Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
20 octobre 2014 1 20 /10 /octobre /2014 17:42

 

BerlindeBruyckere.jpg

Op vakantie in de buurt van Avignon, trek je uiteraard een dag uit voor de Zuid-Franse stad van stijl en klasse. Wat blijkt? Een tentoonstelling in het Palais des Papes: Les Papesses. Heerlijk is het dwalen in lege paleizen, of burchten, zoals het Gravensteen in Gent. Een ode aan het gebouw, de lege ruimte. Ze worden uitzonderlijk bezet. Zoals voor het beroemde jaarlijks Theaterfestival. Of gebruikt voor een tentoonstelling van beelden van vijf kunstenaressen, en de vaak bijhorende tekeningen, wat vorig jaar het geval was.

Les Papesses was een honderdjarige reis door de geschiedenis, van Camille Claudel [1864-1943] tot onze eigenste Berlinde De Bruyckere [1964]. Tussen deze twee vrouwen, de oude en de jonge, drie anderen, in volgorde van geboorte, Louise Bourgeois [1911-2010], Kiki Smith [1954] en Jana Sterbak [1955]. Het tekstgedeelte over De Bruyckere in de catalogus, geschreven door le commissaire de l’exposition, Éric Mézil, eindigt met een citaat van haarzelf. Ruwweg uit het Frans vertaald: ‘Ik vind dat artiesten niet alles moeten proberen te begrijpen. Moest ik het kunnen verwoorden, zou ik geen sculpturen hoeven te maken. Daarom dat ik nauwelijks over mijn werk wil praten. Ik ben een beeldenstormer en een kunstvernieler [iconoclaste]. Het ene beeld volgt op het andere. Het is een zich langzaam ontwikkelend verhaal.’

En dan is er de monografie die op mijn leestafel belandt. Haar naam is de titel. Bij monografie denk je aan een boek van rond de 100 bladzijden, met meer tekst dan beeld. Toen de koerier aanbelde bezweek hij haast onder het gewicht. 304 bladzijden, 30 op 22 cm en 7 uitklapbladeren, rijkelijk gevuld met kleine afbeeldingen, op één na. Kreupelhout, dat de ruimte van het paviljoen van de Biënnale van Venetië 2013, overmeesterde. Op lichtbeeldformaat pakt, plakt het niet. Zou het monumentale werk koud aanvoelen. Een fragment uit de toelichting bij het werk van J.M. Coetzee, overgenomen uit de monografie: ‘Kreupel / cripple : niet meer gangbaar in het kiese taalgebruik. Bestempeld als lelijk werd het woord verbannen naar de wereld waar het vandaan komt en waar het thuishoort, een wereld van krotten en armtierige buurten, van open riolen en kolenkelders en paardenkarren en uitgemergelde honden in de straten. Een ongewenst woord, teruggedrongen, verdrong, begraven.’

Het eerste tekstgedeelte is een beknopte brief van Philippe Van Cauteren waaruit geplukt, ‘Elke fysieke ontmoeting met je werk maakt me stom, woorden en zinnen vervallen tot betekenisloze klanken in vergelijking met jouw geladen beeldtaal.’ En even verder, ‘Jouw beelden zijn lichamen die als protheses een existentieel menselijk tekort weten in te vullen.’ Tot slot, ‘Ooit zei Franz Kafka dat zijn verhalen een manier zijn om zijn ogen te sluiten.’
Bij Berlinde De Bruyckere is het net omgekeerd. Bij het creëren van een beeld gaan haar ogen open. Hetzelfde overkwam mij en mijn reisgenoten. in Avignon, en overkomt mij opnieuw als ik haar monografie lees. De ogen, bij wijze van spreken, openen zich om een vloed aan emoties te slikken. En zie: Kunst is geschiedenis. Angela Mengoni in haar tekstinbreng laat daar geen twijfel over bestaan. Na een benadering volgt de verklaring: ‘Zo begint Hiroshima mon amour, de film van Alain Resnais en Marguerite Duras over het buitenmatige, afgrondelijke aspect van wat vijftien jaar eerder – toen niet een militair doelwit maar het leven als zodanig, de bios van een hele bevolking, blindweg werd kapotgemaakt – in de geschiedenis een onherroepelijke breuk aanbracht.’ Angela besluit haar epistel met een hommage aan de kunstenares en haar werk, bestempelend als ‘misvormde figuren’: ‘Het voor die potentiële ruimte opnemen met de typische middelen van de kunst als factor van bemiddeling betekent bijgevolg dat je “de schuld tegenover de doden” aflost.’

De overige teksten wandelen verder op die van Mengoni. De titels zijn er het flitslicht van. De worp [Caroline Lamarche], Pijn een vorm geven [Gary Carrion-Murayari] en het hoger vernoemde Kreupelhout [J.M. Coetzee].
De teksten lezend en de prenten bekijkend valt op dat het werk van Berlinde De Bruyckere zeer theatraal is. Stuk voor stuk zijn het tableau-vivants, nu eens als decorstuk, dan weer als basisgegeven waar een voorstelling rond draait. Telkens weer, prent na prent, tekst na tekst van de monografie consumerend komt het besef bovendrijven dat het denken en elke scheppingsdaad van Berlinde De Bruyckere de ontdooide dood is. Stof en as worden opnieuw lichaam, gekwetst, maar met een stil hart en een luide ziel. En stel je je voortdurend de vraag: ‘Wat zit er onder het vel, de schors van de mens, de natuur.’

Zoals Pablo Picasso zijn schilderij Les Demoiselles d’Avignon ‘mijn bordeel’ noemde, wat eerder als ode dan als belediging aan de vrouw bedoeld is, Picasso kennende [voor zover dat kan], is het boek ook een bordeel. En wordt Berlinde De Bruyckere door de bijdragen van de auteurs een Demoiselle hors categorie met een geluidloze dreiging. Zoals water de waarheid is, zijn haar beelden de werkelijkheid. Bommen die niet vernietigen maar verrijken.
Zo tenminste heb ik het kijkend lezen van de lijvige monografie ervaren.

