Zowat een half jaar geleden is Stefan Hertmans met zijn roman Oorlog en terpentijnnipt ontkomen aan de Gouden Boekenuil. Dat fel gegeerde beest ging toen nestelen in een van de hoge torens van het noorden, bij Joost de Vries. Ofschoon ik dezes bekroonde werk, De republiek, niet gelezen heb, neem ik op gezag van de juryaan dat ook dát wel een sterke roman zal zijn. Toch lijkt me een prijs die toegekend wordt door een vakjury, hoe getiteld de leden ook mogen zijn, nog altijd minder beduidend en minder belangrijk dan een publieksprijs, waarover 100 willekeurige lezers beslissen. Afgezien van het financiële plaatje natuurlijk. Want tegenover de 25 000 euro én een kunstwerk van Philip Aguirre, die aan de vakkundige bekroning kleven, bedraagt de prijs van de lezersjury amper één tiende. En dát is het wat Hertmans in april in ontvangst mocht nemen voor zijn Oorlog en terpentijn: 2 500 euro en… een pen van Montblanc.
Maar niet getreurd. Naast de Boekenuil zijn er nog andere superhoge loten te winnen: de Librisprijs ter waarde van 65 000 euro en de AKO-prijs van 50 000 euro plus een beeld van Eugène Peters. Helaas, ook de Librisprijs zag de reeds geshortliste Hertmans aan zijn keurig gestileerde, maar toch al grijzende baardje voorbijgaan: ditmaal gaf de juryde voorkeur aan La Superba van Ilja Leonard Pfeijffer, die "met de lezer een superieur spel van werkelijkheid en literaire verbeelding" heet te spelen Maar alle goede dingen bestaan uit drie, zegden onze vroede vaderen al, en zie, de laatste grote pot heeft Stefan nu toch mogen leegmaken.
En terecht. Een legitiemere bekroning had de juryniet kunnen bedenken. De roman is, zoals iedereen al weet, een op dagboeken gebaseerde hommage aan Hertmans' grootvader, wiens leven getekend werd door zijn armoedige kinderjaren in het Gent rond 1900 (deel 1), door de vreselijke ervaringen als frontsoldaat in de Eerste Wereldoorlog (deel 2) en door een jonggestorven grote liefde (deel 3). In dat leven speelt de schilderkunst ("terpentijn") een kapitale rol: voor frontsoldaat en amateurschilder Urbain Joseph Emile Martien is het een troost en een houvast bij het verwerken van alle ellende en verdriet die hij heeft doorgemaakt.
Ik aarzel niet om het te zeggen: Oorlog en terpentijn is geschreven in een zo sublieme stijl als ik nog in geen enkele Nederlandstalige roman heb mogen ervaren. De originele beelden wervelen je zo om de oren, het sierlijke ritme voert je mee zonder haperen of hotsen, de sprankelende taalvondsten spatten uiteen. Al even bewonderenswaardig is de kundigheidwaarmee de auteur de ontzaglijke hoeveelheid feiten en gegevens tot een sterke, aldoor zwierige structurele eenheid heeft weten te bundelen en de thema's oorlog, liefde en kunst in balans heeft weten te brengen. In het inpassen van de kleine geschiedenis van het kwetsbare individu in het grote tijdsbeeld, of zal ik zeggen: in het 'om'passen van de grote geschiedenis om het kleine mensbeeld, toont Hertmans zich al evenzeer een grootmeester.
Het boek, dat nu al de status van 'klassieker' heeft verworven, steekt met kop en schouders uit boven menig tot een of andere shortlist opgetilde of als klassiek bestempelde Vlaamse roman. Alle superlatieven die erover geformuleerd werden, beaam ik volmondig. 'Fantastische beschrijvingen', 'eerbiedige sfeer', 'beheerste techniek', jaja, het is er allemaal. Evenzeer als 'authentiek', 'aangrijpend', 'fascinerend', 'vlot leesbaar'. Niet alleen door het boeiende verhaal wordt de lezer meegesleept, maar ook door de briljante taal die zo soepel en spontaan verloopt dat de lectuur onontkoombaar de adem van het boek gaat overnemen. En, wat zelden gebeurt in een roman, Hertmans beschrijft de scènes zo zintuiglijk dat de lezer erbij is, ernaast staat, eraan deelneemt en zelf alles smaakt, voelt, hoort, ziet, ruikt.
Ja, zo schitterend is alles dat de glans die over de ellende en gruwel wordt gelegd, aan de werkelijkheid bijna iets onwezenlijks geeft.En juist dat wekt mijn verwondering op: buiten Arnon Grunberg (NRC, 28.03.14)heeft geen enkele jurylezer of criticus zich enige vraag gesteld nopens de morele implicaties daarvan. Een van de lezersjuryleden, ene Marleen Claes, reikt nochtans het probleem aan wanneer ze schrijft: "Mijn allergrootste waardering om uit zoveel ellende en modder een schitterende diamant te toveren".
Deze zinsnede plaatst ons midden in de problematiek 'ethica versus esthetica'. Het is ook hierop dat het betwiste artikel van Arnon Grunberg omtrent het feit of we al dan niet met een falsificatie te maken hebben, grotendeels berust. Zijn bewering dat Oorlog en terpentijn "literair pas werkelijk interessant wordt als we de theorie hanteren dat we met een vervalsing te maken hebben", gaat uit van de overtuiging dat wie geweld esthetiseert – in dit geval dat van WOI –, het gevaar loopt dat geweld te verheerlijken. "Stel dat Hertmans de dagboeken van zijn grootvader zelf verzonnen heeft," presumeert Grunberg, "dan is dat probleem op geniale wijze omzeild. () Door te doen alsof hij slechts de indrukken van een ooggetuige kopieert, kan Hertmans het obscene tonen zonder zelf obsceen te worden."
De redenering van Grunberg, dat de esthetisering van geweld en ellende iets amoreels zo niet immoreels heeft, snijdt wel enigszins hout. Ook ik heb het wel eens moeilijk met het 'schoon geweld' van pakweg de films van Sam Peckinpah (The Wild Bunch, Straw Dogs, The Osterman Weekend…), die hoe boeiend en filmografisch mooi ook (o.m. sterven in slow motion), me doen genieten én gruwen tegelijk. Voor heel wat oorlogsfotografie geldt hetzelfde: hoe gruwelijker, hoe 'mooier'. Ook in de literatuur is de kunstige uitbeelding van het negatieve een hachelijke zaak. Denken we maar aan geweldorgiën als A Clockwork Orange (Boze jongens) van Anthony Burgess of het onlangs vertaalde In The Rogue Blood (Schurkenbloed) van James Carlos Blake. Ook de lectuur van Oorlog en terpentijn heeft in mij nu en dan, zij het in heel wat mindere mate, de vraag opgeroepen: hoe is het mogelijk om zo 'schoon' te schrijven over zo lelijke dingen? Want lelijke werkelijkheid, verpakt in schitterende taal, is toch het hoofdbestanddeel van (vooral het tweede deel van) het boek.
De vraag omtrent het lelijke – zowel door Grunberg als door Hertmans ook het 'obscene' genoemd – in de kunst is niet zo eenduidig te beantwoorden: ofwel kies je voor de visie van Hegel, die in zijn Ästhetik (1835-1838) stelde dat al wat lelijk is, niet tot het domein van de kunst en literatuur behoort, ofwel onderschrijf je de opinie van Karl Rosenkranz, die in zijn Ästhetik des Häßlichen (1853) stelt dat het lelijke net wél tot de kunst en de literatuur behoort – iets wat Filippo Marinetti, zij het ietwat minder radicaal, herhaalde in zijn eerste Futurist Manifesto (1909). Moeten we in deze futuristische zin ook interpreteren wat Hertmans in zijn essayboek Het bedenkelijke. Over het obscene in de cultuur (1999) schreef: "Waar het geweld en de schoonheid versmelten, ontstaat die vreemde indruk van het heilige, het verhevene."?
Wat er ook van zij, Oorlog en terpentijn blijft voor mij zijn vijf sterren en het etiket 'klassieker' behouden! Meteen is het ook de waardigste en indringendste van alle eerbetuigingen die dit jaar aan de kleine helden en slachtoffers van WOI gegeven werden. Chapeau dus – of moet ik zeggen: casquette? – voor de kleinzoon van Urbain Joseph Emile 'Marsjèn' (zoals Martien door de francofone legeroversten steevast werd genoemd)! Alleen zou ik in de titel niet enkel 'Oorlog' maar ook 'terpentijn' met een majuskel schrijven. Gelijk in de eerste Engelstalige uitgave van Oorlog en Vrede beide nevengeschikte woorden gehoofdletterd werden. Zoals in het boek van Tolstoï beide begrippen even belangrijk zijn, zo is in het (verhaal over het) leven van Hertmans' grootvader de schilderkunst even bepalend als de oorlog. Of die kapitaal er oorspronkelijk was, is op de cover niet controleerbaar, maar op de titelpagina (pag. 3) stellen we vast dat 'terpentijn' toch maar een minuskel krijgt. Een onnauwkeurigheid van de grafisch ontwerper? Of een gemist symboliekje van de auteur?
Frans DEPEUTER
1De jury voor de Gouden Uil 2014 bestond uit Friedl' Lesage (voorzitter), Vicky Vanhoutte, Bart Vanegeren, Marja Pruis, Tim de Gier en Danny Theuwis.
2De jury van de Librisprijs 2014 bestond uit Paul Witteman (voorzitter), Hugo Brems, Arjen Fortuin, Gemma Nefkens en Marjolijn Pouw.
3De jury voor de AKO-prijs 2014 bestond uit Job Cohen (voorzitter), Veerle Vanden Bosch, Karl van den Broeck, Toef Jaeger, Daniëlle Serdijn en Joost de Vries.