Onlangs verscheen op Facebook ‘Tegen Benno Barnard’ van Koenraad Goudeseune – een zoveelste polemische afrekening op een rij.
‘Om toch maar boven iets te kunnen gaan staan, neemt de salonpoëet Benno Barnard af en toe de houding van een haantje aan. (…) Op de mestvaalt, waar dat pluimvee zich gaarne ophoudt, die België nu eenmaal is, slaagt Benno Barnard er niet alleen in zijn evenwicht te houden, hij kukkelt er ons op gepaste tijden het bed uit. Zijn toon is zowel gezang als gepreek. Wij luie Vlamingen, Brusselaars en Walen. Wij die moreel lui zijn, esthetisch lui zijn, politiek lui zijn. Wij zijn niet alleen lui we zijn ook dom. Ik ben dat toontje zat. Ik ben ook zijn discours over Israël zat. Zijn anglicanisme. Ik heb hem in het verleden aardiger zaken geschreven, en ik heb daar geen spijt van, maar het is op. Er komt geen koperpoets meer uit mijn kraan. De landjonker (zijn woord) blinkt van zijn eigen al genoeg.'
Goudeseune klom blijkbaar in de pen vooral omdat Barnard met het wijsvingertje wappert: 'Postmoderne Vlaamse jongelingen hebben niet genoeg belgitude'. Daarbij komt ook Michaël Vandebril aan bod. Wat Goudeseune's laaghartige verwijten aan het adres van Barnard met zijn verder betoog te maken hebben is me een raadsel.
Hierna kunt u Barnards repliek op dit schotschrift lezen.
Frank DE VOS
*
‘Mensen als Koenraad Goudeseune horen bij de schrijver als de paardenvlieg bij het paard. Ze zijn hinderlijk en kunnen niet autonoom bestaan, daar komt het op neer. Ze moeten dingen schrijven, zoals onderstaand gedaas, die niets met literatuur te maken hebben, niets met eerlijke kritiek of authentieke bewogenheid, maar uitsluitend met frustraties. Of met een persoonlijkheidsstoornis.
Jarenlang heeft Goudeseune mij bestookt met emails, al hielenlikkend, pluimstrijkend en stroopsmerend. Want dankzij mij zat hij bij uitgeverij Atlas. Daar mocht hij – God weet hoezeer ik daarvoor heb moeten aandringen – zijn gedichten en brievenboeken publiceren. Die laatste bestaan uit zijn nauwelijks bewerkte correspondentie met mij en anderen.
Toen zette Atlas hem buiten de deur.
En zie, Goudeseune keerde zich tegen mij, zoals hij zich voordien tegen andere literaire vrienden had gekeerd. Alles wat voordien goed en waar en prachtig was in mijn oeuvre bleek hem nu een doorn in het oog; ja, hij begon me routineus te beledigen met dezelfde ijver waarmee hij me voordien bewierookt had (de lezer hoeft maar een prozaboek van hem bij De Slegte open te slaan en het walmt van de pagina’s).
Er zijn twee mogelijkheden: of Goudeseune is een kwaadaardige opportunist of hij is een psychiatrische patiënt. Voormalige Gentse vrienden van hem verzekeren me dat hij trekken van beide mensentypes heeft. En, voeg ik eraan toe, van een derde mensentype: hij heeft namelijk goede gedichten geschreven, waarvan ik er een citeer in Dagboek van een landjonker.(1)
Aangezien Goudeseune zelf niet voor rede vatbaar is, schrijf ik dit uitsluitend om de lezer in te lichten.'
Benno BARNARD
(1) Bert Bevers over Dagboek van een landjonker
http://versindaba.co.za/2013/10/16/bert-bevers-dagboek-van-een-landjonker/