Guido LAUWAERT


BERLINDE DE BRUYKERE – Mercatorfonds – 64,95 €. ISBN 978 944 6230 0378

Partager cet article
Repost0
19 octobre 2014 7 19 /10 /octobre /2014 17:52

 

VECU76TrapprijsBartosik.jpg

Trap-prijs 1976. Van l. naar r.: Renaat Ramon, Carla Schot, Michel Bartosik, Maris Bayar en het indrukwekkende beeld van Ramon (13 mei 1976)

 

Om de verjaardag te vieren van de stichting van uitgeverij Contramine (gerund door het echtpaar Tony Rombouts – Maris Bayar), werd vanaf 1974 tot 1983 jaarlijks de Trap-prijs voor poëzie toegekend om de markantste poëziepublicatie van het afgelopen jaar te bekronen. De prijs bestond uit een origineel beeld van Renaat Ramon en de uitreiking vond telkens plaats in Vecu.

In 1974 werd Ik verlang een landschap van Ben Klein (1974) bekroond, in 1975 Veranda van Werner Spillemaeckers (). In 1976 kwam Linguïstiek  van  Michel Bartosik pp ()  aan de beurt.

BartosikLinhuistiek.jpg

De bundel werd op 21 maart 1975 in Vecu gepresenteerd door Patrick Conrad pp. Oplage: 180 genummerde exemplaren (15 losse bladen in een kaft, recto-verso gedrukt) met vier tekeningen van Jan Struelens en een inleiding van Van Ostaijen-kenner prof. dr. Paul Hadermann.

StruelensBartosik.jpgTekening van Jan Struelens

Ik bewaar een exemplaar van de eerste druk met een opdracht waarin Michel mij de cognomen “Initiator” toemat. De bundel bestempelde hij als “anatomie van de adem”.

*

Laureaat van de Trap-prijs Michel Bartosik pp werd gehuldigd op 13 mei 1976. De laudatio van Tony Rombouts en het dankwoord van Michel Bartosik werden gepubliceerd in het tijdschrift Trap (nr. 10, jg. III,nr. 2, oktober 1976, pp. 11-14).

Bij die gelegenheid werd mijn dichtbundel De tijd van een vreemdeling door Werner Spillemaeckers gepresenteerd. De toespraak van Werner werd in dezelfde aflevering van Trap opgenomen (pp. 5-8), samen met een “nawoord” van Tony Rombouts (pp. 9-10).

*

Kort daarop, in juni, verscheen de tweede druk van Linguïstiek (160 exemplaren, 44 pagina's, gelijmd). In de herfst publiceerde Bartosik De verzamelnaam der eenzaamheid bij Pink Editions & Productions.

Henri-Floris JESPERS

Zie ook op Mededelingen:

In memoriam Michel Bartosik, 5 februari 2008

http://mededelingen.over-blog.com/article-16327030.html

Afscheid van Michel Bartosik, 16 februari 2008

http://mededelingen.over-blog.com/article-16713606.html

Partager cet article
Repost0
19 octobre 2014 7 19 /10 /octobre /2014 03:38

 

StassaertSouvenirs.jpg

Leo Peeraer blijft getrouw het werk van Lucienne Stassaert (° 1936) uitgeven. Gisteravond werd in De Zwarte Panter te Antwerpen Souvenirs van Lucienne Stassaert voorgesteld. In deze caleidoscopische “aantekeningen in de loop van de tijd” reflecteert Lucienne op verleden, heden en toekomst. Geen 'memoires', want die zijn altijd geconstrueerd, gewoon dagboekachtige aantekeningen die, hoe verscheiden ook, zowel qua toonzetting als stilistisch en inhoudelijk, een coherent geheel vormen. Kortom, het boek is even divers als Luciennes omvangrijk oeuvre. Voordeel daarbij is dat Souvenirs geen definitief geheel is. Verleden en heden? Jawel, maar ondertussen is de laatste aantekening al achterhaald. Ik hoop, neen, ik weet dat in de toekomst nog nieuwe 'aantekeningen in de loop van de tijd' onweerstaanbaar zullen opdoemen.

Ingrid Vander Veken leidde het boek met veel empathie in, Lucienne Stassaert en uitgever Leo Peeraer lazen korte uittreksels voor.

LucienneStassaert2014-10-18Souvenirs-foto-Philippe-Cailliau.jpg

Lucienne leest (foto: Philippe Cailliau)

Onder de aanwezigen: Maris Bayar, René Broens, Philippe Cailliau, Guy Commerman, Frank De Vos, Mieke De Loof, Kaatje Drowaert, Richard Foqué, Régine Ganzevoort, Carine Lampens, Pruts Lantsoght, Elisabeth Marain, Roger Nupie, gastheer Adriaan Raemdonck, Iris Rombouts, Walter en Nadine Soethoudt, Bart Stouten, Constant Stroobants, Jan van Broeckhoven, Rose Vandewalle en Gert Vingeroets.

StassaertSuvenirsAFTER.jpg

Kloksgewijs: René Broens, Mieke De Loof, HFJ en Pruts Lantsoght

Ik verslik mij in het werk en had me dus écht voorgenomen na de receptie meteen huiswaarts te keren. Tja, een laatste drink in de kroeg naast De Panter kon er nog wel vanaf. Het werden wel een paar uurtjes boeiende gesprekken met Mieke De Loof, Pruts en René Broens (en uiteindelijk kwam ook nog Frank De Vos bij ons zitten...)

Henri-Floris JESPERS

 

Lucienne STASSAERT, Souvenirs, Leuven, P, 2014, 142 p.

Partager cet article
Repost0
18 octobre 2014 6 18 /10 /octobre /2014 18:08

 

Zoutkrabber-Expedities.jpg

Peter Holvoet-Hanssen vormt samen met Noëlla Elpers (1) een schrijverskoppel, een literair kapersnest dat dit jaar zijn twintigjarig bestaan viert. Beiden staan buiten het momentane zoeklicht. Er scheelt overigens wat aan de bejaarde, literaire huishouding van dé media. Niettemin zijn het prijsbeesten. Peter Holvoet-Hanssen won de driejaarlijkse Cultuurprijs van de Vlaamse Gemeenschap in 2008 en de driejaarlijkse Paul Snoek Poëzieprijs in 2010. Van 2010 tot 2011 was hij de enthousiaste Antwerpse Stadsdichter die half Antwerpen bij zijn wervelende, literaire projecten betrok. Geen cavalier seul dus. Na het verschijnen van zijn Reis naar inframundo werd hij in 2012 met de Arkprijs van het Vrije Woord bekroond.

Naar de Zoutkrabber expedities (2) van deze kaperkapitein heb ik lange tijd op uitkijk gestaan. Vorig jaar trok hij zich terug in Estland om in afzondering ver van dit steggelend laagland aan zijn boek te kunnen werken. Estland duikt er dan ook in op.

Peter-Holvoet-Hanssen.jpgPeter Holvoet-Hanssen

Zoutkrabber expedities bestaat uit twee delen. 'Het verhaal van Leen Pul',het echt gebeurde levensverhaal van de Nederlander Leendert van den Berg, tijdens WO II verplicht tewerkgesteld in de oorlogsindustrie van Nazi-Duitsland, is de bescheiden sleepboot die het grote verhaal van 'Finbar  en Louise'als  een wiegend zeilschip de haven in sleept. Hier begint in 2012 en dus 67 jaar later een mooie liefdesgeschiedenis van twee rond elkaar slingerende tegengestelden: de teruggetrokken Finbar  en de rusteloze, rondtrekkende en geëngageerde Louise, kleindochter van Leen Pul. Thuiskomen is de gouden draad en inderdaad dit 'tema geurt als vers gezette koffie'.

'Er zit een gaatje in de werkelijkheid waar

wij doorheen kunnen kijken, als wij dat willen.'

(Uit Goede Donderdag, John Steinbeck.)

Met deze zin in het achterhoofd las ik het verhaal van Finbar en Louise. Het is met de zinderende zee-taal van Peter Holvoet-Hanssen dat we in het tweede deel door ‘zijn’ werkelijkheid kijken. Als lezer word je heerlijk 'Zeeziek op het land':

'ik ben een landrot, maar er zit zeewater in mijn bloed…ik ben een boot op het land, haveloos… de rust van de romp, geurend naar geofferde eiken…vechtersbloed gepekeld in tranen… hoe het water kraakte…haar zoute boezem…hersendraaikolk…zee-zuiper…Ach, mensen zijn stinkrobben en veelvraten. Brul als een misthoorn….Wolken verenig u. Zing! …laat uw woorden rollewaaien. Gebruik de koperen scheepshoorn..'

Eindeloos blijven ze duren, Holvoets 'zinnen van spinthout met prikkeldraadtranen'als 'een borreltje tegen de pijn van het zijn, als een grondzee met gierende kont'.Dit 'ruizelen van de zee'is zijn Inframundo dat heen en weer klotst tussen Antwerpen, Oostende, en Estland.

Wat een taal! De taal van een dichter…

Zoutkrabber expedities is ook een voortreffelijke titel, heel poëtisch en eigentijds. Het is eens wat anders dan Kaddisj voor een Kut, weliswaar een alliteratie of het kortere Zeik dat maar blijft plassen. Ach, van dat oubollig en uitgewoond 'schokeffect' moet ik geeuwen-gapen.

Frank DE VOS

  1. Over De Engelen van Venetië van Noëlla Elpers: http://mededelingen.over-blog.com/article-de-beschadigde-kinderen-van-noella-elpers-124782284.html

(2) Peter Holvoet-Hanssen, De Zoutkrabber Expedities, 224 blz. Prometheus ISBN: 9789044626797 19.95 €.

Partager cet article
Repost0
17 octobre 2014 5 17 /10 /octobre /2014 20:40

 

Philippe-Cailliau--foto-Lieve-Mussche-.JPG

Philippe Cailliau (Foto:Live Mussche)

Met de nodige ironie heeft Philippe Cailliau in Niets verloren een toestand tussen leven en dood ingeschat en als een schaakspel met een onzekere afloop tot uitdrukking gebracht. Dankzij een eigenzinnige zegging zonder enige concessie aan wat er momenteel op poëtisch gebied in de mode is, wordt de dood met al zijn tentakels meer dan eens in het leven van een gedicht geroepen. En toch is dit geen zwaarwichtige bundel. Verdeeld in drie cycli vormt het geheel een grote spanningsboog waarin een zeer intensieve alleenspraak, vol meerduidige elementen, al evenzeer een meerstemmigheid inhoudt die voor afwisseling zorgt. Wat tot een morbide visie had kunnen leiden, wordt terdege ingetoomd en bestreden vanop een zekere afstand ('Flatscreen'):

Waarom hij met een stem meerstemmig

is. Betekenis verschuift. Hij ziet niet

waarom wat. Hij weet wat spaarzaam is.

Zwemt als een beeld op straat.

Juist die verschuiving van betekenissen typeert Cailliau's karakteristieke manier van zeggen... en zwijgen. In het diepst van een vers schuilt “een woord dat vraagt om zwijgzaamheid”.

Er is ook sprake van tegenspraak in het aanwenden van beelden zoals o.a. : “De boekentas is leeg, weegt boordevol afwezigheid” ('Een brooddoos met verdriet') In bijna elk gedicht zit wel een waakvlam verscholen die de verzen belicht met het risico dat ze vuur zouden kunnen vatten. Zo komt er in een gedicht, dat ik integraal wil citeren, een kind voor “dat uit de tijd verkregen is / en schamel as zal blussen met herinnering”.

Neen, er is geen winnaar en geen verliezer:

 

Te binnenhuids is ons karkas

 

Het leven zal niet lang onhoorbaar zijn.

Val van de trap, kneus dan een rib of

drie: eenzucht laat pijnlijk voelen dat

je alsnog leeft met spier en pees.

We zijn geen Vliegend Hert: te

binnenhuids is ons karkas daarvoor.

 

In de gedaante van de scarabee

wordt het gebalsemd hart geschonken

aan het kind dat uit de tijd verkregen is

en schamel as zal blussen met herinnering.

 

Als ze veel ouder zijn, citeren dochters

graag hun oude vader. Moeders leven

langer; dat is hun open kaart.

