Vond in een antiquariaatje (voor nota bene slechts 10 cent!) een exemplaar van De Toerist, dat was het halfmaandelijks orgaan van de Vlaamse Toeristenbond dat vanaf de Sint-Jacobsmarkt 45 hier in Antwerpen onder leiding van Jozef Van Overstraeten de wereld in werd gestuurd. Deze editie (nummer 12 van de 34ste jaargang, 1 januari 1955) lijkt wel een literair tijdschrift. Het hoofdartikel van niet minder dan zeven bladzijden behandelt namelijk het verblijf van Paul van Ostaijen te Viersel. Daar woonde de dichter, voor hij vertrok naar Miavoye in de Ardennen, waar hij de laatste adem uit zou blazen, namelijk enige tijd in de afspanning De Scheepvaart.
Na enige tijd verzocht de waard van De Scheepvaart, Nonkel Gust, Van Ostaijen (die zich er had ingeschreven als 'dagbladschrijver') om op te stappen: '"Die sukkelaar was wreed ziek." Hij hoestte zo lelijk, en soms hadden ze waarlijk schrik dat hij er zou inblijven. Bovendien begonnen de klanten te preutelen. Sommigen bekloegen er zich over, dat zij 's nachts door dat hoesten telkens weer uit hun slaap werden gewekt. Anderen beweerden, dat zij hun verlofgangersstemming er door bedorven zagen en dreigden zowaar op staande voet hun rekening te vragen. Aan het verblijf van Paul van Ostaijen te Viersel stelde het gemeenschappelijk protest van Nonkel Gust's kostgangers onverwijld een einde.'
Overigens opende het artikel met de mededeling "Uit betrouwbare bron wordt ons medegedeeld dat de h. L. van de Wiele, burgemeester van Viersel, eerlang aan zijn gemeenteraad zal voorstellen een straat of plein naar Paul van Ostaijen te noemen, als herinnering aan het verblijf van de Vlaamse dichter in dit Kempisch dorp." Ofwel heeft die Louis van de Wiele dat nagelaten, ofwel is de gemeenteraad er niet mee akkoord gegaan: een zoektochtje door Viersel met Google Maps leerde me dat er ginds nog steeds geen Paul van Ostaijenplein of - straat is....
Bert BEVERS
In de zomer van 1927 was Van Ostaijens gezondheidstoestand meer dan zorgwekkend. Begin juni ging hij wat uitrusten in Viersel, waar hij zijn intrek nam in hotel De Scheepvaart, gelegen bij een kleine aanlegplaats voor binnenschepen aan de Kempische Vaart (thans Albertkanaal). Hij kreeg daar bezoek van de schilder Fernand Schirren, met wie hij een contract afgesloten had. Schirren logeerde in De Scheepvaart de nacht van 8 op 9 juni. Na dat bezoek stuurde hij nog een briefkaart naar Viersel, maar kreeg ze retour. Schirren was uitgenodigd deel te nemen aan de belangrijke expositie in Grenoble en vroeg Van Ostaijen enkele schilderijen ter beschikking te stellen. Desnoods zou hij zelf naar Antwerpen komen om de doeken bij vader Van Ostaijen te halen. (In het FeliXart Museum te Drogenbos loopt tot 27 mei een reconstructie van die merkwaardige tentoonstelling over moderne Belgische kunst.)
Op een tweede briefkaart kreeg Schirren kennelijk geen antwoord. Van Ostaijen was inmiddels al naar Etikhove bij Oudenaarde vertrokken waar hij vanaf begin augustus in hotel In den Leeuw van Vlaanderen uitrustte. Schirren begaf zich naar Etikhove, maar tevergeefs: Van Ostaijen was toen al terug naar Antwerpen vertrokken.
Op 6 september vertrok hij dan naar het sanatorium in Miavoye-Anthée. Hij werd naar de trein gebracht door Tine Ceulemans ('Minnekepoes') en Floris Jespers en had hen een exemplaar van Bezette stad meegegeven, bestemd voor Schirren die kennelijk in Oostende verbleef, alsmede het opstel “Marsman of vijftig procent”, aan Jozef Muls af te geven ter publicatie in Vlaamsche Arbeid.
Henri-Floris JESPERS