Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
4 novembre 2014 2 04 /11 /novembre /2014 05:19

 

Richard-Foque.jpg

Bestaat het nog, een onbewoond eiland? Eén waar de uren gemeten worden met het licht van de zon, waar het uitzicht niet beneveld wordt door I-clouds en ander I-ongerief, en waar je kan slapen met de sterren. Ik heb er altijd naartoe gewild samen met mijn geliefde, zonder bagage maar zwaar beladen met een boekentas vol kunst, dat kostbaar onbetaalbaar goed dat ons mens maakt, waardoor we de wereld in cultuur hebben gebracht en brengen. Blijkbaar kan het nu, maar met restricties: van elke soort maar twee: een onmogelijke keuze. Stiekem maak ik er toch maar drie van. Bestaan niet alle goede dingen uit drie? Ik verberg ze in de dubbele bodem van mijn tas.

De kunstwerken, die ik wil meenemen zijn sowieso onbetaalbaar. Zeker neem ik een werk van William Turner mee, de meester, die het licht in een doek heeft gevangen en zo tastbaar heeft gemaakt. Ik zou één van zijn Venetiaanse landschappen  uitkiezen. Venetië, mijn verloren Atlantis, waar elk uur het licht zijn kleuren deelt.

De waterlelies  van Claude Monet, meester van het impressionisme, mogen niet ontbreken. Dit schilderij leert ons hoe, zelf kleurenblind aan het einde van zijn leven, Monet toch door de kracht van zijn geest kleuren kan schilderen zonder ze te zien. Maar ook, voorzichtig ingepakt en weggemoffeld, één van de meesterwerken van de beeldhouwkunst, Alberto Giacometti’s La femme qui marche.

Richard---La-femme-qui-marche.pngToen ik dat voor het eerst zag, jaren geleden in het Peggy Guggenheim museum in Venetië (alweer die stad), heb ik er meteen een gedicht bij geschreven.

Muziek dan. Ik neem Chopin’s pianoconcerto’s  mee in de hedendaagse uitvoering van Lang Lang samen met de Wiener Philharmoniker onder leiding van Zubin Mehta. Ik hoor het mijn moeder nog steeds spelen, met een ingehouden overgave. Het was haar componist bij uitstek. Ik voeg er gauw ook nog de Polonaise Op. 53  bij door Maurizio Pollini, Chopinvertolker bij uitstek. Het herinnert mij aan die bijna ondraaglijke eindscène uit de film As en Diamant  van Andrzej Wajda. Het is een minutenlang travel shot  door een veld van te drogen hangende witte lakens, die langzaam rood kleuren van het bloed van het neergeschoten hoofdpersonage, die dodelijk geraakt nog tracht te vluchten, maar sterft gewikkeld in één van de lakens en dit onder de aanzwellende heroïsche tonen van Chopins Polonaise Op. 53. Stuitender kan het contrast niet zijn. Ook Sacrificium  van Cecilia Bartoli neem ik mee, een ongewone opname waarin Bartoli met haar breed en uniek zangpalet een ode brengt aan alle castraatzangers en hun lijden voor de kunst. Ombra mai fù  van Haendel voeg ik er vol ontzag aan toe. In de dubbele bodem stop ik de verzamelbox van singer-songwriter en dichter Leonard Cohen. Al was het maar om mij eraan te herinneren dat There is a crack in everything, that’s how the light gets in.

Richard---Cinema-Paradiso.jpg

Uit mijn favoriete films kies ik twee Italiaanse meesterwerken: Cinema paradiso  van Giuseppe Tornatore of hoe de moderniteit bezit neemt van traditie, en Il postino  van Michael Radford of hoe een simpele visser, meesterlijk vertolkt door Massimo Troisi, die één dag na de laatste opname stierf aan een aangeboren hartafwijking, postbode wordt van Pablo Neruda, zo de essentie van poëzie ontdekt en zelf dichter wil worden. Maar ook Invictus  van Clint Eastwood gaat mee. Het toont hoe één groothartig individu, Nelson Mandela, een maatschappij kan veranderen, want ieder is the master of his fate, the captain of his soul, een vers uit een gedicht van William Ernest Henley en het leitmotiv van Mandela tijdens zijn gevangenisjaren op Robbeneiland.

Richard---Four-Quartets.pngTenslotte de boeken. Mijn poëtische bijbel gaat mee, Four Quartets  van T.S. Eliot om mij eraan te herinneren dat We shall not cease from exploration / And the end of all our exploring / Will be to arrive where we started / And know the place for the first time. Verder I Have a Dream, een verzameling redevoeringen, die de loop van de geschiedenis hebben verlegd of hoe woorden wapens worden. Tenslotte het meesterwerk uit de Nederlandse literatuur Max Havelaar  van Eduard Douwes Dekker, die onze literatuur de moderniteit instuwde. Het was het lievelingsboek van mijn vader en qua thematiek actueler dan ooit: Idealisme tegenover politiek pragmatisme en hypocrisie, macht en onmacht, afpersing en corruptie, het knechten van een volk, racisme en blind geweld, maar ook tederheid, liefde en geloof in een betere toekomst. Geschreven in een meesterlijke taal en stijl, westers en oosters tegelijk. In een meeslepend ritme weeft het proza, redekunst en poëzie tot een symbiotisch geheel, een Multi-gelaagd verhaal voor alle tijden.

Laat de boot nu maar de haven uit, zet koers naar dat eiland, ik ben aan boord samen met mijn geliefde en mijn boekentas met dubbele bodem.

Richard Foqué, Antwerpen

Partager cet article
Repost0
3 novembre 2014 1 03 /11 /novembre /2014 15:33

 

Voor de deeg:
1 simpel verhaal
2 korte zijwegen
175 bladzijden maximum
1 herkenbare stad

Voor de vulling:
1 hoofdpersonage
7 nevenpersonages
200 gram roddels
50 lange scheldpartijen
een pond zelfbeklag
een wikkel Surinaamse coke
1 kg miserie
een koffielepel berouw
een snuifje hoop
1 happy end

Voor de afwerking:

Deel het verhaal op in meer korte dan lange hoofdstukken. Niet meer dan één lange zin per vijf bladzijden. Houd de zijwegen gescheiden om te vermijden dat er verwarring ontstaat. Wees niet zuinig met witruimte. Zorg ervoor dat het zelfbeklag beperkt blijft tot het hoofdpersonage. Zoek de spanning niet te ver. Leg het verhaal af en toe opzij om langdradigheid te vermijden.
Let niet op tikfouten, ze ergeren de lezer en dat houdt ze wakker. De miserie moet al van op de eerste bladzijde te zien zijn. Wissel de roddels af met de scheldpartijen. De nevenpersonages mogen in rook opgaan, maar niet te vroeg. Het berouw kort voor het einde aan toevoegen. Een potje seks zorgt voor pikante recensies. Verdeel de coke over de hele roman.
Informeer de uitgever regelmatig over de vordering, zelfs als die er niet is. Kies een eindredacteur die niet uit de mediawereld komt of in het onderwijs zit.
Let op de vormgever. Doe alsof hij alle vrijheid heeft. Lees de zetproef na binnen de 24 uur. Vraag een drukproef. Wacht op een seintje van de uitgever. Keur het eindresultaat in zijn aanwezigheid en prijs hem. Vraag een voorschot.
Vanaf dat moment is de roman klaar om gelezen te worden.

Guido LAUWAERT

Partager cet article
Repost0
2 novembre 2014 7 02 /11 /novembre /2014 22:28

 

Rudy-Witse-70--1-november-2014--foto-Bert-Bevers-.JPG

Rudy Witse ( foto: Bert Bevers)

In De Zwarte Panter aan de Hoogstraat in Antwerpen werd zaterdagavond 1 november gevierd dat de dichter Rudy Witse (die in 1966 in die hoedanigheid en onder die naam, bij Monas, debuteerde met Raming), in het dagelijks leven Willem Houbrechts (Hij was in datzelfde dagelijks leven maar dan vroeger onder meer producer van Radio 2 Antwerpen) 70 jaar werd. Bij deze feestelijke gelegenheid trakteerde hij zijn vrienden op de bundel Vensters. Al de tweede keer (Hij deed zulks eerder bij zijn 65steverjaardag met Mijn Plekken) dat hij een verzameling gedichten gratis ter beschikking stelde. Vensters bevat 21 gedichten bij 21 kunstwerken (onder meer) die Witse in die zeven decennia tot nu toe inspireerden. Daaronder De slag bij San Romano van Paolo Uccello, De zeven sacramenten van Rogier Van der Weyden, De tuin der lusten van Jeroen Bosch, Wandelaar boven een zee van mist van Caspar David Friedrich, de Fontein van Marcel Duchamp en De ingepakte Rijksdag van Christo. Om maar aan te geven dat hij niet gefixeerd is op De Oudheid. En dat in een oplage van 70 genummerde en gesigneerde exemplaren. De jarige dichter werd verrast met een Liber amicorum,  dat sub rosa bleek samengesteld onder auspiciën van zijn vrouw Mick De Wachter en zijn jarenlange (sedert 1962!) vriend Tony Rombouts (voorzitter van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen – van het tweetal verscheen twee jaar geleden een poëtische tweespraak onder de toepasselijke titel Duogedichten) en diens vrouw Niki Faes. Hij was er bijzonder blij mee.

Op-het-podium-v.l.n.r.-Niki-Faes--Tony-Rombouts--Mick-De-Wa.JPG

Van l. naar r.: Niki Faes, Tony Rombouts, Mik De Wachter en Rudy Witse (foto:Bert Bevers)

Onder de aanwezigen uiteraard heel wat mensen die een bijdrage aan dat Liber amicorum hadden geleverd zoals Marc Andries, Fernand Auwera, Hélène Ballings, Camilia Blereau, Nora Brahm, Greta Coppens, Dré Donders, Jos Geens, René Hooyberghs, Maartje Houbrechts, Dirk Jacobs, Frans Neels, Sonja Nys, Dirk Peleman, Staf Schoeters, Walter Simons (met stok vanwege nieuwe knie), Robert Vandemeulebroucke, Adriaan Raemdonck, Walter Van Geyt, Patrick Van Gompel en Fred Van Hove.

Bert BEVERS

 

WitseRaming.jpg

Wie een abonnement neemt op de elektronische editie van de CDR-Mededelingen(6 € per maand, twee afleveringen) krijgt (zolang de voorraad strekt) gratis een exemplaar van het debuut van Rudy Witse als dichter, Raming(voorjaar 1966, 250 genummerde exemplaren in een lay-out van Jan Verhaert, 40 p., genaaid, met flappen.) Exemplaren kunnen afgehaald worden ter redactie, Marialei 40 te Antwerpen of worden (mits betaling van de verzendkosten) per post verzonden. Contact: hfj@skynet.be.

Partager cet article
Repost0
2 novembre 2014 7 02 /11 /novembre /2014 19:51

 

COPPERSdoodwater.jpg

Laudatio

 

Sta mij toe wat ongewoon beginnen. Met twee verzen van Lucebert, die twintig jaar geleden stierf.

Kameraden, in onze conjecturale taal geschreven,

Zijn onze verzen vaak te zwaar met ervaring geladen.

Het zijn de openingsverzen van het gedicht ‘Verdediging van de Vijftigers’. Het gedicht verscheen in 1949 (mijn geboortejaar) in het avantgardistische tijdschrift Cobra nummer 4.

Het kan vreemd klinken dat ik open met een grote dichter voor de bekroning van een auteur, die zich waar maakt in een genre mineur. Dat komt omdat Toni Coppers de enige Vlaamse thrillerschrijver is die ik ken met een ongebreidelde liefde voor taal en schoonheid. Een dichter die een thrillerprijs wint, onuitgegeven.

En ik ken Coppers al heel lang. Van in 1986 om precies te zijn. Toen hij met mij en vier andere kompanen bij de elf van de 1.800 kandidaten was die slaagden in het producer woord examen van de VRT. Ik was toen allicht de enige die geen idee had wat dat inhield. Maar dat handig verborg achter alwetendheid.

Het is ook de ziekte waaraan Coppers leed toen hij langzaam overschakelde van reisverslaggever en landhuisbeschouwingen naar het echte schrijverschap. Want waar het hart van vol is, stroomt de pen van over. Niet zonder vlekken. Het is net wat de dichter Lucebert bedoelt: wij gissen maar (“conjecturale taal”) en maken onze geschriften loodzwaar.

Loodzwaar omdat we teveel nadruk willen leggen. Spiegelde Coppers zich in zijn debuut nog aan grote letterkundige voorbeelden met aanstellerige reisbrieven in De Beha van Madonna (1995), dan putte hij een tweede euvel uit in twee als komisch bedoelde, maatschappijkritische pastiches op de wereld van communikatiedeskundigen: Dixit in 2005 – ik mag hopen dat hij mijn leermeester Ivo Michiels en zijn gelijknamige boek niet op de korrel nam vanwege zijn taalverdichting in beide betekenissen; en ik mag hopen dat hij die andere radiocoryfee Paul Jacobs niet ten kwade duidt dat die hogere ogen gooide in dat subgenre. En Heilige Nachten, idem dito. Beide romans werden ook als thriller aangezien, en hebben de verdienste dat ze, samen met Bart Holsters’ onevenaarbare vierdelige reeks over de klunzige detective-ondanks-zichzelf Jean-Pierre Willems, de persiflage van het thrillergenre tot volwaardige uitingsvorm verhieven, lang voor Herman Brusselmans’ Zeik dit jaar. Het lag er veel te dik op. Op de achterflap omschrijft Coppers zichzelf als “scheepsjongen, ereconsul in Buenos Aires en personal trainer voor de cavia van Brad Pitt”. Die scheepsjongen was er echt teveel aan, Coppers heeft geen zeebenen.

Het échte thrillerverhaal van Coppers begint in 2008, als hij zijn eerste Liese Meerhout avontuur uitschrijft. Zoals bij elk begin redelijk amateuristisch, en met het dedain van de pseudo-intellectueel. Let wel, Coppers is een echte poëet, hij houdt van kunst, van schoonheid, van de gevoelige snaar die hem warm en alert houdt – anders dan Patrick Conrad is bij Coppers geen zweempje van cynisme of decadentie te ontwaren. Maar dan ook de kunstwereld gebruiken als setting, en dan nog in Brussel, dat ruikt naar pluimstrijkerij. Niettemin achtte de jury van de Poirotprijs het toen al zinvol Niets is Ooit in 2008 met een nominatie te bedenken. Want er was verrassend veel dat veelbelovends leek: de stad als medespeler, de gedegen sfeerschepping, de ironische ondertoon, de personages met een klein kantje af.

De opvolger, Engel, was daarentegen een afknapper. Onder druk allicht te snel geschreven. Ik noteerde toen in Knack: “Je kunt het Simon de Vere” – dat was zijn oorspronkelijke hoofdpersoon – “niet kwalijk nemen dat hij de twee romans lang eerder als stadsgids van de Brusselse kroegen optreedt dan als personage dat kloten aan zijn lijf heeft en zijn lief es goed wil vastpakken. Want net als in Niets is Ooit komt hij ook in Engel nauwelijks aan zijn trekken - niet als handelaar, niet als vriendje, niet als personage. En dat is meteen het weke punt”. Nog als gisteren zie ik de pijnlijke blik in Coppers’ ogen toen hij die recensie kreeg.

Ik stond niet alleen met mijn kritiek. Piet de Moor (ook uit mijn jaar) pakte De Geheime Tuin (2010) niet minder subtiel aan: “De plot is te rafelig en te springerig, de herhalingen wijzen op een zwaktebod”. Dat het boek genomineerd werd voor de Diamanten Kogel, net als Iris was haar Naam, doet niets ter zake: de dichter verdronk nog altijd in de pose en de aanstellerij. Coppers begreep. Hij moest weg uit de schutkring van de dorpskern, uit de dwangbuis van zijn mannelijk chauvinisme, uit de elitaire wereld van antiquariaten en Hoge Kunst. De omslag kwam in Stil Bloed (2012). Toen besefte hij dat het falen lag in wat hij al onwetend optekende in Niets is Ooit: “Het was een van de weinige grootsteden die hij kende, waar je af en toe nog het gevoel kon hebben in een dorp te wonen”. Dat dorp, Brussel, is “een stad zonder smoel”.

Dat kon alleen fletse, onpersoonlijke drama’s opleveren, en dus tast Liese de rest van Vlaanderen af: eerst Oostende, maar daar hadden Aspe en Pierreux en vader en zoon Bogaerts de kust al gekoloniseerd. Oostende kun je ook moeilijk een stad noemen, hooguit een vakantieverblijf van Leopold II met wat windmolens op zee. Dan maar Antwerpen, de enige stad die Vlaanderen rijk is. En dat lukte wonderbaarlijk. Zwerfvuil uit 2013, en Dood Water dit jaar hebben Coppers een heel andere impuls gegeven. Ik was opgetogen. “De kracht van de stad is dat zij het hele verhaal uitbalanceert. Geen poses meer, geen fake-houdingen, geen zelfoverschatting. Liese heeft in Zwerfvuil haar natuurlijke habitat gevonden”, schreef ik. “Eindelijk heeft Coppers een volledige greep op zijn universum van afgedreven werelden en amper beheersbare verlangens”. En dat kwam recht uit mijn hart. Coppers’ ode aan de schoonheid en zijn warme hart voor verschoppelingen – autisten, marginalen, illegalen, sans papiers, asielzoekers – legden eindelijk zijn ziel bloot. De reporter was verpopt tot schrijver. De man die besefte dat 80 % van onze wetten in Europa gemaakt worden, maar dat de media amper 1% aan Europa wijden, “zoveel als aan de korfbalkompetitie”, had zichzelf ontdekt in de onderste lagen van de samenleving.

Dood Water is daarom meer dan een symbolisch beeld: de luttele minuten tussen eb en vloed tijdens “den dooie pot” die je kunt overleven in de Schelde, zijn tekenend voor het leven, dat de mens wil meesleuren naar zijn ondergang. Coppers is met de jaren wel zijn begoochelingen over een schone wereld kwijtgespeeld, maar beseft intussen dat schoonheid bloeit op de mestvaalt van elkaar den duvel aandoen. Illegale houtkap, pedofiele priesters, mislukte pogingen om iemand uit de prostitutie te halen, ze scheppen een wereld waarin recht en gerechtigheid nooit samenvallen – de idealisten bloeden, de cynici komen ermee weg. Dood Water heeft een volwassen intrige, nuchtere personages, een verwarrende atmosfeer, een warme stadsachtergrond, en een onthechte auteur – het heeft productiehuis Menuet en VTM ervan overtuigd dat er naast De Ridder op VRT nog ruimte genoeg is voor een veelgelaagd vrouwelijk hoofdpersoon als Liese Meerhout. Vanaf eind 2015 op tv.

Toni, het is een meer dan verdiende prijs, deze Hercule Poirot. Ik heb je volwassen en groot zien worden, zonder dat je je gevoeligheden afzwoer. Dat vind ik overweldigend. En dat ik je op mijn laatste werkdag bij de VRT als oudcollega uitgeleide mag doen naar een schitterende multimediatoekomst, maakt mij alleen maar week. Het siert ook je uitgever, Manteau, dat hij alle vertrouwen en geloof in jou bewaard heeft. Ik kijk nu al uit naar een vertaling in het Mongools. Mijn hartelijkste gelukwens namens de hele jury van de Knack Hercule Poirotprijs. Ik stuur je heen met dat andere vers van Lucebert, dat op jou toepasselijk is:

Lyriek is de moeder der politiek,

Ik ben niets dan de omroeper van oproer.

Lukas DE VOS

Toni COPPERS, Dood water, Antwerpen, Manteau, 2014, 304 p., 21,99 €

Partager cet article
Repost0
1 novembre 2014 6 01 /11 /novembre /2014 16:29

 

Plaquettes

Op het ereperk van Schoonselhof vonden heel wat letterkundigen hun laatste rustplaats. Wilfried Adams, Michel Bartosik, Nic van Bruggen, Gaston Burssens, August Van Cauwelaert, Herman de Coninck, Max Elskamp, Willem Elsschot, Herwig Hensen, Marnix Gijsen, Maurice Gilliams, Gust Gils, Marcel van Maele, Pol de Mont, Alice Nahon, Paul van Ostaijen, Hugues C. Pernath, Freddy De Vree en Paul De Vree. Sinds kort worden deze negentien met een groepje plaquettes ook geëerd langs een van de lanen op de begraafplaats. Negentien stuks, met centraal op de gedenkplaat ter ere van Burssens diens gedicht Adieu XXIV. Een mooi gebaar van de stad, absoluut. Ik vraag me alleen wel af wat Max Elskamp in dit gezelschap te zoeken heeft vermits die poëzie in het Frans schreef. Mij niet gelaten hoor, maar waarom dan niet óók zo’n steen om Alain Germoz (1920-2013), eveneens een Antwerpenaar die poëzie in het Frans schreef, te gedenken?

Bert BEVERS

Partager cet article
Repost0
31 octobre 2014 5 31 /10 /octobre /2014 22:45

 

Julien-Vocance-Honderd-oorlogszichten.JPG

Julien Vocance, Honderd Oorlogsbeelden- Cent visions de guerre

 

Gris fer, gris plomb, gris cendré

Gris dans les cœurs résignés

Relève des tranchées

 

Van Ferre Denis, voorzitter van het Haiku-Centrum Vlaanderen, ontving ik Honderd Oorlogsbeelden van Julien Vocance, pseudoniem voor Joseph Seguin. De oorspronkelijke titel is Cent visions de guerre, en het werd vertaald door Karel Hellemans.

Joseph Seguin (° Lyon, 1878) kwam uit een gerenommeerde uitvindersfamilie. Hij was een bescheiden man en nam een pseudoniem aan dat hij ontleende aan Saint-Julien de Vocance, een dorp in de Ardèche (regio Rhône-Alpes). Hij was zeer gehecht aan zijn geboortestreek waar hij in 1954 zal overlijden. Hij doorliep zijn humaniora bij de Jezuïeten. Deze licentiaat in de Letteren en in de Rechten behaalde nadien nog een diploma aan l'École des Chartes, l'École du Louvre en l'École Libre des Sciences Politiques.

Van bij het begin van de vijandelijkheden in 1914 wordt hij gemobiliseerd. Hij raakt zwaar gekwetst en verliest een oog. Het leven en lijden in de loopgraven zal hij in Cent visions de guerre gieten. Deze verschijnen in La Grande Revue  en refereren aan de 'Honderd Zichten van de Fuji' van de Japanse schilder Hokusaï. Samen met zijn vriend Paul-Louis Couchoud had hij Japan bezocht.

