Vanaf heden vindt u in deze Mededelingen met enige regelmaat De Passage, een rubriek van onze nieuwe medewerker Peter De Voecht.
Peter De Voecht (° 1982) is redacteur van Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift. Hij promoveerde aan de Universiteit Antwerpen op een proefschrift getiteld The Other City: The Fictionalized New York in Paul Auster’s The New York Trilogy and Steven Millhauser’s Martin Dressler. Desondanks is hij best gezellig.
Eerder publiceerde hij in Samplekanon, Revolver, Nynade, Muziek en Woord, en Gierik & NVT. Dit voorjaar verschijnt zijn debuutroman Slachtvlinders bij uitgeverij In de Knipscheer.
■
Een goeie literaire passage is een doorgang naar zoveel meer. Berustend op niets dan vrije associatie en goesting, zijn dit speelsels van extrapolatie. Een leesdagboek, maar dan in fragmenten. Deze keer – niet voor de laatste keer – Sexus van Henry Miller.
“To write, I meditated, must be an act devoid of will. The word, like the deep ocean current, has to float to the surface of its own impulse. A child has no need to write, he is innocent. A man writes to throw off the poison which he has accumulated because of his false way of life. He is trying to recapture his innocence, yet all he succeeds in doing (by writing) is to inoculate the world with a virus of his disillusionment. No man would set a word down on paper if he had the courage to live out what he believed in. His inspiration is deflected at the source. If it is a world of truth, beauty and magic that he desires to create, why does he put millions of words between himself and the reality of that world? (…) The truly great writer does not want to write: he wants the world to be a place in which he can live the life of the imagination.”
Ik schrijf over een schrijfsel over schrijven. Het is een beeld van een beeld en tegelijkertijd heel dicht bij de werkelijkheid. Het is dat verband waar ik het in deze passages vaak over zal hebben. Hoe alles wat geschreven, werkelijk is. Hoe werkelijk alles is, wat geschreven is.
We dromen in onze woorden met open ogen, want anders kunnen we niet lezen. Een bekentenis: de realiteit en ik zijn niet altijd beste vrienden. Via de tussenwand van het woord kom ik al een heel eind verder. “Tell all the truth but tell it slant,” dicteerde Emily Dickinson.
Henry Miller heeft met Sexus eind jaren ’40 de nodige schandalen veroorzaakt vanwege de vele plastische seksscènes. Vaak wordt daardoor voorbijgegaan aan passages zoals deze. Op een manier worden dit soort meditaties over waarachtigheid dus verborgen achter de nood tot een authentieke weergave van (seksuele) beleving. Woorden worden middel tot, en barrière tussen de wereld van ‘truth, beauty and magic’ en het zelf van de auteur.
In deze passage wordt ook de onschuld aangehaald die de schrijver opnieuw wil vangen. Maar wat is onschuld, hoe schrijf je als schrijver nog onschuldig? Tegen de leeftijd dat je kan schrijven, is je blanke leegte al beklad. Literair scheppen wordt zo een erg dubbel proces: enerzijds maakt elke schrijver zich schuldig aan het verzuimen van de werkelijkheid, en anderzijds levert elk schrijven een perspectief op, dat, in sommige gevallen, je kan helpen met nieuwe ogen te kijken, die je doen herinneren aan hoe je vroeger keek.
Nogmaals Dickinson: “The truth must dazzle gradually / Or every man be blind—” Elk afzonderlijk woord – ook elk woord dat er niet staat – wordt zo een trede om de waarheid gradueel te bestijgen. Die waarheid is dan misschien wel die blanke, onbeschreven onschuld. Of hoe woord medium en ruis is, werktuig en hindernis. En zo wordt het hier beschreven schrijven geboren uit frustratie, uit onvrede met een werkelijkheid die zo illusoir is dat ze ontmaskerd dient te worden, en dat liefst via het zo authentiek en eerlijk mogelijk schrijven.
Dat wordt extra interessant in een boek dat verondersteld wordt grotendeels autobiografisch te zijn. Schrijf over wat je kent, wordt vaak aangeraden. Maar wat met het schrijven over wat enkel in je eigen hoofd zit – hetgeen je zou willen zien in plaats van wat je ziet? De utopie die als gevolg van die wil ligt blijft meestal onbeschreven; de drang die aan de basis voor die wil ligt daarentegen wordt maar al te veel – en ongewild – neergepend.
Er valt nog veel meer over te zeggen. Daarom: meer volgt.
P.