 

Zoals gewoonlijk is ook deze uitgave van Kleinood & Grootzeer een bijzonder mooi uitgegeven boekje. Via internet rechtstreeks te bestellen bij de uitgeverij:

www.kleinood-en-grootzeer.com

Lucienne STASSAERT

Zie ook:

http://mededelingen.over-blog.com/article-philippe-cailliau-niets-verloren-124672421.html

Partager cet article
Repost0
17 octobre 2014 5 17 /10 /octobre /2014 00:15

 

WeirdosMoyaert.jpg

De omstandigheden van het ellendige einde van Frank Moyaert (1963-2014) – een “absurd Bukowskiaans verhaal” – worden toegelicht door Steven de Rie, Youri Vankerckhove, buurman Azis, conciërge Tony Hellemans en buurman Jan Thijs.

Zie: http://mededelingen.over-blog.com/article-r-i-p-frank-moyaert-mede-oprichter-van-weirdo-s-124250726.html

De begrafenisplechtigheid op Schoonselhof, betaald door het Antwerpse OCMW, vond plaats op 7 augustus. Het woord werd er gevoerd door A. Deckx, Moyaerts vriendin en huisbazin, striptekenaar Steven de Rie en Hubert Van Eygen. De uitstrooiing van de as gebeurde in aanwezigheid van een vijftiental vrienden en buren.

De jongste aflevering van Weirdo's is geheel gewijd aan medestichter Frank Moyaert – “een geval apart of a pain in the ass?”, aldus Hubert Van Eygen, die Moyaert in 1986 leerde kennen toen ze beiden als gewetensbezwaarden bij Amnesty International Vlaanderen in Leuven werkten.

De mortuis nil nisi bene, tja... Geen hagiografische, obligate lofbetuigingen hier, wel lucide maar niet minder pakkende bijdragen van Yorgos Dalman, Steven de Rie, Henri-Floris Jespers en Flor Vandekerckhove.

Uiteraard wordt ook werk van Moyaert opgenomen. In “Over vallen en vliegen” (2001) – een voorspellende titel – probeert hij de problemen en de dromen te omschrijven die zijn leven bepaald hebben.

BoelvaarLaatste.jpg

Eveneens een paar dagen geleden viel Boelvaar Poef, het tijdschrift van het LP Boon Genootschap in de bus. Arne op de Weegh gaat in op de opmerkelijke zielsverwantschap tussen Louis Paul Boon en Frans Masereel. Gerard Raat besteedt aandacht aan de drie Duitse vertalingen van De Kapellekensbaan.

Het was al bekend: Boelvaar Poef houdt op te bestaan. Aan deze laatste aflevering (merkwaardig genoeg gedateerd 2013, jaargang 13,laatste nummer) werd een register op de dertien jaargangen van het tijdschrift toegevoegd.

De “gewezen redactieleden” van het tijdschrift (wie?) gaan zorg dragen voor de voortzetting van de uitgave van de 'Boontjes' die LPB van eind 1959 tot en met januari 1978 vrijwel dagelijks schreef voor het dagblad Vooruit. De uitgave in boekvorm werd begin deze eeuw door uitgeverij Houtekiet gestaakt, nadat de subsidie van het Vlaams Fonds voor de Letteren wegviel. De laatste uitgebrachte bundel bevat de Boontjes van 1967. Het Louis Paul Bon Genootschap “hoopt” eind 2014 het deel te presenteren met de Boontjes uit 1968.

Weirdo's, p/a, H. Van Eygen, Weertersteenweg 265, 3640 Kinrooi.

Over Weirdo's, zie:

http://mededelingen.over-blog.com/article-weirdo-s-119142399.html

Partager cet article
Repost0
16 octobre 2014 4 16 /10 /octobre /2014 03:00

 

Antwerpen heeft zijn Letterenhuis, Brussel het Vlaams Theater Instituut [VTI], Leuven het Muziekarchief en Gent het Archief en Museum van de Socialistische Arbeiders Beweging [AMSAB].

De laatst vernoemde is zich in een al te grote stilte aan het bevrijden van het socialistische gedachtegoed, om zich te hervormen tot een Instituut van de Sociale Evoluties in de brede betekenis. Een andere naam zou zorgen voor een nieuw imago. Zoals Letteren, Theater en Muziek precies weergeven waar het om draait, zou dat voor Sociaal ook het geval zijn. Een nieuwe naam zou tevens zorgen voor een groter laadvermogen.

De oude papegaaien van het journaille weten waar het letterwoord AMSAB voor staat, maar de jonge hebben er het raden naar en zijn dan minder bereid de grammofoon van de publiciteit aan het zingen te brengen. Zingt die niet is het moeilijker volk op de kermis te krijgen. Nochtans is dat nodig. De letteren, het theater en de muziek zijn gegrondvest op de humanitaire golven in de gemeenschap. AMSAB is gevestigd in de Bagattenstraat 174 te Gent. De straat ligt pal tegenover het Kunstencentrum Vooruit. Een statig herenhuis dat echter te klein is voor wat het beoogt te zijn. En aan de gevel is nauwelijks iets te merken over de bedrijvigheid in de voormalige salons en privévertrekken. Onder meer het fabriceren van het driemaandelijks tijdschrift Brood & Rozen. Heel wat gerenommeerde mensen kunnen in het blad hun visie kwijt. Specifieke aspecten uit het culturele en sociale leven, met elkaar verweven door de Belgische geschiedenis met zijn vertakkingen naar de rest van de Westerse beschaving.

Om er maar enkelen te noemen: Yves T’Sjoen, Luc Devoldere, Luc Peiren, Joris Van Parys, Marcel Vanthilt (jaja), Ruddy Doom, Els Witte, Pascal Debruyne, Etienne Verhoeyen, Herman Balthazar, Gita Deneckere, Jan Willem Stutje, Peter Scholliers, Patricia Van den Eeckhout, Eric Vanhaute, Bruno Vanobbergen, Christophe Verbruggen, Marcel van der Linden, Anne Morelli.

Het is één aspect. Een ander omhelst kritieken op boeken getimmerd vanuit een engagement met het milieu en een drang naar wetenschappelijke uithoeken. Opvallend is dat voor de consumptie van de artikels je geen bolleboos [verouderd] of nerd [hedendaags] hoeft te zijn. Daar waakt hoofdredacteur Paule Verbruggen over. Ze staat achter ‘haar’ tijdschrift als Vladimir Poetin achter zijn troon.

Sommige artikels verwijzen naar een tentoonstelling. Een paar maal per jaar, net als het Museum dr. Guislain of het MAS in Antwerpen, worden er documenten, posters en brieven geëxposeerd in de kelder. Bij overvloedig en hoogst boeiend materiaal worden zelfs de gangen ingepalmd. Gezien de krappe ruimte probeert AMSAB zo veel mogelijk samen te werken met andere partners voor zijn publiekswerking. Vorig jaar maakte het samen met de UGent en het STAM de tentoonstelling over 100 jaar Vooruit. Een lijvig boek maakte deel uit van het project, dat gretig aftrek vond.
Bij de inwijdingen van de expo’s mag een man met naam en faam [al te weinig een vrouw] de feestrede houden, gebaseerd op zijn historische stock. Een grote opkomst verzekerd, sommigen uitgedost in het begrafenisuniform van de moderne wetenschapper, anderen met gescheurde spijkerbroeken uit stinkend rijke boetieks.

Paule Verbruggen is daarenboven constant op zoek naar bijdragen van jonge masters wier onderzoek meestal in de kast verdwijnt en die dikwijls zeer interessante scripties schrijven. Voor hen is Amsab en Brood & Rozen ook kans om hun onderzoek naar een breder publiek te brengen. Zoals de huidige tentoonstelling Aarde is aarde. Curator is Maud Seuntjens, die een paar jaar geleden afstudeerde op de rouw en grafrituelen bij de Turkse gemeenschap in Gent.
Tot eind december is de expositie te bezoeken. Wat mij vooral trof, is dat het overlijden en de uitvaart veel gemeen hebben met die van onze Vlaamse gemeenschap, een halve eeuw geleden. Mijn leeftijd zal er niet vreemd aan zijn. Opmerkelijk door deze tentoonstelling is tevens hoe zowel de oudere generatie als de jongere een band heeft met het land van afkomst, maar dat er toch al een sterke binding is met de nieuwe vestiging. Dat zorgt soms voor familieconflicten, zonder de dramatische gevolgen van huwelijken tussen mensen met verschillende culturen, zoals al te vaak helaas gebeurt.

Aarde is aarde is een wijze les over het stof van de geest en de as van het lichaam. Er is een bescheiden maar fraaie brochure voorhanden. De brochure is gratis en de tentoonstelling vrij toegankelijk tijdens de werkdagen.

Guido LAUWAERT

http://www.amsab.be/

Partager cet article
Repost0
15 octobre 2014 3 15 /10 /octobre /2014 16:32

 

TerugwerkendeKracht.jpg

Met de dichtbundel Met terugwerkende kracht (verder MTK), zijn vierde boek en tweede poëziebundel, bevestigt Dangre definitief zijn grote talent – voor zover dat überhaupt nog nodig was na zijn fel geprezen én gelauwerde vorige publicaties: de bundel Meisje dat ik nog moet (2011, twee drukken) en de romans Vulkaanvrucht (2010) en Maartse kamers (2012). Zijn werk leverde hem nominaties op voor de C. Buddingh’-prijs (2011) en de AKO-longlist of '-tiplijst' (2013), maar ook de Vlaamse Debuutprijs (2011) en de Herman De Coninck-prijs (2012) zélf. Bovendien werd hij laureaat van de vijfde Melopee-poëzieprijs (Laarne, 2013) met het gedicht ‘Vader’, dat in MTK opgenomen werd.

*

De nieuwe bundel MTK is erg strak, haast mathematisch gecomponeerd en draait volledig om één thema, dat vanuit verschillende (maar met elkaar verbonden) standpunten gefocaliseerd of door verschillende (maar in elkaar verweven) stemmen verwoord wordt: de 'fysieke' en emotionele slijtage van een huwelijksrelatie en de rol of de positie van een kind daarin, en wel als gevolg van de vernietigende voortgang van de tijd, van de ouderdom, van de zich opstapelende desillusies.

 

Als je de acht afzonderlijke afdelingen van de bundel labelt (A, B, C…) op basis van hetzelfde standpunt of dezelfde stem en lineair ordent, dan krijg je volgend schema waarin niet zozeer een bijna perfecte symmetrie als wel een (variërende) herhaling en cycliciteit zichtbaar worden:

 

A - B - C - B - C - B - C - A

 

In de twee A-cycli – 'Man in the mirror' (zes gedichten) en 'Da capo' (één gedicht) – is een ongeveer veertigjarige man aan het woord, in de eerste zes gedichten in de generaliserende je-vorm (tegelijk een vermomde 'ik'). Blijkens de titels zijn deze zeven gedichten overigens expliciet gesitueerd in Amsterdam, de huidige biotoop van de auteur.

De mannelijke stem spreekt over zijn eenzaamheid, de mislukking van de liefde en de teloorgang van jeugdige dromen en ambities, ook ten aanzien van de hoog gestemde verwachtingen voor zijn zoon: "alle liefde moet eindigen / in een zoekmachine", of, mijmerend voor de leeuwenkooi in Artis: "een zoon / die maar geen koning wordt."

In het allerlaatste gedicht van de bundel ('CS' – Amsterdam Centraal Station), dat dus op zich een volledige cyclus ('Da capo') vormt, wordt het duidelijk dat zijn vrouw op de rails van het station zelfmoord heeft gepleegd. Samen met de subtiele afwisseling van tegenwoordige en verleden tijd in de eerste en de laatste regel verheldert de ik-vorm in dit solitaire gedicht in één verpletterende, afsluitende maar tegelijk naar het begin terugverwijzende klap het impliciete 'verhaal' van de hele bundel.

 

De B-reeks omvat drie cycli van telkens twee gedichten die alle drie dezelfde titel 'Sagesse' dragen en waarin nu de vrouw spreekt in de directe, belijdende ik-vorm.

Hier lees je de langste gedichten van de hele bundel en, wat mij betreft, meteen ook de meest indrukwekkende en ontroerende, al was het maar omdat ze blijk geven van een onvoorstelbare empathie bij een zo jonge, mannelijke auteur voor de ziel en het hart van de volwassen vrouw en moeder.

Ook hier spreken weer een veeleer nuchtere – en ontnuchterende – desillusie, het tekort en het verdriet door de veroudering en de slijtage van de liefde of wegens het egoïsme en de onverschilligheid van de man, een "wezen ... vol vooroordelen, voetbal, stilstand, ongezouten / begeerte en ook een beetje verdriet / dat hij achter de hand houdt voor serieuze relaties."

In enkele verzen wordt de suïcide al aangekondigd: "op een dag bestond de oplossing uit voor- / goed verdwijnen", "je neiging tot zelfdestructie" of: "tot ook ik geen andere keuze meer / had dan ten koste van alles een voorsprong te nemen."

Wat een mature en tegelijk zo hartverscheurende wijsheid – quelle "sagesse" – spreekt niet uit deze woorden van de moeder tot haar zoon in het gedicht 'Borsten': "dus vertel ik hem / dat meisjes, ze zijn dan ongeveer twaalf, hun moeders beginnen / op te rapen. [...] Steeds valt er een stukje van hen af / [...] en nemen dochters trots / hun vormen over."

En als de zoon haar op zijn beurt vragen stelt over jongens, geeft ze het pijnlijke antwoord: "'Van jongens weet ik niets,' zeg ik / en verder niets. Ik wil niet dat hij zich later verwijt / vaders te begrijpen."

Of lees dat wondermooie gedicht 'Pauze' rond de menopauze van de vrouw: "... toen mijn eierstokken zich terugtrokken / uit het eeuwige herhalen van de mensheid, mensheid / is een vrouwelijk woord, pauze is dat ook" – waarna er echter nog steeds ook "opgedroogde mannen" zullen opduiken...

Vele Nederlandstalige dichters hebben ongetwijfeld onvergetelijke literatuur voortgebracht over 'de moeder'. Maar tot de allermooiste mogen voortaan ook gerust deze regels van Dangre gerekend worden: "vergeef me / dat ik net als jullie een knoop in mijn kind heb gelegd om mezelf / niet te vergeten."

 

Onder C groepeer ik de resterende drie cycli omdat daarin sprake is van "ons/wij" of, met een aansprekende vorm, "ik/jij": man en vrouw, of de kinderen en het gezin, samen.

 

In 'Sotto voce' gaat het over het oudere echtpaar dat zijn dagen slijt in de berusting om wat voorgoed verloren is. Deze cyclus sluit nauw aan bij de afdeling 'Onze woonst' uit Meisje dat ik nog moet, al is de tonaliteit hier nu uiteindelijk minder bitter, scherp of agressief – een aanvaarding en capitulatie die, misschien, al bij al nog schrijnender zijn. De 'wij'-stem constateert "slijtplekken in onze mimiek", omschrijft het samenzijn als: "Ik en jij en wij, drie stenen aapjes / met afgeknotte grillen" en constateert: "Nu is er nauwelijks nog iets / om over te bikkelen" terwijl er vroeger "nog zoveel wij/ te vertellen" was, "toen / onze avonden nog zwegen / over gisteren."

Wat hun rest: "Zwijgen. De ruzies rangschikken / op zolder en breien, / breien", of: "wij... blijven dromerig zitten in jaren / van traag verongelukken in elkaar."

 

En dan, in 'Advent', rond het piepjonge paar: de bevruchting, zwangerschap en geboorte... een kind, hét kind dat 'advenit', dat blijkbaar onherroepelijk moét komen gezien het dwingende heimwee van de jonge vrouw naar de "oerknal", "de eeuwenoude waanzin / van het begin", de "eerste zee".

Maar met dit 'begin' neemt ook het einde onafwendbaar een aanvang: haar "lichaamstaal" maakt "van mijn pik / een gewoonte", "een loper voor dagdromen / waarin geen volwassen man meer past." Voortaan geuren de liezen van de vrouw naar "speelgoed / en mijn eigen, matte weemoed / waarvoor je bedankt."

De geboorte van het kind impliceert dat "mijn leeftijd tussen je benen wegtikt / en ik eindelijk opraap / wat je negen maanden / uit mijn lichaam hebt weggelaten." Geen verder commentaar. Jongenstoch...

 

In de cyclus 'Kindergezichten' ten slotte spreekt een 'wij', maar nu in naam van dé kinderen, van alle kinderen, en dus opnieuw als een dubbelzinnig 'ik', een veralgemenend pluralis majestatis. Deze cylus herinnert mij dan ook onweerstaanbaar aan deze bekende wijze woorden: "Children begin by loving their parents; as they grow older they judge them; sometimes they forgive them."

Inderdaad: vader, moeder, grootvader en grootmoeder krijgen hier op een haast genadeloos trefzekere, hoewel ondanks alles toch begripvolle wijze lyrisch gestalte: hard, zonder meer, maar niet vernietigend.

Vader, met zijn "praatjes voor de vaak", spant zinnen "tussen ons / en de kinderen die hij zich wenst." Grootvader is de hele middag "in geuren en leugen / zichzelf", terwijl grootmoeder, voor sommigen een "heks" en voor anderen "lief", ons "teder weer vastgrijpt / als de laatste bezem / om haar jeugd bijeen te vegen." Moeder, van haar kant, maakt haar kinderen "zwaarder van elk jaar / dat zij reeds in ons opgraven wil", maar "niemand zal haar verleden / verwezenlijken, zij blijft / in kringetjes door dit huis praten."

En wat het kind, de kinderen betreft, zij beseffen het wel: het leven van de (groot-) ouders "zit / nog opgekropt in onze genen, het hangt er stil / als hoefijzers boven de deur. Zij geven ons / gewicht." Het is dan maar de vraag wat Dangre met dat "gewicht" bedoelt; gezien zijn vorige werk, vooral zijn romans, lijkt het mij eerder te verwijzen naar 'de eeuwige terugkeer van hetzelfde', de herhaling van de nefaste cyclus ad infinitum.

*

Stilistisch gezien heeft Dangre sinds Meisje dat ik nog moet een behoorlijke weg afgelegd: niet meer die jonge, uitbundige en triomfantelijke, erg speelse, romantische en soms al te retorische zegging, maar een gedragen en veeleer directe, sobere woordkeuze – in weliswaar soms schitterend uitdeinende verzen – die al evenzeer verbluft maar dan wel omdat ze dieper en pijnlijker in je huid, in je botten en je ziel snijdt en beklijft – al blijft Dangre wel verbazen met zijn verrassende beelden en een vaak subtiel klankspel, en schuwt hij zelfs niet hedendaagse, iconische obsessies naadloos in zijn verzen te integreren: iPod, Google, Facebook... ze zijn er allemaal, of Michael Jacksons Man in the mirror, waarvan de tekst wonderwel past bij de allereerste gedichten in de bundel, althans indien gelezen met de nodige ironie.

MTK opent, geenszins verrassend, met dit motto dat weggeplukt is uit Sagessevan Verlaine: "Qu'as-tu fait ... / De ta jeunesse?" Ik wil maar zeggen: de grote thema's uit het vorige werk, en dan vooral de twee romans, worden in deze nieuwe bundel herhaald maar dan in een erg geconcentreerde en mature vorm. Ook hier weer die angst voor de vernietigende werking van de tijd, voor de fysieke aftakeling, voor de slijtage van de liefde en de ravage die overblijft, het heimwee naar de jeugd (het Peter Pan-syndroom), de onafwendbare cycliciteit van het leven, van jong zijn, oud worden en weer leven doorgeven – met alle gevolgen vandien.

Nogmaals, en ten overvloede: waar toch heeft deze 27-jarige jonge dichter – door de kritiek soms omschreven als een 'goden-, een 'wonder-' of een 'zondagskind', of als een 'jongeman met een oude ziel' – zo veel empathie, zo veel sensibiliteit vandaan voor tragedies en demonen die normaal pas veel later opduiken maar die als een bloedrode draad door zijn hele werk blijven lopen, en wel vanaf zijn allereerste pagina's? Gaat het om een wonde die misschien onbewust maar diep in zijn ziel geslagen werd en daar is blijven woekeren, of hebben we te maken met een geniale, overgevoelige (en nu ook begrijpende) observator van het menselijke falen en de dood die achter elke vorm van leven en liefde schuilt?

*

Nee, deze bundel is beslist geen voer voor jonge geliefden: er is te weinig hoop, te veel onweerlegbare en deprimerende waarheid waarin iedereen wel iets van zichzelf herkent. Maar voor elke lezer die dezelfde demonen reeds ontmoette, vormen deze opnieuw zo virtuoze, zo overrompelend pijnlijke en ontroerende gedichten zonder meer een helende balsem. Een troostende pauze in een helaas never ending story.

Luc PAY

Yannick DANGRE, Met terugwerkende kracht. Gedichten, De Bezige Bij, Amsterdam 2014, 59 p., € 18,90.

Over Meisje dat ik nog moet, zie:

Yannick Dangre wordt door Luc Pay geïnterviewd op donderdag 23 oktober 2014, 20:30 u. in de Ruiterhal, Gemeentepark 10 te Brasschaat, over de bundel Met terugwerkende kracht. Info en tickets:

https://www.brasschaat.be/vrijetijd.aspx?SGREF=36881&CREF=70934
Partager cet article
Repost0
15 octobre 2014 3 15 /10 /octobre /2014 07:48

 

Frank-De-Vos--foto-Bert-Bevers-.JPG

Frank De Vos (Foto: Bert Bevers)

Donderdag 2 oktober werd onder grote belangstelling de nieuwe dichtbundel van Frank de Vos voorgesteld. Frank had voor de omlijsting beroep gedaan op de door hem zo bewonderde celliste Judith Ermert. Vier cellisten brachten o.a. muziek van de Duitse 19de eeuwse componist Franz Lachner. In zijn inleiding dankte Frank zijn twee “poëziemoeders” Lucienne Stassaert en Marleen De Crée-Roex. De laudatio van de bundel was toevertrouwd aan geliefde radiostem Bart Stouten. Deze was vol lof over de nieuwe bundel en betitelde hem zelfs als “deze keer de mooiste van allemaal”. “Het is spiritueel licht dat een moeilijke donkere kant van het bestaan zichtbaar maakt”, zo vervolgde Stouten,” het lijkt alsof Frank een atrium heeft ontworpen, een centrale ruimte met een schitterend impluvium.” Bart Stouten benadrukt ook de muzikaliteit van de bundel. Deze vloeit voort uit een melancholisch levensgevoel.

“Weemoed omvademt de mooiste verzen van Frank. Er wordt in vier bewegingen geschreven ‘voor een moeder’, in drie bewegingen’ voor een vader’ en in één beweging ‘voor een schone broer’. De weemoed wordt vooral ook ingegeven door een gevoel dat het kenbare tegelijk het vreemde is, een bedrieglijke trompe l’oeil aan de andere kant van een vergelijking die het kenbare en het onkenbare samenbrengt”.

Deze gevoelens komen het sterkst tot uiting in de gedichten die Frank samenbrengt met een citaat van Victor Hugo: “La mélancolie c’est le bonheur d’être triste” waaruit volgend gedicht:

 

Sui generis

Weemoed blijft mijn wankel huis,

de warme tuin waar ik da capo blijf verjaren,

een land met wak gemoed dat leeft

en aan verleden kleeft.

 

In deze ruimte roert geen spatje ruis,

Teder en zwart-wit,

stommer dan de stilste dagen laat zijn zachte blik mij

gade, dat wat ik wanhopig dicht

 

De nieuwe bundel van Frank de Vos Twijfelaars in bloei is uitgegeven bij Uitgeverij P. Het was dan ook uitgever Leo Peeraer die als laatste het woord nam en de eerste exemplaren overhandigde aan Frank de Vos en aan al wie had bijgedragen tot het welslagen van deze avond

Joke VAN DEN BRANDT

www.uitgeverijp.be

Partager cet article
Repost0
15 octobre 2014 3 15 /10 /octobre /2014 05:11

michiel_h_22nov_1.jpg

Dinsdag 7 oktober werd het nieuwe boek van Michiel Hendryckx (° 1951) voorgesteld in het NTGent. Wegens grote belangstelling is de presentatie omgegooid. Aanvankelijk was er voorzien dat de auteur en de sprekers, maar ook het publiek op het speelvlak zouden plaatsnemen. Door de grote belangstelling is het publiek naar de zaal verwezen. Nog even en na het eerste balkon wordt het tweede bezet.

Het is niet enkel de doorgedreven promo die voor een grote toeloop zorgt. De intense liefde van de fotograaf/auteur voor Gent wordt beloond. De Arteveldestad blijft een provinciestad, maar eentje met een passionele verhouding tussen stad en bewoners. Zowel de eerstgeborenen als de nakomelingen, de inwijkelingen, afkomstig uit West-Vlaanderen, Turkije en andere landen hebben een sterke band voor de enige en ware vrijhaven van Vlaanderen en bij uitbreiding België én Nederland.

Altijd ergens is een dubbelboek. Het is een fotoboek als een literair verhaal. Foto’s en verhalen vullen elkaar aan. Gedurende twee jaar reisde de auteur met zijn camera de wereld rond en maakte foto’s van plekken die hem troffen. Elke plek krijgt een kort verhaal, maar ook een duiding waarom de foto op die wijze genomen werd. Deze wijze van werken maakt dat de lezer gedurende de tijd die hij aan foto en tekst besteedt in een ander tijdperk belandt. Het heden maakt plaats voor een combinatie van verleden en toekomst. Het is de onderliggende kracht van het boek.

De auteur vergeet daarbij zijn eigen stad niet. Koppig als hij is gaat hij zo ver dat hij de sleutel van een appartement op de 17deverdieping van een woonblok, klaar voor de sloop, aan het Rabot bekomt om te wachten op het juiste moment voor de klik. ‘Tot lang na middernacht kijk ik gebiologeerd door het raam. De stad: een leven, mijn leven. Alles wat voor mij van belang is, heeft zich hier aan mijn voeten afgespeeld. De pijnlijkste herinnering komt eerst. Pal onder de toren kijk ik op het huis van Christine. Begin april 1999 hielp ik haar de trap af voor haar laatste reis. De palliatieve afdeling van Sint-Lucas kan ik van hieruit ook zien.’

Of Michiel meer vrouwen heeft gehad dan plekken heeft gezien, valt moeilijk te achterhalen. Of hij het zelf weet is zeer de vraag. Hij is een eeuwige reiziger, al verblijft hij in zijn geliefde Gent. En reizen is voor hem vertrekken maar ook – en niet in het minst – thuiskomen. Het najagen van de passie heeft dezelfde waarde als het zoeken naar de juiste plek voor een foto. Hij schuwt daarbij kritiek niet. Er zijn foto’s en teksten die niet vanuit de vreugde maar de treurnis gemaakt zijn, gevoed door ‘is het dat maar?’ Voorbeeld, het huis in Portugal waar Gerrit Komrij gewoond heeft: Vila Pouca  da Beira. Hij wacht tot het avond is om naar de begraafplaats te gaan, Novo Cimeterio. Een foto van de geduchte auteur, een tuil in een vaas, een uitgedoofde olielamp. ‘Geen woord op de steen. Ik had meer stijl verwacht. Het graf ligt erbij alsof het nauwelijks iets mocht kosten. … Ik heb waxinelichtjes mee. Een fotograaf brengt licht, geen bloemen.’

Van Gent naar de vier windstreken. Waar halt gehouden wordt bij toevallige locaties of historische plekken waar hij eerder geweest is. Zoals Keystone SD. De schrijvende fotograaf vertelt: ‘Halfweg de klim naar Mount Rushmore meldt vanuit de zijberm een bruin bord dat de bezoeker het decor betreedt van de Hitchcock-film North by Northwest. Wat op zijn minst een leugen om bestwil is. Toen in 1958 de filmcrew bij het monument neerstreek en de National Park Service vernam dat er op en naast het monumentale aangezicht van George Washington [de eerste van links] een moordaanslag zou worden gefilmd, werd de toestemming ingetrokken. Er restte weinig anders dan de gigantische beelden na te bouwen in een Hollywoodstudio.’

De locaties zijn niet zomaar lukraak gekozen. Ik moet altijd wel iets persoonlijks hebben met de plek,’ getuigt Michiel Hendryckx in de promotekst. ‘Ergernis of bewondering. Een brede historische lijn volgen of puur sentimenteel bij mezelf uitkomen. Dit boek draagt de stille wens in zich de lezer uit te dagen om me achterna te reizen, al dan niet letterlijk.’

zomereik_breda_a58.jpgVoor mij is het niet een plek in Japan, maar een boom. De zomereik in de buurt van Breda. Vaak ga ik naar Amsterdam. Telkens krijg ik het warm. Van diep in mij naar mijn vel. De boom staat tussen de twee rijvakken van de A58. Maar alle eer aan de man die de boom een plaats in zijn boek gaf: ‘De zomereik floreert nu als geen ander. Hij is intussen wat groter dan zijn broers die nog in het gelid van de oude dreef staan. Zo is de snelweg-eik bij Breda ook een hommage aan het solitaire bestaan. Wie echt groot wil worden, kan beter niet in de rij blijven staan.’

Het boek heet, zoals al vermeld Altijd ergens. Hem doorbladerend, af en toe halt houdend, een foto bekijkend en het bijhorende verhaal lezen denk ik: Nooit Nergens.
Altijd ergensis een van de zeldzame fotoboeken waarin de lezer meereist, discussieert met de auteur over de locatie en het al of niet eens is met zijn keuze en commentaar. Michiel Hendryckx bewijst dat elk beeld zijn verhaal heeft, een geschiedenis. Een absolute aanrader voor momenten waarin men wil reizen vanuit vanop de ligbank of op het terras, terwijl de oude bladeren hun herfstdans maken.

Guido LAUWAERT

ALTIJD ERGENS – Michiel Hendryckx – Uitgeverij Hannibal – 35 € – ISBN 978 94 9208 1032

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche