Overblog
Editer l'article Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
27 juin 2011 1 27 /06 /juin /2011 02:49

 

EtienneVermeersch.jpg

Etienne Vermeersch

In dit gezelschap is het allicht passend mijn dankwoord te laten aanvangen met een lezing uit de H. Schrift. De keuze viel op het boek Wijsheid van Salomo, soms ook Boek der Wijsheid genoemd.

Ik lees voor uit het tweede hoofdstuk,

de verzen 1 tot 9.

Kort is ons leven en vol verdriet,er is geen remedie als de mens doodgaat, en het is nooit vertoond dat iemand uit de onderwereld terugkwam. Wij zijn maar toevallig ontstaan en later zullen wij zijn als waren we er nooit geweest, want damp is de adem in onze neus en het denken is een vonk die springt bij het kloppen van ons hart.

Is zij uitgedoofd, dan vergaat het lichaam tot as en de geest vervliegt als ijle lucht. Onze naam wordt op den duur vergeten en niemand denkt dan nog aan wat wij gedaan hebben. Ons leven gaat voorbij als de laatste sporen van een wolk, het lost zich op als een nevel, die verdreven wordt door de stralen van de zon en bezwijkt voor haar gloed. Een vluchtige schaduw zijn onze dagen en ons einde is onherroepelijk, want het is bezegeld en niemand keert terug.

Vooruit dan, laten wij genieten van het goede dat we hebben en maar meteen van het geschapene profiteren nu wij nog jong genoeg zijn. Laten wij ons te goed doen aan kostelijke wijn en aan parfums en laat geen lentebloesem ons ontgaan. Laten wij ons bekransen met rozenknoppen, voordat ze verwelken. Geen feestwei mag verstoken blijven van ons plezier. Overal willen wij tekenen achterlaten van onze vrolijkheid, want dat is ons deel en dat is ons lot.

Ik moet er wel attent op maken dat deze passus in het boek ‘Wijsheid van Salomo’ wordt ingeleid met de woorden: 'Ze dwaalden toen ze onder elkander zeiden…'

*

Hoewel ik de aldus gewraakte tekst toch in grote lijnen aannemelijk vind, strookt de hedonistische levensvisie die erin tot uiting komt, niet volledig met de doeleinden die ik in mijn leven heb willen realiseren. De hèdonè,de lust of het plezier, heeft altijd wel een plaats gevonden onder de dingen die ik waardeerde, maar toch was mijn grootste passie gericht op het streven naar kennis en inzicht, op de zoektocht naar waarheid.

Hiermee bedoel ik niet ‘de’ waarheid, want een totaal adequaat beeld van de werkelijkheid zullen we nooit bereiken, maar het is toch een mooi ideaal dat telkens weer dichter en dichter te benaderen. Bovendien heeft die zoektocht niet alleen betrekking op een toenemend inzicht in de feitelijke toestand der dingen, maar ook op de vraag hoe we een maatschappij kunnen ordenen die het welzijn van de mensen maximaal realiseert.

Hoe we die doeleinden moeten nastreven, welke methodes we te volgen hebben, ligt, zoals men weet niet voor de hand. De wetenschapsfilosofie heeft ons reeds heel wat geleerd over de misstappen die we hierbij kunnen begaan. Maar ook het mededelen van de resultaten van het onderzoek is niet probleemloos. Vooral inzake maatschappelijk relevante problemen stuiten we hierbij vaak op heel wat weerstand. Hierover zou ik een aantal bedenkingen met u willen delen.

*

Eén van de Bijbelpassussen die Bertrand Russell volgens zijn autobiografie zijn hele leven door gekoesterd heeft, is de aanmaning in Exodus 32, 2 : 'thou shalt not do evil, following amultitude' : 'gij zult een menigte niet volgen in het kwaad'.

Alle verhoudingen in acht genomen, meen ik toch iets met Russell gemeen te hebben. Ook voor mij geldt dat ik mijn leven lang gepoogd heb het ware en het goede te zoeken op het gebied van kennis, ethiek en maatschappijordening. En ook al was het niet zozeer de bekoring van de menigte die voor mij problemen stelde; toch was er ook dat besef soms heel alleen te staan. Dat kwam bij mij vooral tot uiting in de ontmoeting met mensen die dezelfde doelen leken na te streven en toch tot andere conclusies kwamen.

Sinds mijn vroege kinderjaren was het voor mij een bevreemdende en vaak ook pijnlijke vaststelling te moeten ervaren dat mensen die ik als eerlijk en intelligent beschouwde, toch op allerlei gebieden van mening verschilden.

Ook binnen het levensbeschouwelijk milieu waarin ik opgroeide, het katholiek Vlaamse, waren de tegenstellingen al legio. In mijn familie waren er zwarten en witten, diepgelovigen en meer geseculariseerden. Aan de ene kant had ik een tante nonneke die moeder-overste was en aan de andere kant een neef die als paardendief achter de tralies vloog.

