Lukas De Vos
Het zal mijn tijd wel doen. Maar intussen. Intussen is een sekte schriftgeleerden gesopt in bijbelse tragiek. Ze hebben hun kleren verscheurd (horribile visu), as over hun hoofd gestrooid, godslastering gekreten, Sodom en Gomorra in helse kleuren voorgespiegeld. En vooral hun portemonnee verkrampt dichtgeknepen voor de apocalyptische tijden die eraan komen.
De Heilige Polis is vergeefs ter hulp geroepen, de bidmolentjes draaiden onstuitbaar in de rondte, en o wee, de schriftgeleerden bonden zich zowaar een zwart lint om. Niet om de buik, judo is verre van hun beslommering. Wel om de linkerarm (de meesten zijn rechtshandig). Als dat geen krachtig sienjaal is, zoals Paul Van Ostaijen in tijden van olim nog onbeschroomd uitstiet.
De oppersadduceeër Joost Vandecasteele – kranig omringd door fascesdragers als Jeroen Theunissen, Ivo Victoria, Geertrui Daem, Marc Reugebrink, Bart Van Loo en tutti quanti – riep meteen om Barrabas. “Ik word niet graag als een idioot behandeld. Dat is wat nu gebeurt”. De inzet was dan ook mateloos groot. De Bezige Bij Antwerpen, het vlaggenschip van de uitgevers altegader, sinds Plantijn en Moretus nooit gezien aan de Schelde, wordt ruw uit zijn natte droom gerukt, en wederom “door zijn ouwe moer onder de rokken getrokken”, zoals de niet onverdachte evangelist Marnix Peeters van het metropolitaans bijhuis zelve schreef.
Kwade genius zijn uiteraard Annas en Kajafas, het yin-yang koppel Marianne De Baere van Manteau (de sokkel) en Peter Quaghebeur (de manager van WPG). Argeloos vroeg ik hen: wat is er toch aan het (Antwerpse) handje ? Ze draaiden niet rond de pot. “We maken verlies, en geen klein beetje ook. Dan moet je ingrijpen”. Zoveel nuchterheid dreef mij tot overmoed. “Is het Huis WPG eigenlijk niet overmatig groot geworden ? Vorig jaar werden bastaardjes als De Arbeiderspers, Athenaeum-Polak, Nijgh & Van Ditmar, en Van Gennep al afgestoten, pardon, ‘verzelfstandigd’ ?” Quaghebeur onverstoorbaar: “Niet de uitgeverij is te groot, de markt is te klein”. Daar stond ik even paf van. Vooral toen bleek dat ze de eigen auteurs “niet persoonlijk hebben kunnen inlichten”. Ja, in een wereld zonder iPhone, Smartphone, gsm, twitter, email, facebook, briefpost, en biechtvaders ligt dat inderdaad moeilijk.
Toch zie ik daar farizeeërsgeslepenheid in. Vroegen zij niet aan de Heer: “Mogen wij belasting betalen aan de bezetter ?” Het antwoord is gekend. Geef aan de Keizersgracht wat de Keizersgracht toekomt. En bij gebrek daaraan aan de Van Miereveldstraat. Egards. Bewieroking. Onderdanigheid. En geld. Veel geld. Daarom glibberen ze overal tussen, die Hollanders. Oliver Cromwell zei het al: “De duivel schijt Hollanders”. Gelijk had hij. Want de navel van de wereld, dat is de polder. Of de gracht. Of de sloot. De volkstribuun van die zelfgenoegzaamheid is Jeroen Vullings, “letterkundig bespreker” bij ’s Heren Genade. Uit het gehucht Amsterdam. Schrijft voor Vrij Nederland, een blaadje uit dat gehucht. Oreert hij, in bedenkelijk Nederlands, in De Morgen: “Is het nou zo’n ramp, die integratie van Vlaamse schrijvers in Amsterdam ? (…) Bij De Bij Amsterdam vonden ‘A-Auteurs’ onderdak (goedverkopend in Nederland). (…) De rest kon terecht in Antwerpen. (…) Natuurlijk, de survival of the fittest regeert in Nederland. Momenteel woedt meer dan ooit de rentrée littéraire” (aan de uitspraak van het Frans durf je niet te denken).
Die bedillerige eigendunk. Want “als je in Rome kunt rijden, dan kun je overal rijden”. Dat kent het verschil niet tussen Rome en Zeddam. Dat citeert Caesar zonder zijn uitspraken te kennen (“Malo hic primus quam Romae secundus esse” – ik zal het maar niet vertalen, want de oertaal van het Frans is het boerenlatijn, en zoals Rudy Soetewey zei: “In mijn satirische roman 2007 wou ik absoluut voor mijn lezers in het Noorden enkele Franse citaten behouden – om ze doen aan te voelen wat het is dat je bazen je taal niet spreken; zeiden ze: kan er geen voetnoot bij ?”) Dat wentelt zich in zelfbewieroking van domineeswellust: “Nederlanders hebben anders dan Belgen goddank geen last van de eigen-auteurs-eerst-keuze”. Mijn vriend Stefan Hertmans krijgt effektief de AKO-LIteratuurpijs. Uit het wanbesef dat hun eigen Heimatliteratuur niet eens aan de enkels raakt van letterkundig vernuft. Goddank nog aan toe.
Dat Vlamingen (sinds wanneer ze als ‘Belgen’ omschreven worden zal wel het gevolg zijn van de laatste edities van Van Dale) een knechtenkompleks hebben, daar bestaat geen gerede twijfel over. Maar dat ze niet kunnen vertellen, geen verbeelding hebben, en de moralisering niet kunnen uitbannen, dat zijn fabeltjes van minbespraakten. Dat ze geen wonderlijke uitgeverijen hebben, nog erger. P, Mens & Kultuur, Clavis, Garant, Epo, Vrijdag, grootschaligheid is nog nooit de waarborg geweest voor kwaliteit, alleen voor massaverkoop. A-Auteurs, komt dat zien ! Bilderdijk, Adama van Scheltema, Van Oudshoorn, Biesheuvel, ’t Hart, Grunberg, Mulisch. De fanfare van honger en dorst. Zoals Reve al schreef: “Het werk van Mulisch, da’s al Vullings. Het werk van Reve, da’s pas leven”. Je zou hem nog gaan geloven ook. Die bedeesde inwijkeling.
Lukas DE VOS