Zoals Bart Mesotten (1923-2012) (1) van belang is voor de haiku-poëzie in de Nederlandse literatuur, is dit het geval met Joseph Seguin/ Julien Vocance voor de Franse letteren. Het is wel de japanoloog en essayist Paul-Louis Couchoud die de kleine gedichten met drie verzen introduceert. Maar het is dank zij de haiku’s van Seguin dat deze poëzievorm een ruimere verspreiding zal kennen. Het is zijn verdienste om deze als eerste aan de Franse stijl te hebben aangepast d.w.z. zonder de formele regels van de verdeling der lettergrepen: 5-7-5. De essentie van verdichting wordt echter behouden; de beknoptheid waardoor de dichter tot een uiterst sobere woordkeuze wordt gedwongen en zichzelf in een nauw harnas steekt. Vocance tilt deze versvorm naar een hoog niveau. In 1924 begroet Paul-Louis Couchoud het œuvre van Vocance met: ‘‘Vous avez porté le haïkaï français aux sommets de la poésie. Vous en avez fait l'instrument de la sincérité absolue, de la substance pure, de la note essentielle et criante. Ook Roland Barthes laat zich niet onbetuigd : ‘Ces vers de Julien Vocance n'ont pas été inspirés par un fait divers ordinaire. Ils signalent le même mépris de l'éloquence et des débordements verbaux, le même goût de l'ellipse que les nouvelles à malice de Fénéon. N'empêche, ce " mince horizon de mots ".

In 1917 publiceerde hij ‘Fantômes d’hier et d’aujourdhui’ in La Grande Revue en in 1921 verschijnt zijn 'Art Poétique’ in het La Connaissance.

 

Les obus vampires ont soulevé

Les dalles du cimetière

Dont les croix chancellent.

La tâche de sang grandit, grandit

Sur sa chemise, il se transforme

En soldat de Garibaldi.

Une boule de feu

En nuage s’évanouit :

Moïse sur le Sinaï.

La femme de l’ambassadeur s’en est allée

On dit qu’elle a beaucoup complimenté, réconforté,

Nous n’avons vu personne et n’avons pas encore mangé.

 

Wat me trof in Honderd oorlogsbeeldenis niet alleen de gracieuze muzikaliteit maar eveneens de bijtende ironie waarmee Julien Vocance als taalminiaturist, de oorlogsverschrikking van zijn haiku-dagboek kleurt. Hij publiceerde naast talrijke bijdragen in literaire tijdschriften, twee poëziebundels: Le livre des haï-kaï en Le héron huppé.

Dank zij het Haiku-centrum Vlaanderen en de Haiku Kring Nederland wordt WOI nu ook met Haiku’s herdacht.

Frank DE VOS

Julien VOCANCE, Honderd Oorlogsbeelden, Haiku-centrum Vlaanderen en de Haiku Kring Nederland, 44 p. ISBN: 9789075714685

(1) http://mededelingen.over-blog.com/article-luc-pay-over-valse-profeten-74710954.html

http://mededelingen.over-blog.com/article-luc-pay-over-bart-mesotten-en-zijn-rari-nantes-52900169.html

Partager cet article
Repost0
30 octobre 2014 4 30 /10 /octobre /2014 18:17

 

Uitgave-van-Le-Monde.JPG

Louis-Ferdinand Céline

Voor mijn verjaardag heb ik me op een uitstap naar Poelkappele getrakteerd. In ’t Oud Gemeentehuis was er een bijeenkomst van enkele Céliniens, liefhebbers van de schrijver Louis-Ferdinand Céline (Louis Ferdinand Destouches 1894-1961) die ik in Mededelingen van het CDR reeds belichtte (1). In Poelkapelle werd Céline zwaar gewond en op 27 oktober 1914 afgevoerd.

Dit feit was dan ook de reden waarom de heer Leyn deze samenkomst had georganiseerd. Waar de wondere encyclopedie van Mededelingen soms toe kan leiden. Want via het bewuste artikel was hij me op het spoor gekomen. Bij een ‘boerestutte’ met Beauvoorde-paté of een pannenkoek met de nodige koppen koffie kwam het tot een levendig gesprek met de initiatiefnemer en Jean-Jacques Régibier, journalist bij France3 en de respectievelijke echtgenotes.

Van-l.naar-R-W.Leyn--Jean-Jacques-Regibier-met-echtgenote.JPG

Van l. naar r: W. Leyn, Jean-Jacques Régibier met echtgenote


On ne se fait pas payer pour avoir eu honte d’être un homme!


In zijn Trésors d’Enfance beschrijft Christian Signol (2) de walg van zijn grootvader die zijn pensioen als veteraan van de Grote Oorlog weigerde, een walg die vele oud-strijders met hem deelden. We spraken niet alleen over Célines gestileerde walg voor de mensheid maar ook over zijn bewondering voor François Rabelais (1483-1553), auteur van ‘Gargantua en Pantagruel’, een literair monument dat in de Franse volkstaal werd geschreven. Deze schrijver heeft in het Frans zijn sporen nagelaten (bijv. 'pantagruélique'). Tijdens mijn humaniora maakte ik er kennis mee. In navolging van Rabelais schreef Céline - alle andere Franse schrijvers vond hij maar niets - in de volkstaal waarbij hij volgens Jean-Jacques Régibier ook een eigen ‘argot’ (bargoens) hanteerde. Natuurlijk zijn de drie puntjes kenmerkend voor Céline, iets dat Houellebecq, wat mij betreft zijn literaire kleinzoon, door puntkomma’s verving.

Natuurlijk kwam Célines abject en virulent antisemitisme aan bod (cfr Bagatelles pourun massacre (1937), L’École des cadavres (1938) ). Volgens de heer Leyn is dit terug te voeren op de invloed van zijn vader en de affaire Dreyfus, het wijd verspreid antisemitisme in de jaren 30 in Frankrijk, bon-ton bij grote delen van de bevolking, het opportunisme van Céline: met zo een pamfletten viel veel geld te verdienen gezien het algemeen klimaat in Frankrijk. Mogelijk speelden een paar persoonlijke tegenvallers in het leven van Céline een rol waar Joden mee gemoeid kunnen zijn of waarvoor Céline hen alvast al dan niet terecht voor verantwoordelijk achtte. Céline was tegen alle kerken, zowel katholieke, christelijke, joodse, islamitische en vrijmetselaars, tegen de macht van partijen, vakbonden en drukkingsgroepen. ‘Een superindividualist met een arendsblik en scherpe pen. Tu l' aime ou tu ne l' aime pas’ aldus Leyn.

Le-Bulleten-Celinien.jpg

Le Bulletin Célinien

In de Franse taalwereld kan men een onderscheid maken tussen de man en zijn briljante pen. Céline wordt er nog steeds gelezen. In de reeks ‘Hors Série’ wijdde Le Monde een speciaal nummer aan hem (3) Maandelijks verschijnt Le Bulletin Célinien. Dit is 100 % Belgisch en het wordt verzorgd door de Brusselaar Marc Laudelout, die wordt erkend als één van de grote Céline-kenners (in Frankrijk).

Alle tricolorie ten spijt zijn we bij ons van de Franstalige cultuur door een soms lachwekkend Engelskiljonisme (Closing Time, As Sweet as it gets, Art Attacks enz ) bijna afgesneden, wat Rik Torfs eveneens betreurt (4): Le Soir en vooral La Libre Belgique hadden vroeger een groot aantal lezers in Vlaanderen. Dat opende hun wereld. Maar die tijd is voorbij…..Een gelijkaardig verschijnsel treft de literatuur in Vlaanderen. Dan heb ik het niet in de eerste plaats over Vlamingen die – vaak briljant – in het Frans schreven, zoals Emile Verhaeren of André Baillon. Maar wel over de Franstalige invloed die afgesloten is, waardoor wij net als Denen, Zweden en Nederlanders haast exclusief naar Angelsaksische voorbeelden kijken.

Toch nog even een pluim voor onze Noorderburen want het is de Nederlander E. Kummer die zich als vertaler en essayist veel met Céline heeft beziggehouden. Zijn conclusie: groot als schrijver, fout als mens. Céline, een geniale gek?

En binnenkort sla ik de hand aan enkele romans van Patrick Modiano, kersvers winnaar van de Nobelprijs Literatuur 2014.

Frank DE VOS


(1) http://mededelingen.over-blog.com/article-louis-ferdinand-celine-de-verbrande-110735093.html

(2) http://mededelingen.over-blog.com/article-christian-signol-120042154.html

(3) ‘Une vie, une œuvre. Céline entre génie et provocation’, Le Monde hors-série, 122p., ISBN : 978-2-36804-025-6 , 7,90 €

(4) http://www.demorgen.be/opinie/geef-kwaliteit-niet-op-omdat-ze-te-belgisch-is-a2103139/

Partager cet article
Repost0
28 octobre 2014 2 28 /10 /octobre /2014 15:59

 

Landtsheer.jpg

Patricia De Landtsheer

Zullen we samen schuilen? Een kleine jongen in Oradour  brengt het verhaal van Roger Godfrin, een jongen uit Oradour, die tijdens de Tweede Wereldoorlog weet te ontsnappen aan een vergeldingsactie van de Duitse bezetter. Op 10 juni 1944 wordt nagenoeg het hele dorp Oradour uitgemoord en in de as gelegd. De kleine Roger vlucht en probeert samen met zijn hond Bobby te overleven. De waargebeurde, hallucinante reis die deze jongen onderneemt om zichzelf in veiligheid te brengen, werd door Patricia De Landtsheer verwerkt tot een historische roman.

Zullen-we-samen-schuilen.jpg

De roman wordt gepresenteerd op vrijdag 31 oktober om 19 u in Theater aan de Stroom, Blanchefloerlaan 181/3 te 2050 Antwerpen. Aansluitend om 20u15, theatervoorstelling Oradour  van Steven De Lelie. Na de voorstelling is er gelegenheid om met de auteurs van boek en theatervoorstelling na te praten.

Patricia DE LANDTSHEER, Zullen we samen schuilen? Een kleine jongen in Oradour, Antwerpen, uitgeverij C. de Vries-Brouwers, 120 p., pb, 17,50 €. ISBN 978 90 5927 711 3

Partager cet article
Repost0
27 octobre 2014 1 27 /10 /octobre /2014 20:16

 

CornilleInterview.JPG

Patrick Cornillie (links) wordt geïnterviewd naar aanleiding van zijn bloemlezing (foto Bieke Cornillie)

Patrick Cornillie (° 1961) is behalve dichter, journalist, kenner van het wielrennen en schrijver ook bloemlezer. In het Nationaal Wielermuseum in Roeselare hield hij zaterdag De 100 mooiste wielergedichten uit de Vlaamse en de Nederlandse literatuur boven de doopvont. De 100 mooiste wielergedichten uit de Vlaamse en de Nederlandse literatuur bevat, de titel is wat dat aangaat duidelijk, honderd gedichten. Van 77 auteurs.

Daarvan werden Pieter Bakker, Jan Boerstoel, Huisdichter Cornelis, Freek de Jonge, Rick de Leeuw, Marco Houtschild, Jan Kal, Gerrit Komrij, Peter Nijmeijer, Ton Peters, John Schoorl, Peter Visser, Hans Warren, Jeroen Wielaert en Jan Zitman geboren benoorden de Moerdijk. 15 stuks dus. Hans Warren (° Borssele 1921 - † Goes 2001) is wel een beetje een twijfelgeval, omdat Zuid-Beveland technisch gesproken wel beneden de Grote Rivieren ligt maar Zeeland ontegenzeglijk meer bij Holland hoort dan Noord-Brabant en Limburg. Goed, laten we er dan 14 van maken.

Die verhouding geeft nog duidelijker aan hoezeer het wielrennen, De Koers, meer leeft in het zuiden dan in het noorden (waar zonder enige twijfel weer meer dichters hun inspiratie vinden bij het schaatsen). Oorspronkelijk was wielrennen een sport voor de ‘lagere klassen’. “De enkelen die geen jongens uit de lagere klassen waren, koersten stiekem onder pseudoniem, omdat ze niet wilden dat hun naam als gegoede burger in de sportuitslagen zou worden teruggevonden. Zoals Lucien Mazan, die als Lucien Petit-Breton de Tour won,” licht Cornillie toe. “Sinds elite en hoger opgeleiden mee gaan fietsen en supporteren dreigt het wielrennen het volkse karakter te verliezen. Al zit er toch ook een goeie kant aan de zaak. Veel meer dan vroeger verschijnt er tegenwoordig poëzie over wielrennen. Goeie poëzie. Omdat het in het wielrennen tenslotte evenzeer om de gang van de seizoenen, religie en emoties draait. Omdat de koers ook kunst kan zijn. Omdat het wielrennen is zoals het leven zelf. Dat hebben intussen de grootste dichters uit ons taalgebied begrepen.”

Sommige dichters (Paul Rigolle, Miel Vanstreels, Willie Verhegghe) schrijven al lang over (ook) De Koers. Van hen zijn dan ook terecht meerdere verzen opgenomen. En het zijn niet altijd mánnen die over deze sport schrijven. Patrick Cornillie nam ook werk op van Yella Arnouts, Fleur De Meyer, Reine De Pelseneer, Marleen De Smet, Christina Guirlande, Patricia Lasoen en Sylvie Marie. Bij de presentatie van het boek werd er alleen door mannelijke dichters voorgelezen, dat dan weer wel….

foto-Bieke-Cornillie.JPG

Tableau de la troupe na de voorstelling van de bloemlezing. Staand van links naar rechts Pieter Bakker, Philip Hoorne, Karel Declercq, Dirk Nachtergaele, Bert Bevers, Martin Carrette, Herman Laitem en Miel Vanstreels. Zittend van links naar rechts Albert Megens, Achilles Surinx, Jeroen Wielaert, Paul Rigolle, Guy Van Hoof en samensteller Patrick Cornillie. (foto Bieke Cornillie)

 

Daam NOPPE

 

De 100 mooiste wielergedichten uit de Vlaamse & de Nederlandse literatuur, samenstelling Patrick Cornillie, Uitgeverij Les Iles, Elzele, 2014, ISBN 978 9 491545 13 9, € 17,95

Partager cet article
Repost0
27 octobre 2014 1 27 /10 /octobre /2014 16:18

 

IngridKat.jpg

Ingrid Vander Veken

Er wordt wat gepubliceerd, dezer dagen.

Wie een beetje bekend is, een beetje geleefd heeft, een beetje beetje bekende mensen kent, en een beetje op plaatsen is geweest waar die mensen samenkomen, vindt al gauw dat hij of zij dat aan de wereld moet laten weten. Als u daar op had gehoopt, weet dan: wat hier aan de wereld wordt toevertrouwd is niet zo een boek, of misschien maar een heel, heel klein beetje. En als u Lucienne Stassaert een heel, heel klein beetje kent, zal u dat niet verwonderen.

 

Dit zijn de Souvenirs van een schrijfster die zich laat leiden door wat ze te zeggen heeft, en hoe zij dat wil zeggen. Niet door wat 'men' wil weten of hoe 'hapklaar' dat geserveerd moet worden. Niet in een naar de mode gepolijste stijl – strak en scorend, maar naar haar eigen poëtisch aanvoelen, haar eigen integriteit. Dat vergt durf, eerlijkheid en koppigheid, een grote vrijheid ook. En de bereidheid om daarvoor de prijs te betalen.

 

Bij Souvenirs hoort een ondertitel, 'aantekeningen in de loop van de tijd'. Maar de in dit boek beschreven tijd strekt zich veel verder uit dan de jaren waarin deze aantekeningen werden gemaakt, tussen pakweg 2011 en 2013. Hier is een vrouw aan het woord, die tegelijk haar mémoires schrijft en probeert te ontsnappen aan haar verleden. Waarom, word je duidelijk van bij de eerste, ongenadige bladzijden. Tussen bewaren en van je afschudden, het zal lastig roeien blijven met de pen.

 

Lucienne Stassaert gooit haar kaarten op tafel. Wat haar dwarszit, waar zij zich aan optrekt.

Reële of artistieke ontmoetingen die bepalend zijn geweest. Leonard Nolens, Marcel Van Maele, Dan van Severen, Ann Salens. Edvard Munch, Sylvia Plath, Charles Baudelaire, Emily Dickinson. Kijk, zo krijgt u toch nog wat bekende mensen bij elkaar.

Periodes ook, die om diverse redenen onvergetelijk waren. En dan staat in de auteur een archivaris op die het Algerije van de late jaren zeventig vastlegt, toen daar nog hoop was op een betere toekomst. Of de Antwerpse Zuiderdokken toen die nog niet versteend waren tot parkeerplaats. Dan lees je: 'Uit vissersboten vol wriemelende palingen verspreidde zich een geur van teer die als de zoute smaak van een nabije rivier in mijn papillen en neus bleef hangen.' Hoe mooi is dat!

 

Geschiedenis is niet wat er gebeurt, het is wat wij ons herinneren. Dit citaat vond ik onlangs in een ander boek, van Hilde Keteleer, en ik wil het hier graag aanvullen. In Souvenirs wordt de geschiedenis niet enkel herinnerd, ze wordt beleefd en herbeleefd dag na dag, ze wordt geduid al denkend en al lezend, al schilderend en al schrijvend.

 

'Als ezeltjes in een draaimolen die steeds dezelfde rondjes draaien: zo vat ik de obsessies op die me ’s nachts uit mijn slaap houden. […] Elk van die ezeltjes draagt een deel van mijn verleden op zijn rug. Een sleurt er met mijn kindertijd; een ander strompelt verder als de oude vrouw die ik ben. En er is steeds een ezeltje dat niet verder wil.'

 

Is het het verleden dat haar parten speelt? Of is het de toekomst?

 

Want daar valt niet aan te ontsnappen, en ze speelt er ook geen verstoppertje mee. Dit zijn de Souvenirs van een vrouw in haar wintertijd, misschien zelfs aan het einde daarvan. Een vrouw die, sinds ze elke vorm van seksualiteit heeft uitgesloten, zichzelf is gaan beschouwen als - aanhalingstekens - 'een ontslagen circusartiest.' Een vrouw in wie de tijd zijn klauwen heeft gezet en die daar geen geheim van maakt, er even onverbiddelijk over schrijft als over de littekens uit haar kindertijd. Die – en misschien is dat wel het meest onverbiddelijke – door die tikkende tijd ook haar schrijven zelf in een ander daglicht plaatst. Ik citeer.

 

'Ik moet nog wennen aan het geruststellende inzicht dat ik het recht heb om te leven, zonder dat meteen te moeten bewijzen met een creatieve daad. Dat wijzigt ook mijn verhouding met de tijd, sinds ik me heb voorgenomen niet vanzelf toe te geven aan het vermoeden dat ik nu echt niet lang meer zal leven. Op de achtergrond blijft er een houtworm tikken: meen je dat nu echt? Vergis je je niet?'

 

Geen creativiteit. Je kan het je van Lucienne Stassaert niet echt voorstellen. En dit boek helpt je daar ook niet bij, integendeel, de scheppingsdrang spat van de bladzijden. Ondanks de hak, die haar gezondheid haar menigvuldig zet. In weerwil van wat zij ervaart als een gebrek aan erkenning. Ze maant zich aan tot realisme: hoed je voor bitterheid, voed geen illusies meer.

Maar zou het kunnen dat die perceptie zelf een illusie is? 'Los van mijn dromen,schrijft Lucienne Stassaert, ervaar ik ook een steeds acuter besef dat de tijd pas bestaat als hij voorbij is. Dan, en niet “in het moment”, kan je zien wat hij aangericht heeft of in bloei gezet.'

In deze Souvenirs staat er behoorlijk wat in bloei. Een tentoonstelling in Antwerpen, een lezing op de Cranachexpo in Brussel, een Duitse en een Engelse vertaling van gedichten. Amper komt de presentatie van de dichtbundel Nabloei eraan of de auteur heeft al een titel klaar voor een nieuwe, nog onuitgegeven bundel. Inmiddels is er alweer een tentoonstelling geweest en mag ik u ook nog meegeven dat er weer een komt, op 3 april in het CC Zoersel. Niet meteen een kunstenares op haar retour, dacht ik zo.

 

Maar ik dacht al lezend nog veel anders. Hoe kwetsbaar een kunstenaarsziel altijd blijft. Hoe in een vrouw die artistieke lokroep steeds weer botst met die van het moederschap. Hoe haar dochters de gapende afgrond afschermen, hoe hun moeder woekert met haar krimpende tijd, hoe moedig zij haar toenemende zijnsangst probeert te doven. Om het met haar woorden te zeggen: 'Ik ben al jaren mijn eigen brandweerman.'

 

Soms laait die angst toch op. Maar als het schrijven dan niet wil, dan schildert ze wel. En als dat niet voldoet, overschildert ze wel. Met blauw, het blauw van de zee waar ze zo van houdt. En als dat klaar is, pakt ze haar ziekenhuiskoffer uit en herbegint. Met schilderen, met schrijven.

 

Zich lavend aan wat een kunstenaar voedt. Zeker geen 'nietszeggende babbelprogramma’s op televisie'. Liever het werk van medekunstenaars, zoals Samuel Becket die een ruimte oproept, voor haar 'losgekoppeld van zowel een gevoel van hoop als van een vermoeden van wanhoop.' Die wie weet, hoopt ze, 'helemaal aan het eind een mogelijkheid biedt om te ontsnappen aan de tijd.'

 

Zich lavend ook aan humor. Want die is er, zelfs in het zicht van de eindigheid. Als de politieke en financiële wereld op hol slaat door de beursgrillen, merkt Lucienne Stassaert laconiek op dat men misschien van kunstenaars kan leren wat het betekent te leven in een voortdurende toestand van onzekerheid. Als ze in een nachtmerrie belandt op het concertpodium als de pianiste die ze had moeten worden, en het zweet op haar zwartsatijnen avondjurk druppelt, staat ze recht, loopt naar de rand van het podium en roept: 'Ik schrijf nu!'. En ja, ze zou na haar dood graag uitgestrooid worden op zee, maar daar moet dan wel een crematie aan voorafgaan en die schrikt haar af. 'Ik brand nu al zo traag op!'.

 

Zich lavend, last but not least, aan haar trouwe metgezellen, de katten. Als haar geliefde poes Loepsie sterft, is Lucienne aangerand door verdriet, vindt ze nergens rust. Maar omdat zij een schrijfster is, levert dat finale afscheid van de ontroerendste bladzijden op uit het hele boek. En een nieuw inzicht ook: voor het eerst moet ze de onverbiddelijkheid van de dood aanvaarden.

 

Gelukkig is een einde soms ook een nieuw begin. Souvenirs stopt als de auteur zich klaarmaakt om te vertrekken uit Antwerpen, omdat ze niet langer in haar huis kan blijven. Les jeux sont faits, rien ne va plus. Laat u echter niet misleiden.

Uiteindelijk is Lucienne in Antwerpen gebleven, en is er een nieuwe kat en er zijn – jawel! – reeds nieuwe souvenirs. En als toch die hoogst onwaarschijnlijke dag zou komen waarop de woorden als parels tussen haar vingers zouden glijden, dan wacht Lucienne de zee als laatste toetssteen.

'En, schrijft ze, zoals je je de smaak van de eerste tongkus herinnert, zou ik opnieuw even geloven dat het leven niet volkomen zinloos is en de zinloze momenten wegsturen als een verschrikt paard dat in de duinen op zoek is naar zijn meester.'

Wat kun je daar nog aan toevoegen?

Ingrid VANDER VEKEN

StassaertSouvenirs

Lucienne STASSAERT, Souvenirs, Leuven, Uitgeverij P, 2014, 142 p., 19,95 €

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche