"'Tot straks,' zei hij en hij draaide zich om en ging, klom de valreep op naar het dek van de Gambetta en over de reling gebogen keek hij de gestalte na die zich langzaam verwijderde in de regen."
Voor zijn cursus 'Moderne Nederlandse letterkunde' gebruikte professor R.F. Lissens tijdens het academiejaar 1971-1972 als leerboek Tachtig jaar na tachtig, waarin prof. dr. Marcel Janssens aan de hand van een aantal exemplarische Nederlandse titels de evolutie van het romanpersonage behandelt. Die romans moesten natuurlijk ook gelezen worden voor het eigenlijke begin van de colleges: een Couperus, een Roelants, een Bordewijk, een Elsschot en uiteindelijk… Het boek alfa van Ivo Michiels.
Vijf, zes, zeven keer begon ik aan de roman van Michiels maar strandde telkens weer in totale verwarring enkele bladzijden na de proloog. Tot ik er ontmoedigd de brui aan gaf. Maar dan hield de auteur zelf op uitnodiging van professor Lissens een gastcollege over Het boek alfa, dat hij met zo veel enthousiasme en op zo'n heldere manier uit de doeken deed dat voor mij – en wellicht ook voor vele anderen – in die aula een literaire terra incognita definitief ontsloten werd. Michiels (en Lissens) heeft (hebben) mij in de loop van dat academiejaar de moderne schriftuur leren lezen en begrijpen. Later analyseerde ik zelf op mijn beurt in de klas – jawel, 'cursorisch lezen' – gedurende enkele jaren diezelfde roman, wat telkens weer onnoemelijk veel 'plaisir du texte' opleverde. Inderdaad: "L'écriture est ceci: la science des jouissances du langage, son kamasutra (de cette science, il n'y a qu'un traité: l'écriture elle-même." (Roland Barthes).
Als redactiesecretaris van Diogenes. Letterkundig tijdschrift leerde ik Ivo Michiels kennen in het najaar van 1984. Hij was immers lid van de hoofdredactie, later 'Raad van redacteuren', vanaf het allereerste nummer (januari 1984) tot en met het laatste van de vierde jaargang (december 1987-maart 1988) en fungeerde als één van de lectoren van de proza-inzendingen, een taak die hij vanuit het verre Franse zuiden erg stipt en nauwgezet vervulde.
Eén keer zocht ik hem op in zijn gezellige, vrij spectaculair gelegen woning in Le Barroux toen ik daar toevallig in de buurt met vakantie was. Het stel mooie, lange, scherp geslepen potloden op zijn bureau, netjes naast elkaar in het gelid en dus klaar voor gebruik, blijft onverwoestbaar in mijn geheugen gegrift – net zoals de ongedwongen en hartelijke manier waarop hij mij, jonge en onervaren snaak, verwelkomde en ontving. Bij de viering van zijn tachtigste verjaardag te Antwerpen ontmoette ik hem nogmaals, al te kort gezien de drukte en helaas de laatste keer. Het heengaan van deze grote auteur en minzame man valt me zwaar. Nee, ik behoorde niet tot zijn vriendenkring. Maar zijn werk in de allereerste plaats, en later onze occasionele ontmoetingen (die eveneens geregeld via een veeleer zakelijk-redactionele correspondentie verliepen) blijven onvergetelijk en vervullen mij met dankbaarheid en oprechte eerbied.
Bij wijze van afscheid, Ivo, deze pasticherende recensie die ik zowat veertig jaar geleden onder 'pseudoniem' publiceerde over Exit. Altijd vergeten je daarvan een kopietje te bezorgen.
"Mijn obsessie is de literatuur als onderwerp van mijn literatuur."
(Ivo Michiels, september 1969)
of beginnen met het kaartspel, dat is het simpelste, dan zo verder van 1 naar 133 of misschien het jaar onzes heren en ten slotte de foto, ja de foto is belangrijk want het is exit en dan moet je tot het einde gaan dus de O, waarschijnlijk die waaruit later dixit geboren zal worden, misschien wordt dat de omega want alfa is er al geweest en warempel orchis militaris ook, dat was ik bijna vergeten, heer vergeef het me want ik ben maar een lezer och hebben is hebben maar schrijven is de kunst, het schrijven van 1 tot 133 of misschien het jaar onzes heren dus O, in ieder geval na de oorlog en zinnen schrijven woorden schrijven letters schrijven kortom schrijven met als enige binding de taal misschien nog syntaxis maar teken zeker dus leren we eerst het A B C en zo verder tot de Z of is het de O, de enige bagage op de reis naar het jaar onzes heren na de dialogen de brieven en letters en cijfers en helaas is de voorraad beperkt dus zo belanden we bij het thema en dat is het systeem of zelfs inderdaad de maatschappij of de apathie zonder verhaal of namen enkel stemmen of is het de Stem misschien is het de Stem want schrijf ik -tem niet met s- maar met S- dan wordt alles zo anders en de anderen zijn dezelfden want iedereen is iedereen met enkel de Stem of de taal, of veeleer Taal, waaraan klaarblijkelijk gewerkt wordt zelfs énkel gewerkt van schoppenvrouw over de dekens en de lakens en ja en neen en pink en E1055 en E1028 en de uiteenzetting en het testament tot 133 of misschien het jaar onzes Heren of O zo heb je meteen ongeveer de inhoud van de schriftuur en dan kan je daarna O X O gaan spelen en H O E R A roepen en hopelijk heb je dan ook kennis gemaakt met de pre-columbiaanse getallen en ga je stilaan inzien dat schrijven eigenlijk niets anders is dan schrijven schrijven schrijven en lezen eigenlijk niets anders dan lezen schrijven en schrijven lezen tegelijk, zo innig verbonden met het W O O R D dat ondertussen vlees is geworden in jezelf door de mutatie de associatie in dit geüniversaliseerde ritueel van de verveling en de willoosheid kortom onder'gaan is belangrijk ofschoon je niet weet wie waar wanneer toch tot bewustzijn komen door het W O O R D als primair gegeven abstract lijkend maar zijnde zo concreet als het maar enigszins kan
– Ivo zegen ons en ook deze boeken –
michiels komt achteraan want een voornaam komt voor de achternaam en de achternaam komt achter de voornaam dat is nou eenmaal zo maar dat is tenslotte van geen enkel belang maar wel belangrijk zijn allemaal tekens zoals schoppenvrouw en dekens en lakens en ja en neen en pink en E1055 en E1028 en de uiteenzetting en het testament en A en B en C de rest zoek je maar zelf op van 1 tot 133 en zeker ook de foto want het is exit en dus ga je mee tot het bittere einde tot O of tot het jaar onzes heren waarin dixit geboren zal worden en dan ga je nog verder verder steeds verder tot je je plaats hebt gevonden tussen A B C en X Y Z punt
LUUK
Deze pasticherende recensie verscheen in het (jawel) gestencilde studententijdschrift kwooeskwe. een literair tijdschrift zonder ondertitel (UFSIA, 5 nrs., 1970-1971) dat ik samen met mijn twee 'Germaanse' kompanen Jos Franken en Eric Lambrechts redigeerde tijdens onze kandidatuur-jaren.
Luc PAY