbundel van Paul Claes, een eerbetoon van een dichter aan een dichter. De gedichten zijn tegelijk persoonlijk en afstandelijk. Er is verdriet en opstand, maar ook gelatenheid en dankbaarheid. De onmacht van de mens tegen de onherroepelijkheid en een geloof in de blijvende waarde van cultuur(vormen).

De bundel bevat 36 blz., meet 16 op 21,5 cm en kost 20 €.

Meer informatie over deze en andere uitgaven op www.druksel.be

*

Druksel neemt deel aan twee eindejaarsbeurzen in Nederland.

De 'Boekkunstbeurs' in de Pieterskerk te Leiden vindt plaats op zaterdag 5 november en zondag 6 november. Laurens Vancrevel zal zaterdag 5 november om 15.00 uur op de beurs aanwezig zijn.

'De beurs van kleine uitgevers' (Paradiso, Amsterdam) vindt plaats op zondagnamiddag 4 december.

Op beide beurzen wordt ook het werk 27 werkinstrumenten ter verrafeling van de bevriende uitgeverij Cacodylate (Laval, France) gepresenteerd.

In februari 2012 wordt een tentoonstelling van de (meer dan) honderd boeken van Paul Claes in het Poëziecentrum teGent ingericht. Voor exacte data en andere gegevens, gelieve de website te raadplegen: www.poeziecentrum.be

Partager cet article
Repost0
21 octobre 2011 5 21 /10 /octobre /2011 14:29

 

Turnhoutsebaan-105--Michel-Seuphor-.JPG

Turnhoutsebaan 105

 

"De rijkdom van de abstracte kunst en haar daarmee gepaard gaande tegenstrijdigheden zouden ons tot de gedachte kunnen brengen, dat onze tijd een veelheid van tijden bevat, dat hij geen eigen karakter bezit. Maar de verscheidenheid zelf is zijn karakter… De mensen van onze tijd zijn meervoudig, verschillend, vol tegenspraken. Als in geen ander tijdperk zoekt de mens zichzelf. Zo is de kunst van onze tijd een wijze van zichzelf zijn, althans een poging daartoe."

 

In een interview, 1962

Partager cet article
Repost0
20 octobre 2011 4 20 /10 /octobre /2011 14:22

 

Hoek-Sint-Jansvliet-en-Scheldekaai--Frans-De-Wilde-.JPG

Hoek Sint-Jansvliet en Scheldekaai

 

De doode

 

Wij hebben niets gemeens meer met elkaar,

Wat daar nog ligt van jou, bleek op de baar,

Ben jij niet meer; zoo kenden we je nooit,

Zoo ongenaakbaar stroef en streng getooid

In dit diep zwijgen... W'hebben eens bemind

Een mensch die was lijk jij eens waart als kind

En man, maar plots uit onzen kring verdween,

Waarom, naar waar, weet van ons allen geen.

Nu staan wij hier, verward, met brandende oogen

Te staren naar hem die ons heeft bedrogen,

Niet hier noch elders op deze aard' meer is,

En niets ons liet dan dit vreemd, wreed gemis.

 

Uit Dietsche Warande & Belfort, 32ste jaargang, Leuven, 1932

 

Op deze hoek was ten tijde van De Wilde's geboorte de herberg In 't Wit Paard gevestigd.


(Foto en redactie: Bert BEVERS)


Partager cet article
Repost0
20 octobre 2011 4 20 /10 /octobre /2011 10:56

 

Bato-Batu.JPG

De laatste keer dat ik met de hoofdredacteur van deze onvolprezen Mededelingen van het Centrum voor Documentatie & Reëvaluatie afsprak op café was in Bato Batu, op de hoek van het Mechelseplein en de Sint-Jorispoort. Dat zal niet meer gaan, zag ik toen ik daar juist passeerde. De ramen zijn afgeplakt, en binnen wordt er gesloopt dat het een lieve lust is. Het OCMW, eigenaar van het pand, wenste het huurcontract niet te verlengen. Benieuwd wat er straks in komt. Hopelijk geen al te gelikt en trendy zaakje dat niet in de buurt thuishoort. Met het verdwijnen van de Bato Batu, dat sedert eind van de vorige eeuw een populaire pleisterplaats was, wordt ook een stukje Antwerpse literaire geschiedenis de mist der tijden in geschoven. Quasi wekelijks streek hier de betreurde dichter Michel Bartosik (1948-2008) neer. Dikwijls was dan ook de evenzeer gemiste dichter Wilfried Adams (1947-2008) van de partij. Die sprak dan van 'een middagje Bartosikken'.

Bert BEVERS

 

http://www.gva.be/antwerpen/antwerpen/cafe-bato-batu-moet-in-oktober-deuren-sluiten.aspx

Partager cet article
Repost0
19 octobre 2011 3 19 /10 /octobre /2011 13:31

 

Falconplein-23--Henry-Van-de-Velde-.JPG

Falconplein 23

 

Je vous envoie, ma chère Dame,des épreuves des lettres de Vincent. Je voudrais que vous les relisiez et contrôliez si rien ne s'y est glissé qu'il vous ferait de la peine d'y voir figurer. Je crois bien pourtant avoir élagué tout ce qu'il convient de ne pas soumettre au public. J'ai donné à la reproduction troispaysages. Le grand qui se trouvait dans le portefeuille et deux plus petits que vous expédiez au second envoi. Je vous réexpédierai tous les dessins et les lettres aussitôt qu'ils me seront revenus de l'atelier de reproduction.

 

Uit een brief van Henry Van de Velde aan Jo Bonger uit juli 1893.

(Foto en redactie: Bert BEVERS)

Partager cet article
Repost0
19 octobre 2011 3 19 /10 /octobre /2011 04:38

 

filmfestival 5

Ilsa

Hallo, Sam.

Sam

Hello, Miss Ilsa. I never expected te see you again.

he sits down and is ready to play.

Ilsa

It’s been a long time.

Sam

Yes, ma’am. A lot of water under the bridge.

Ilsa

Some of the old songs, Sam.

Sam

Yes, ma’am.

Sam begings to play a number. He is nervous, waiting for anything.

[Casablanca – fragment scenario]

 

Als het deze prutser gelukt is, hebt u de kamer gezien waarin Isabelle Huppert tijdens haar verblijf in Gent geslapen heeft. De Franse steractrice is opgedaagd voor de Belgische première van haar nieuwste film, Mon Pire Cauchemar. De suite par excellence van het Gentse Marriott Hotel, Korenlei 10, Gent, was voor haar bestemd. Vanuit het raam uitzicht op de Leie en de Graslei, waar zelfs zonder zon de jeugd flaneert en een terrasje meepikt. Van de muren zeikt de geschiedenis de straat op en verspreidt zich tussen de kasseien. Langs beide kaden van de oorspronkelijk haven van de Arteveldestad staat in de boordstenen het gedicht van Paul van Ostaijen gegrift, Melopee.


Een kwestie van


Rond een uur of drie was ik in de lobby aanwezig. Om te loeren. Journalisten, camera- en geluidsmensen, fotografen lopen over en weer, hangen aan de pijpen, trekken aan de truien van de persploeg van het filmfestival. Iedereen wil een voorkeurbehandeling, de eerste zijn, want misschien geeft Mademoiselle Huppert, zoals zij graag aangesproken wordt, er na een uur de brui aan en wil ze douchen, dutten, uit het raam staren. Dames moeten dagelijks, vaak tweemaal per dag, zichzelf restaureren. Het is dus voor het journaille een kwestie van dringen en janken. De enige die er kalm bij blijft is Roel van Bambost, de voormalige steun en toeverlaat van Jo Röpcke, 30 jaar lang de filmjournalist van het NIR, vervolgens BRT, daarna BRTN en momenteel VRT. Een geboren Gentenaar, gestorven in Cannes, in het zadel. Roel weet dat hij hoe dan ook aan bod komt. Hij zit in de raad van bestuur van het filmfestival, haast sinds het ontstaan en is de ziel van een zeer gewaardeerd filmprogramma van AVS, de regionale reclamezender van Gent en omliggende streken.


Tati, Richard Burton en Elisabeth Taylor


De drukte tovert de Franse filmacteur, komiek en regisseur Jacques Tati te voorschijn, en in het bijzonder zijn film Trafic uit 1971. Waar het in essentie om draait in Tati’s films: veronderstelde misverstanden zorgen voor opperste verwarring, met als gevolg artificiële stress, waar men mee showt, want stress is een bewijs dat men iets betekent.

Acteurs die zich aanstelden voor de interviews en fotosessies zitten na afloop doelloos in de lobby van het hotel en zijn blij dat uw dienaar hen aanspreekt. Het ene moment is de mens een reus en het andere een dwerg. Ze zijn vergeten, want het journaille is haar wapens al voor een volgende prooi aan het invetten en scherpen. Straks, op de rode loper, staan zij nog even in het spotlicht. Daar snakken ze naar met gemengde gevoelens. Omdat de toeschouwers de gloriemomenten zien, maar niet de vele eenzame tijden. Beroemdheid is o zo relatief.

De rode loper doet me denken aan mijn tweede bezoek aan New York, in 1983. Ik had een via een vriend een kaartje weten te versieren voor de voorstelling Private Lives van Noël Coward. De hoofdrollen werden gespeeld door Richard Burton en Elisabeth Taylor. Na de voorstelling spoedde ik mij naar de artiesteningang. Ik wilde ze van nabij zien. Misschien zat er een praatje in. Nog maar net de hoek om of ik botste tegen een massa volk. Het leek wel een stilstaande betoging. Geen doorkomen aan. Tijdens de voorstelling waren er dranghekken geplaatst. Honderden mensen waren opgedaagd. Mensen die zich geen kaartje konden permitteren, want prijzig waren ze. Toen begreep ik dat er twee soorten publiek zijn, arme en rijke. Elke avond staan de armen halsreikend uit te kijken naar hun sterren. Meer mensen dan dat er in het theater waren. Die waren na afloop alle kanten uitgelopen. Naar hun auto’s, taxi’s, beide met chauffeurs. En wachtend op de sterren en loerend naar de armen begreep ik dat de filmsterren de Amerikaanse prinsen en prinsessen zijn. Sommigen, zoals Taylor en Burton, hebben het gebracht tot koningen en koninginnen. Eindelijk kwam Richard Burton naar buiten. De blik neerwaarts liep hij naar zijn limousine met draaiende motor. Een man opende het portier en Burton dook op de achterbank. De wagen schoot de nacht in. Een half uur later kwam eindelijk Elisabeth Taylor te voorschijn. Ze stapte fluks door, maar halverwege hield ze even halt, draaide in het rond, liet zich enkele seconden lang fotograferen om meteen daarna een andere limousine in te duiken. Lachende gezichten. Ja, de arme mensen zijn gauw tevreden.


Lobby


Issaka Sawaogo, de hoofdacteur van de film The Invader, vertelde me dat hij de ‘vergeten’ momenten wegdrukt door aan zijn volgende rol te denken, een nieuwe film, een ander project. Issaka is een rijzige Afrikaan. Ik breek het ijs met de opmerking, ‘Het blanke ras is het lelijkste ras ter wereld.’ Hij lacht, ik lach en een dialoog ontstaat die eindigt met het uitwisselen van geschenken, ’t is te zeggen, naamkaartjes, mobiele telefoonnummers en de beloften van eeuwige vriendschap. ‘Call me, man. You are always welcome. Sure.’

Hoe hotelmensen ook hun best doen, en ze doen werkelijk hun best, de gasten zitten liefst van al in de lobby. Zeker wanneer ze weten dat er gelijkgestemden te vinden zijn. Hotelkamers zijn luxecellen. Daar komen de logés toe, gooien wat spullen in het rond in een poging de ruimte te claimen, maar wennen doen ze er nooit aan. Daarom dat ze er geen gasten ontvangen. En ze blijven er niet voor hun plezier. Zodra het kan vluchten ze. Liever in de taxfree van de luchthaven. Het aantal mensen dat uit eenzaamheid zelfmoord pleegt in een hotelkamer, is niet te tellen. De beroemdste Belg in dat rijtje is Frank Pepermans, van 1963 tot zijn dood op 16 december 1976 directeur-generaal van Bell Telephone Compagny, Antwerpen.

Een jongeman lucht zijn hart. Hij is twee jaar journalist. Freelance. Een job waarin je je eigen werkritme kan bepalen, zeg ik. Vergeet het, zegt hij. Twee jaar werk, zeven dagen op zeven, tegenover vier dagen vakantie. Je moet je waarmaken en dat kost tijd en spanning. Een week weg en je kan opnieuw van vooraf aan herbeginnen. Er staan honderd wachtenden achter jou. Eén gat en ze springen er met z’n allen in.


De rode loper


Om zes uur laat ik de lobby voor wat hij is. Het gros van het journaille is naar Kinepolis verhuisd. Opzij van de ingang wacht mijn vriendin me op. Kom, zeg ik, hoewel ik tegen de parade van de rode loper ben, wil ik het toch eens proberen. Om te weten hoe het voelt. - Nog maar een voet op een trap gezet of het legertje fotografen schiet wakker. Een stortvloed van flitslichten. Ik ben nochtans maar een keizer zonder kleren. Maar nee, ach ja, het is mijn vriendin die ze in het vizier hebben. We belanden in bar van sponsor Jameson, waar de Ierse whiskey wacht. Met of zonder ijs, meneer, mevrouw? Wat later druppelen de usuals suspects binnen en het wordt verdomd nog gezellig ook. Zeker wanneer haast gelijktijdig Jan Fabre en Isabelle Huppert arriveren. Er wordt getoast, de sfeer is ontspannen, een grapje hier en een grapje daar en hup naar de zaal die afgeladen vol in spanning zit te wachten op de intrede van de gladiatoren. Applaus. Patrick Duynslaegher dankt het publiek en houdt een kort openbaar gesprek met Melle Huppert, om vervolgens de uitreiking van de Jozef Platteau Award voor haar hele oeuvre over te laten aan Jacques Dubrulle. En dan is het tijd voor de film. De lichten doven en de festivaltrailer, opgejaagd door een muziekscore die de Harry Potter-films voor de geest roept, begint aan zijn rijk geanimeerde galop langs sponsors, subsidiënten en partners. 99 minuten later een flink applaus en iedereen verheugd naar de bar, en dan naar huis, naar bedje toe, naar bedje toe, want men is zo blij maar o zo moe.

Voor mijn mening over de film, zie mijn vorige verslag.


Envoy


Geen filmimpressies vandaag. Toch een paar mooie gezien. Maar daarover in een volgende aflevering. Toch nog dit. Een aanrader, de tentoonstelling. Expo 'Ingmar Bergman: Over Waarheid & Leugen'
Op initiatief van en in samenwerking met het Filmfestival Gent, presenteert de Provincie Oost-Vlaanderen ‘Ingmar Bergman: Over Waarheid & Leugen’. De tentoonstelling, georganiseerd door de Deutsche Kinemathek – Museum für Film und Fernsehen, Berlijn in associatie met de Academy of Motion Picture Arts and Sciences, Beverly Hills, Cailfornië, graaft diep in de carrière en het persoonlijke leven van de legendarische Zweedse regisseur. Ze loopt van 14 oktober 2011 tot 15 januari 2012 in het Provinciaal Cultuurcentrum Caermersklooster, gelegen in het hart van het Patershol.

Guido LAUWAERT

Partager cet article
Repost0
18 octobre 2011 2 18 /10 /octobre /2011 13:14

Van-Daelstraat-34--toen-40-genummerd---Eugeen-De-Bock-.JPG

Van Daelstraat 34 (toen 40)

 

"Ik ben een authentieke Antwerpenaar. Ik ben met de stad vergroeid. Ik ben in Borgerhout geboren en ben altijd in de stad gebleven: ik was nooit op kostschool, nooit lang uit de stad, heb er mijn beroep gehad, ben er op school geweest. Eerst op de lagere school in Borgerhout, waar mijn vader onderwijzer was, dan atheneum tot de tweede, dan buitengevlogen... Ik had in een blaadje een artikel geschreven tegen het Frans onderwijs. Mijn franskiljonse leraar Frans kon dat niet verteren en pestte mij waar hij mij pesten kon. Het lag hem des te zwaarder op de maag omdat ik, de flamingant, in de algemene wedstrijd van het middelbaar onderwijs de eerste van het land moet zijn geweest, zowel voor Nederlands als voor Frans opstel. Hij kon het zover krijgen dat ik bij de prefect werd geroepen en daar een aanbevelingsbrief kreeg om op een handelskantoor te gaan werken."

 

Uit Een uitgever herinnert zich, De Sikkel, Antwerpen, 1979.

 

 

N.B. Toen De Bock er ter wereld kwam droeg dit pand het huisnummer 40

 

(Foto en redactie: Bert BEVERS)

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche