Overblog
Editer l'article Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
26 novembre 2012 1 26 /11 /novembre /2012 15:57

 

Mesotten.jpg

Op 23 november 2012 overleed in de norbertijnen-abdij te Averbode Bart Mesotten o. praem. Hij kon de kaap van 90 jaar net niet ronden maar bleef, ondanks een wankele gezondheid, tot enkele maanden geleden erg actief; nog in juni 2012 verscheen zijn laatste boek, Reliqua (1).

 

Mesotten werd geboren op 19 maart 1923 in het Limburgse Diepenbeek als tweede zoon van Elise Claesen en Paul Mesotten. Over zijn vader getuigde hij in een haikoe: “De oude pater / knipt woorden naar maat: / zijn vader was kleermaker!” Inderdaad, ‘naar maat’ maar ook ‘in de maat’: als dichter, vertaler, tekstschrijver, journalist, etymoloog-lexicograaf en priester-predikant.

 

Lager onderwijs volgde hij in de dorpsschool van Diepenbeek, waar ook zijn muzikale talenten al vroeg ontwikkeld werden (piano en orgel); voor de secundaire studies ging hij naar het Sint-Jozefscollege te Hasselt (2). In 1942 trad hij in bij de norbertijnen te Averbode, waar hij in 1948 tot priester gewijd werd. Dan volgden de hogere studies: hij behaalde zijn licentie theologie aan de Gregoriana te Rome (1950) en werd licentiaat klassieke filologie aan de KULeuven (1954). Met die diploma’s op zak werd Mesotten door zijn abt naar het Sint-Michielscollege te Brasschaat gezonden (1954-1969), waar hij vooral als klasleraar van de retorica een tot vandaag onuitwisbare indruk naliet op vele van zijn oud-leerlingen.


De impact van een leraar leeft, in diverse schakeringen, mentaal voort in de herinnering van oud-leerlingen en kan dus moeilijk onmiddellijk exact aangetoond worden; ik beperk mij dan ook tot de volgende objectief vaststelbare feiten.

Mesotten richtte al tijdens zijn eerste jaren in het Sint-Michielscollege een ‘Akademie’ op die op muzikaal, plastisch en literair gebied zeer actief was. Concertbezoeken wisselden af met het beluisteren en bespreken van muziekstukken, terwijl de ‘Tekenakademie’ zich in de loop der jaren ontwikkelde tot een autonome school die vandaag nog steeds een bloeiend bestaan leidt (‘Academie Noord’, Brasschaat). De ‘Literaire akademie’ ten slotte – waar destijds ook toenmalig leraar en later literatuurwetenschapper prof. em. Clem Neutjens een rol van betekenis in speelde – organiseerde geregeld besprekingen van (ook eigen) literair werk of lezingen door auteurs (Jos Ghysen, Paul Lebeau, René Verbeeck, Rose Gronon, Tony Rombouts, Michel Bartosik...), bij wie soms ook ‘ten huize van’ vergaderd werd (o.m. bij Hubert Lampo).

 

Mesotten was bij dit alles niet zo maar bezieler en mentor, maar streefde tegelijk ook naar kwaliteit en bewaarde de belangrijkste realisaties, of althans de verslagen daarover, voor het nageslacht. Onder zijn hoede groeide immers het aanvankelijk louter lokaal relevante schoolblad Schakel uit tot een in alle opzichten fraai verzorgd Jaarboek, dat hij enigszins modelleerde naar het voorbeeld van de Amerikaanse high-school publicaties (b.v. door het gebruik van ‘thumbnail’-foto’s van de abituriënten) en dat zijn definitieve vorm kreeg door Rob Buytaert (3). Ja, Mesotten keek veel verder dan de eigen schoolmuren en hield er vrij moderne opvattingen op na. Diverse jaarboeken bevatten dan ook bijdragen die het puur anekdotische kader overstijgen (cultuurhistorische artikels, b.v. over ‘Rubens en de Sint-Michielsabdij’, of uitvoerige en doorwrochte essays van leerlingen (zo b.v. een essay over Kafka door Joris Duytschaever of een artikel over taalgebruik door Georges De Schutter, beiden nu professor emeritus aan de UA).

Uitermate belangwekkend blijft De jonge Apolloon (eigen beheer, 1961), een bloemlezing van leerlingenpoëzie die hij samenstelde naar aanleiding van het eerste lustrum van de ‘Literaire akademie’: in een opvallende en prachtige vormgeving van alweer Rob Buytaert; met een inleiding door Albe en werk van o.a. Hugo Brems (prof. em. aan de KULeuven), Jef Cornelis en Dirk Decleir (4).