Naarmate ik opgroeide, kregen die tegenstellingen een meer intellectueel karakter: wat was de waarheid inzake de oorsprong van de werkelijkheid, inzake het ontstaan en de evolutie van het leven en inzake de zin van het bestaan? Op het godsdienstige vlak was ik geïntrigeerd door de onontkoombaarheid van de predestinatieleer van Augustinus. De nogal vroege lectuur van Dostojevski confronteerde mij met de figuur van de Groot-Inquisiteur in de Gebroeders Karamazov die, op ethisch-politieke gronden, Jezus in de gevangenis gooit, en ook de tegenstelling tussen Aljosha en Iwan versterkte mijn gevoeligheid voor die moeilijke zoektocht naar de juiste levens- en wereldbeschouwing.

En dan was er het contact met Walschap; vooral met zijn Zuster Virgilia, dat mijn tot dan toe onaangetast geloof aan het wankelen bracht. Ik was toen een goeie 17 jaar oud en vanaf die tijd wist ik dat ik niet meer op het gezag van anderen kon steunen: ik zou mijn weg naar het ware en het goede, zelf moeten zoeken. Toch was er één houvast waaraan ik onwrikbaar trouw bleef: van waarden zoals goedheid, vriendschap, liefde, rechtvaardigheid, kon ik geen afstand doen, maar zonder God kon ik er ook geen fundament meer voor vinden. Onder de invloed van de lectuur van existentialistische teksten, zag ik toen de oplossing in een blinde sprong naar God; wat tevens, paradoxaal genoeg, terug een sprong naar het dogma was. Maar de kiem van de twijfel was niet meer uit te roeien en zo kwam ik er vijf jaar later toe elke bevoogding van het denken af te zweren en stap voor stap in de richting te gaan van wat we vrijzinnigheid noemen: het vrije denken.

Dat was echter geen orgelpunt; eerder het begin van een tocht die nog altijd niet beëindigd is en slechts bij mijn dood een afsluiting zal vinden.

Toch heb ik intussen al een lange weg afgelegd in de confrontatie met een brede waaier van wetenschappelijke, wijsgerige, ethische en maatschappelijke problemen. En daarvoor heeft men mij nu de Prijs Vrijzinnig Humanisme toegekend.

*

Wanneer ik vaststel wie mij in deze Prijs is voorgegaan, dan kan ik alleen maar vereerd en dankbaar zijn. Sommigen onder hen heb ik goed gekend, anderen wat minder, maar allen hebben hem eer aangedaan.

Heel in het bijzonder ben ik er blij om dat twee mensen die in mijn ontwaken in de vrijzinnigheid een belangrijke rol hebben gespeeld, dit eerbetoon mochten ontvangen: Leo Apostel en Jaap Kruithof.

Ik hecht er dus aan de Humanistisch Vrijzinnige  Vereniging en al degenen die gemeend hebben dat ik voor deze eer in aanmerking kwam, van harte te danken.

Al heel lang ben ik van de gedachte aan een eeuwige beloning afgestapt, en ik heb ook niet geleefd in de verwachting zo’n aardse prijs te krijgen. Immers: 'niet in het snijden van de padi is de vreugde' zegt Multatuli 'de vreugde is in het snijden van de padi die men geplant heeft'. Het reizen zelf, geeft meestal meer bevrediging dan de eindbestemming van een reis. Maar we zijn allemaal, zolang we niet in grootheidswaan leven, enigszins onzeker over de waarde van onze keuzes en daden. Daarom kan de waardering van anderen, als steun en aanmoediging, heel welkom zijn.

*

Sta mij toe op dat punt iets dieper in te gaan. Ik begon mijn uiteenzetting met Russells verwijzing naar 'gij zult een menigte niet volgen in het kwaad'. De reden waarom ook ik dat Bijbelwoord koester, heeft te maken met het feit dat ik heel vaak in mijn pogingen tot vrij denken tegen de ene of andere stroom heb moeten inroeien. Soms had ik de aloude tegenstanders tegen mij, maar nu en dan ook vroegere medestanders.

Mijn hameren op de Kriminalgeschichte van het Christendom werd vaak afgedaan als een uiting van rancune over mijn verleden, en mijn huidige kritiek op de Islam wordt als bekrompen onwetendheid en islamophobie geduid, en dit in uiteenlopende kringen. Zo heb nu eens vriend, dan weer vijand tegen mij in het harnas gejaagd in diverse polemieken:

  • bij mijn argumentatie tegen het bestaan van de god van de Tenach, het Nieuw Testament en de Koran;

  • bij mijn aanvallen op de pseudo-wetenschappen en vooral de alternatieve geneeswijzen, zoals homeopathie;

  • bij mijn strijd tegen de Orde van de Geneesheren en voor patiëntenrechten;

  • in het debat over kruisbeelden in de rechtbanken en nu over godsdienstige symbolen in scholen en overheidsinstellingen;

  • bij mijn radicaal afwijzen eertijds van het Sovjet-communisme en de Chinese culturele revolutie;

  • bij mijn ijveren voor de contraceptie- abortus- en euthanasiewetgeving;

  • bij mijn waarschuwingen voor de bevolkingsexplosie;

  • bij mijn studie over de berging van kernafval;

  • bij mijn standpunten inzake experimenten op embryo’s;

  • bij het verdedigen van de SP na de Agusta-crisis;

  • bij het aantonen van de misvattingen inzake de multiculturele samenleving;

  • bij het bewijzen van de neonazi oorsprong van het Vlaams Blok;

  • bij het verdedigen van de eerste Golfoorlog en het veroordelen van de tweede Golfoorlog;

  • bij het ontwerpen van Richtlijnen voor het repatriëren van asielzoekers;

  • bij de verdediging van de standpunten van het Vlaams parlement via de Gravensteengroep, enz. enz.

Zoals de voorbeelden ten overvloede duidelijk maken, kwamen de aanvallen niet altijd uit dezelfde hoek.

Toen ik bij een verkiezingsuitzending op de TV het neonazi verleden van het Vlaams Blok ter sprake bracht, kreeg ik een massa scheldwoorden over mij, maar ook veel instemming bij allochtonen. Maar toen ik het probleem van de godsdienstige symbolen en de hoofddoek eveneens op de TV naar voren bracht, waren de reacties natuurlijk omgekeerd.

Na mijn aanvallen op het Christendom schrok men niet terug voor het dreigement voor mij te zullen bidden. Toen ik het later over de Islam had, waren de reacties ook niet mals: van gebeden bleef ik gespaard, maar er waren wel doodsbedreigingen. En zo kan ik nog een tijdje doorgaan.

*

Ik heb me soms afgevraagd waarom ik dat eigenlijk doe: het is zoveel gemakkelijker je eens en voorgoed bij de ideeën van een bepaalde groep aan te sluiten en die in grote lijnen te volgen. Maar sinds ik het pad van de vrijzinnigheid, het vrije denken, gekozen heb, voel ik me ook verplicht ieder belangrijk probleem zelfstandig te onderzoeken en de conclusies van mijn autonoom denken oprecht mede te delen.

Mijn meningen kunnen natuurlijk fout zijn, maar ze zijn wel het resultaat van een eerlijke poging tot inzicht.

Zodra ik tot een doordacht besluit gekomen ben, zeg ik: 'Hier stehe ich, ich kann nicht anders'. Je verliest dan wel medestanders en soms zelfs vrienden aan uiteenlopende zijden.

Zo zijn sommigen momenteel niet alleen radicaal tegen de islam, maar ook radicaal vóór de politiek van Israël.

Anderen verzetten zich tegen Israël en vergoelijken of minimaliseren dan weer de nefaste impact van Hamas. Ik kan noch het één noch het ander. Ik heb ingezien dat aan de Palestijnen onrecht is aangedaan en dat zij dus mijn steun verdienen, maar dat belet mij niet de islamitische en antisemitische ontsporingen aan de kaak te stellen.

Toen men mij vroeg het voorzitterschap waar te nemen van het eerste colloquium tussen progressieve Palestijnen en Israëli’s de Golfoorlog van 1990-91, heb ik dat aanvaard. Die opdracht bood mij de mogelijkheid om mijn rationeel denken en mijn emotionele betrokkenheid in dienst te stellen van authentieke pogingen tot vrede. Maar weer stond ik voor die pijnlijke vaststelling dat mensen van wie ik het oprechte streven naar het ware en het goede niet kon loochenen, het zo moeilijk hadden om de gevoeligheden van de anderen te begrijpen.

*

Dergelijke ervaringen van vereenzaming en soms van twijfel, heb ik meermalen gehad: de pijnlijkste was wel de confrontatie met het leed van mensen die na een afgewezen asielaanvraag het land moeten verlaten. In ieder afzonderlijk geval raakt je gemoed vol en zou je de uitwijzing willen stopzetten; maar je weet dat die houding geëxtrapoleerd op populatieschaal, ons sociaal systeem totaal zou ontwrichten.

Op die momenten dacht ik er soms aan dat ik mijn wetenschappelijke loopbaan was begonnen in de Klassieke Filologie met een studie over de dood, de doden en de Onderwereld in de Griekse tragedie. Een boeiend onderwerp... Ik dacht ook aan het begin van mijn filosofisch onderzoek over de betekenis van de informatietheorie, de cybernetica en de elektronische breinen, voor de studie van de mens.

Zou ik er niet beter aan gedaan hebben vooral in die richtingen te werken en te publiceren en een rustige academische loopbaan uit te bouwen? Maar dan denk ik weer aan de stimulans die Leo Apostel, Jaap Kruithof en Hugo Van den Enden mij gegeven hebben om ook de andere, meer maatschappelijke, roeping van de filosoof te volgen.

Ik denk ook dat de slotzin van Van Eedens Kleine Johannes, die mij in mijn jeugd zo ontroerd heeft, mij nu en dan wakker zou geschud hebben:

Toen wendde Johannes langzaam het oog van Windekind's wenkende gestalte af en strekte de handen naar den ernstigen mensch. En met zijnen begeleider ging hij den killen nachtwind tegemoet, den zwaren weg naar de groote, duistere stad, waar de menschheid was en haar weedom.

Etienne VERMEERSCH

Partager cet article
Repost0

commentaires

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche