Luc Boudens (1960) publiceerde de verhalenbundels Vrijdag, visdag(1986) en De tiende provincie(1987) en de romans Het zijn lange dagen (1989), Het lijden van de jonge Werner(1990), Wie legt er mee patience? (1991) en Gesloten wegens familieomstandigheden (1992).
Bij Dedalus verscheen de dichtbundel Wie legt er mee patience? (1990). Boudens gaf er echter de voorkeur aan zijn poëzie voornamelijk in beperkte, bibliofiele edities te publiceren. De Carbolineum Pers te Wildert, eenmansproject van Boris Rousseuw, publiceerde drie bundels van Boudens: Op een kameel gezeten (1989), Vrienden voor het leven. Een zwanezang (1992) en Laat maar waaien (1997), alle met de hand gezet en met de handpers gedrukt en geïllustreerd door de dichter.
Naast zijn literair werk concentreeerde Luc Boudens zich een aantal jaren voornamelijk op zijn beeldend werk: schilderijen, tekeningen, lino's en tapings, die hij met succes exposeerde. Hij publiceerde twee bundels lino's in een oplage van 26 exemplaren: De Zeemeerman en zeven anderen (Carbolineum Pers, 1989) en Sites (Djemma, 2004, met een nawoord van Henri-Floris Jespers, 'In kaart gebracht').
In december 2009 verscheen bij Carbolineum Pers, in een oplage van 60 exemplaren, de dichtbundel Betere tijden lachen ons toe. Op ZuiderZinnen dook Luc Boudens (die naar het einde van de jaren 80 en het begin van de jaren 90 vaak op de planken kwam in Vlaanderen en Nederland) weer op en las niet alleen uit zijn nieuwe bundel, maar ook een onuitgegeven gedicht dat hier als primeur gepubliceerd wordt.
Tour d'horizon
Je wilt graag geloven
dat het allemaal ooit terugkeert:
de ademloze nachten
waarop je met je geliefde
buiten jezelf trad.
De sprankelende avonden vol waarheid
en memorabele ideeën.
De onbekommerde
vakanties aan de Adriatische kust.
De dammetjes die je bouwde
op een flutriviertje diep in de Ardennen.
De desolate wandelingen
met je opgewekte hond.
De genadige geur van wijnen
waarin je warm thuis kon komen.
De puber in de officiersmess
in gesprek met een kolonel van de genie.
De spelletjes poker.
De seconden van onversneden geluk.
De kraakwitte kelners met hun epauletten.
Het gegraveerde tafelzilver.
De perfecte lepels.
Je eerste Italiaanse schoenen.
De roodfluwelen banken in de bar.
De knusse temperatuur
van de gesprekken.
De vrienden en de doden.
De mercandijs
en de meesterlijke Lancia Flavia.
De lucide grootmoeder.
De extravagante grootmoeder.
De whisky-nachten in de keuken
van de Marialei waar de katten draaien
rond een enkel peertje licht.
De gaten in je hoofd
na een maand ontbijten op Bloody Maries.
De lessen Latijn en Grieks
van meneer Belon.
Het klaslokaal als een blindedarm
aan de schoolgangen.
De slapeloze nachten
op het veldbed
naast je eerste onbeantwoorde liefde.
De geschifte ritten over de E40
richting Gent.
De partijtjes tennis.
De tapdansende katers.
De ademloosheid van je adolescentie.
De flikkerende open haard in je balzaal
waar je hartje stad
jankte en danste
en angst vrat
en stierf.
De geborgenheid
van een doodlopende straat.
Je visioenen toen je vastzat
achter groen glas.
De pijnlijke farces.
De gesmoorde sigaren.
De aangespoelde idioten.
Je onwetendheid.
Het stuitende proletariaat
van Café Belvédère.
De nacht die je gratis
en verpletterend
geschonken
werd door de jonge man die je aanbad.
De Studebaker van grootvader.
De negers die je achternaliep op Pigalle.
De française die in La Rhumerie
door jouw verbale inbreng
van haar barkruk schoot.
De tronies.
De vrienden die je bleven vinden.
De kunstdiefstallen in restaurants.
De opera’s
je komedies en je scènes.
De vlugge nummers in een roes.
De zeiltochten met de Flamboyant.
De geurige zomers op Le Mousseau.
De pogingen
allerhande pogingen.
Je nachtelijk verdwalen in Amsterdam.
Nu en dan een zwezerikje.
Het gevaarlijk staan
dansen op tafels
in gevaarlijk gezelschap
op een gevaarlijk uur
in een gevaarlijke buurt.
Het snakken.
De maskers.
Je raids op het casino van Knokke.
Je nukken
en je mokken.
Je desolaatheid.
Een boottocht door de
rode haven van Hamburg.
De dolle tuinfeestjes.
De geschifte vernissages.
Het oorverdovend verdriet.
De avonden op een gonzend terras.
Een corrida in Madrid.
Je eerste knutselwerkje.
Je waanzin toen je vastzat
achter groen glas.
Een correct gebakken tong.
Onder een schetterende zon
blakend van geluk
en voorspoed
en belofte
rennen
over het strand
bij Ravenna.
Je wilt graag geloven
dat het ooit allemaal terugkeert.
Bevroren aarde.
Wegschietend wild.
De jeugdige avonden
rond het schaakbord.
Rokend.
Drinkend.
De boeken de boeken.
Je nachtjes bij het ledervolkje.
De wandelingen in het woud
met je vastberaden vader.
Je vreugde om een scheet in een fles.
Het overrompeld liggen kijken
naar je slapende geliefde.
Het dwalen door de straten.
Je zotte verliefdheden.
Je neigingen
allerlei neigingen.
Je frisse biertjes.
De stille winterdaken
met roerloze anaconda’s
van sneeuw.
Je eenkennigheid
je eerste bladzijden.
en je eerste zijden das.
Je kilte
je hitte.
Je mythes.
De kus van de juffrouw
en de bank vooruit.
Je toewijding.
Je ijlte
je diepte.
Je zoeken
je boeken.
Je gelooft dat het allemaal
ooit terugkeert.
Maar dat geloof je beter niet
want ik zeg het één keer en geen twee:
ik heb de zon zien zakken in de zee.
(HFJ)
Luc BOUDENS, Betere tijden lachen ons toe, Wildert, Carbolineum Pers, 69 p., 150 €.
De tekst werd in de herst van 2009 met de hand gezet uit de Goudy Old Style en met de handpers gedrukt op geschept Gampi papier. De tekeningen van Luc Boudens zijn eveneens met de handpers afgedrukt. De oplage blijft beperkt tot zestig ingenaaide en gesigneerde exemplaren, genummerd van 1 tot 60.