In 1969 verliet Mesotten het college en werd hij rector van de zusters van Overijse-Mechelen (eerst te Overijse, later te Berlaar), wat hem de gelegenheid bood om zich intenser toe te leggen op zijn eigen literaire en taalkundige werk.

 

Hij had ondertussen twee dichtbundels gepubliceerd – Voor ingewijden (1951) en Madrigalen (1955); verder een bloemlezing uit de poëzie van vreemde volkeren (Poëzie ter lange omvaart, 1959) én een bundeling poëzie-analyses onder de titel De overkant van het gedicht(1968), die een goed inzicht geeft “in de overgang van de retorikaleraar naar de essayist en journalist” (aldus prof. dr. Karel Hellemans, (2)). Zijn laatste poëzie-publicatie verscheen twee jaar geleden: Als jij roept in de morgen. 200 religieuze gedichten ontbolsterd (Halewijn, 2010).


Binnen de op zich al tamelijk beperkte actieradius van het literaire genre ‘poëzie’ vormt de haikoe (samen met aanverwante Japanse dichtvormen zoals de tanka en de senrioe) wellicht een nog kleinere, nog meer besloten niche, maar Mesotten komt de eer toe deze uiterst gecondenseerde, bedrieglijk-eenvoudige Dreizeiler bij een breed publiek in Vlaanderen bekend te hebben gemaakt. Hij was medestichter (samen met b.v. Clara Haesaert) van het ‘Haikoe-centrum Vlaanderen’ (1976) en richtte in 1980 met enkele vrienden het tijdschrift Vuursteen op, dat volledig aan het genre is gewijd.

Al zijn publicaties op dit vlak oplijsten is onbegonnen werk (5). Ik vermeld slechts Dag, haikoe (Colibrant, 1972), de allereerste Vlaamse bundel met uitsluitend Nederlandstalige haikoes, die door een flink aantal aan de haikoe gewijde boeken werd gevolgd, o.m. Haikoe-boek (DNB-Pelckmans, 1986) en Duizend kolibries. Haikoe van hier en elders (Sintjoris, 1993). Meestal gaat het om lijvige boekdelen met uitstekende essays, inleidingen of toelichtingen over of bij het genre, gevolgd door eigen en/of vertaalde poëzie.

In 2000 kreeg hij in Japan, samen met enkele andere auteurs, de ‘Masaoka Shiki International Haiku Award’; en naar verluidt zou ergens in Japan ook een straat naar hem vernoemd zijn, maar van dat gerucht heb ik totnogtoe nooit een formele bevestiging kunnen krijgen.


Mijns inziens zal Mesotten echter bij het grote publiek vooral bekend blijven door zijn vijf ronduit indrukwekkende etymologische lexica, waarvan ik er twee uitvoerig recenseerde op deze blog (6). De cultuur-historische en linguïstische rijkdom van deze volumineuze ‘woordenboeken’ – telkens 600 à 700 pagina’s – valt bij benadering niet te schatten. Bovendien werden ze haast badinerend-vertellend in een zeer heldere taal geschreven en bevatten heel wat lemma’s weldadige ironische knipoogjes (7). Puur leesplezier dus, geserveerd door de uitmuntende didacticus die Mesotten was geweest en altijd gebleven is, wars van zelfs de geringste zweem van pedanterie of hoge-borst-opzetterij.


Deze vijf bundelingen van taal-geologische exploraties groeiden uit de etymologische rubrieken die hij gedurende vele jaren verzorgde voor De Bond, Kerk en Leven en Knack. In dat laatste weekblad had hij overigens ook gedurende zowat vijftien jaar een religieuze rubriek waarin hij belangrijke theologische en kerkelijke publicaties resp. ontwikkelingen toegankelijk maakte en becommentarieerde voor de ‘leek’. Terzake bevoegde lezers hebben mij wel vaker toevertrouwd dat hij niet aarzelde daarbij een vrij ‘modern’ standpunt in te nemen.


Mesotten werkte geregeld mee aan radio- en televisieuitzendingen, o.m. voor de ‘Schoolradio’ met b.v. teksten over het Gilgamesj- of het Ramayana-epos (waar hij meteen ook vertalingen van maakte), de Divina Commedia en Zuid-Afrikaanse poëzie, naast b.v. de tekst voor Alden Biesen, een film van de reeds genoemde Jef Cornelis – om maar iets te noemen.

Ook schreef hij teksten bij muziekpartituren, hetzij van eigen hand (bij muziek van Maurits en Renaat Veremans), hetzij vertalingen (Kerstcantateen Le roi David van Honegger, of Dialogues des carmélites van Poulenc).

Tot slot vermeld ik nog zijn medewerking aan bepaalde prestigieuze boekprojecten bij het Mercatorfonds en zijn samenwerking met b.v. Joke Van den Brandt en/of Frank-Ivo Van Damme (kalligrafie, boekverluchting).


De openingspagina van Bart Mesottens website (2) draagt als titel ‘Paralipomena’, een Grieks woord dat hij daar zelf als volgt verduidelijkt: “In deze website zijn teksten bijeengebracht die, in diverse mappen liggend, of in diverse computerbestanden opgeslagen, niet in boekvorm zijn verschenen, een paar uitzonderingen niet te na gesproken; zij waren in zekere zin 'terzijde gelegd'.” Nu, dingen die je ‘terzijde legt’, kan je achteraf probleemloos weer opdelven of tevoorschijn halen.

De titel van zijn laatste boek luidt echter Reliqua, een Latijns woord dat uiteindelijk een heel andere denotatie heeft, namelijk ‘de dingen die men heeft nagelaten, achtergelaten’. En zoals ik in mijn recensie schreef, is dat een woord of een titel die “bepaalde nogal definitieve connotaties kan oproepen.” (1) Blijkbaar heeft Mesotten toen reeds voorvoeld dat Reliqua inderdaad zijn laatste boek zou worden, zijn ‘na-laten-schap’, een afscheid.


Professor Hellemans omschreef Mesotten o.m. als “een troostende vriend” (2). Mesottens heengaan valt mij zwaar omdat hij dat inderdaad ook voor mij betekende door zijn advies, zijn steun of aanmoediging. Hij behoorde tot die tamelijk zeldzame soort van belangeloos genereuze mensen. Dat adjectief heeft te maken met het Latijnse substantief ‘genus’ en het werkwoord ‘gignere’, dat ‘verwekken, voortbrengen, veroorzaken’ betekent. ‘Genereus’ is iemand die, zoals de leraar of schrijver Mesotten, anderen tot leven wekt, die bij hen dingen doet ontstaan. En dus lees ik zijn reeks haikoes ‘De oude pater’ – waarin hij zijn geloof en vertrouwen, maar ook zijn angsten en desillusies verwoordde en heel veel zekerheden of waarheden subtiel relativeerde – met des te grotere ontroering. Eén van die ‘oude pater’-haikoes luidt als volgt:

 

De oude pater

verwacht hierna geen rijstepap; -

maar wat dan wel?”

*

Ik kan nu zijn vraag beantwoorden: het wordt een magnum sake in plaats van rijstepap – een zelfde fles als diegene waaruit hij mij nog in juni van dit jaar, omringd door een warme overvloed aan boeken, met zichtbaar plezier en aanstekelijke goesting een fline borrel schonk.

Adieu, dierbare, eerbiedwaardige collega.

Adieu, oude, goede, genereuze pater.

Luc PAY


(1) Halewijn, 2012. Zie http://mededelingen.over-blog.com/article-bart-mesotten-haikoes-ramayana-en-etymologische-verkenningen-109915300.html

(2) Voor een uitvoeriger en meer gedetailleerde biografie raadplege men de website van Mesotten zelf, http://users.skynet.be/bk244272(volg de koppelingen ‘Biografie’ en ‘Over de auteur’; die laatste rubriek bevat bijdragen van de professoren emeriti Karel Hellemans en Andries Welkenhuyzen; de tekst van prof. Hellemans verscheen als monografie in de reeks ‘Limburgse monografieën’, IX, 1998, nr. 33).

(3) Het professionele archief van grafisch vormgever Rob Buytaert berust sinds kort in het Letterenhuis te Antwerpen. Zie Zuurvrij20, juni 2011, p 94 e.v.

(4) Zie over deze bundel Henri-Floris Jespers, http://mededelingen.over-blog.com/article-bij-het-herschikken-van-een-bibliotheek-vi-smcbrasschaat-102860912.html.

(5) Onbegonnen werk niet alleen wat de haikoe-gerelateerde werken betreft, maar ook alle andere (b.v. de bundels, de etymologische woordenboeken). Op de in (2) genoemde website van Mesotten vindt de lezer een handig overzicht, o.m. van de zelfstandige boekpublicaties.

(6) Zie: http://mededelingen.over-blog.com/article-luc-pay-over-valse-profeten-74710954.htmlen http://mededelingen.over-blog.com/article-luc-pay-over-bart-mesotten-en-zijn-rari-nantes-52900169.html.

(7) Mesotten, die ook erg goed van de tongriem gesneden was, kon soms vinnig en subtiel-scherp uit de hoek komen. Een fraai voorbeeld is zijn verantwoording van de spelling ‘haikoe’ (i.p.v. ‘haiku’), die men terugvindt op zijn websitehttp://users.skynet.be/bk244272. Een pareltje!

Partager cet article
Repost0

commentaires

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche