Wat de Pravda betekende voor het Centraal Comité van de Communistische Partij in de voormalige Sovjet-Unie, dat betekent Klasse. Maandblad voor onderwijs in Vlaanderen voor het Departement Onderwijs nu bij ons.
Maandelijks staat dit vijftig pagina’s tellende magazine vol met vooral ‘goed nieuws’-bijdragen én wollig-vermanende, belerende artikels over de tekortkomingen in het ‘onderwijslandschap’ – problemen die zich, hoe kan het ook anders, heel dikwijls situeren op het sociale of psychologische vlak (zowel bij leerlingen als bij leraren). Ze zijn geschreven in de onstuitbaar ‘vernieuwende’ geest van de oekazen van het Centraal Comité van het Vlaamse Onderwijs en worden vaak overgoten met een flinke scheut emo-saus. Een oude schoolkapel die wordt omgebouwd tot een ‘reflectieruimte’ voor leerlingen; alarm rond jongeren die voortijdig afhaken; “Maak de job sexy”; “Omgaan met verdriet”; ontwikkelings- en gedragsstoornissen; participatief onderwijs; inspraak (van leerlingen en ouders, that is); functioneringsgesprekken (van de leraren, welteverstaan): dat soort thema’s of titels dus.
Wie Klasse geregeld doorneemt, kan niet anders dan de indruk krijgen dat de Vlaamse jeugd fundamenteel ongelukkig of ziek is – dyslexie en ADHD-hyperkinesie zijn in dat verband modieuze toppers – en dat het onderwijs één van de voornaamste schuldigen is van die symptomen maar tegelijk ook dé (enige) redder in nood. ‘Begeleiders’, therapeuten, zorgcoördinatoren, gedragswetenschappers, communicatiespecialisten en informatie-managers, traject-planners, trainers in effectief vergaderen, ortho- of psychopedagogen: dat zijn de goeroes, de helers, de zalvers, de orakels die het huidige Vlaamse Onderwijs naar een stralende toekomst moeten leiden, bij voorkeur in een sloganeske, pamperende, neerbuigende newspeak waar de politieke nomenklatura nog een puntje aan kan zuigen (“Wij zullen uw bezorgdheid meenemen...”, om maar één voorbeeldje te geven). Over puur vakinhoudelijke degelijkheid (ik schreef bijna ‘competenties’) van een leraar mag voortaan niet meer gesproken worden. In de plaats daarvan komen ongebreidelde juridisering en medicalisering van het onderwijs als zodanig, en vooral infantilisering en culpabilisering van zijn bedienaren.
Van filosofen als Scruton (Het nut van pessimisme en de gevaren van valse hoop of Waarom cultuur belangrijk is), Furedi (Waar zijn de intellectuelen of De terugkeer van het gezag), De Dijn (Hoe overleven we de vrijheid?), Riemen (De eeuwige terugkeer van het fascisme, waarin een niet mis te verstane analyse van “gecorrumpeerde elites die de geestelijke leegte cultiveren waarin het fascisme weer groot kan worden”) en vele anderen – van dat soort denkers valt uiteraard geen spoor te bekennen in die optimistische en van instant-maakbaarheid doordrenkte (en dus gevaarlijke) Klasse-pagina’s. Geen echo’s, zelfs niet in een verdunde vorm met het oog op maximale toegankelijkheid, van Itinera of andere denktanks; geen echo’s van de talloze, soms scherpe pleidooien voor het behoud van de klassieke talen, tenzij dan in de vorm van ontwijkende relativeringen, van zalvende pogingen om de ‘onrust’ te blussen of van een enkele onopvallende lezersbrief helemaal achteraan.
Klasse huldigt immers als motto “Tout va très bien, Monsieur le Ministre” en wie dat betwist, is, in de woorden van de onderwijs-excellentie zelf, niets anders dan een “19de-eeuwer”. De redactie spreekt dan ook onomwonden op haar eigen website over “het succesverhaal van Klasse, dat algemeen wordt geprezen als voorbeeld van geslaagde overheidscommunicatie”. Nee dus.
(Dat er vandaag zo veel ‘gecommuniceerd’ wordt over ‘communicatie’ bewijst overigens ten overvloede dat daar iets fundamenteels mis mee is: veel geblaat maar weinig wol tot op het meta-niveau toe. Een docent economie vertrouwde mij onlangs toe dat zijn studenten tegenwoordig spectaculaire powerpoint-presentaties afleveren maar dat de inhoud ervan dikwijls ondermaats is. Q.E.D.)
Dat de voorbije jaren zo vele leraren (en directies) ‘voortijdig’ hebben afgehaakt; dat er op dit ogenblik een serieus tekort aan jonge leraren dreigt; dat vele leerlingen (én soms leraren) steeds meer moeite hebben met correct taalgebruik; dat heel wat jongeren geen eenvoudige dagelijkse berekeningetjes meer kunnen maken op basis van de ‘regel van drie’; dat sommige directies nu al hun bezorgdheid uitspreken over de dunne spoeling bij de toekomstige generaties jonge leerkrachten; dat in steeds ruimere kringen het failliet van de globale integratie van allochtone jongeren, ook op school, wordt vastgesteld; dat sommige directies soms expliciet bekennen dat ze niet meer weten hoe ze alles georganiseerd of ‘geïmplementeerd’ moeten krijgen en daardoor geen tijd meer hebben voor de evidente, dagelijkse besognes en aanwezigheid op de werkvloer zelf... van dat alles heeft Klasse in zijn politiek-correcte, jubelende verblinding nooit iets gemerkt.
Ik weet het wel: geen enkel bedrijfsmagazine hangt zijn interne vuile was voor iedereen te kijk. Anderzijds is het dwingende en fanatieke triomfalisme van Klasse pijnlijk opvallend, en ook niet verwonderlijk: Leo Bormans, ontslagnemend hoofdredacteur die het blad oprichtte en gedurende 22 jaar leidde, bekent op zijn website graag dat hij “in de ban [kwam] van de positieve psychologie”. Hij publiceerde boeken als 100% Positivo. Het geheim van optimisme (2008) of Geluk. The World Book of Happiness (2010) en is een gevierd spreker op, godbetert, “gelukscongressen”. Immers: “Optimisme is een vaardigheid die je kan leren” (website). Daarmee is meteen een nieuwe ‘vaardigheid’ aan het ‘competentieportfolio’ toegevoegd.
Paul de Wispelaere daarentegen stelde ooit in een interview: “Optimisme is een gevaarlijke deugd”. Hij had gelijk. Ook mij maakt dat soort positivo’s met hun onderhuidse, in verkrampte wolligheden gemarineerde manipulaties ronduit bang en boos, vooral wanneer je een artikel onder ogen krijgt als ‘Welke rol speel jij op de deliberatie’ in het laatste nummer van Klasse (nr. 226, juni 2012, pp. 18-20). Alweer zo’n glasheldere, rigide categorisering (of liever: ‘sociogram’?) van leraren – waar dit magazine al langer dan vandaag een erg creatief en eigenzinnig patent op heeft. Nu dus: Kermit, Fozzie, Gonzo, Statler & Waldorf of Miss Piggy in het deliberatielokaal. Ik ben blij eindelijk te vernemen tot welke categorie van ‘muppets’ een leraar of lerares gerekend kan worden, temeer omdat deze muppet-classificatie meteen ook probleemloos geprojecteerd kan worden op de professoren en docenten uit het hoger onderwijs.
Dank dus aan de puppet master voor deze uitermate instructieve en bemoedigende allegorie, die ongetwijfeld ook zijn patron danig zal plezieren. Het onderwijskorps van zijn kant kan daar nu op ‘focussen’; het kan 'ermee aan de slag gaan' om zichzelf ‘bij te spijkeren’ of te ‘pimpen’, de ‘negatieve perceptie om te buigen’, het ‘welbevinden te boosten’... en ga zo maar door.
Het feit dat de Klasse-hoofdredacteur (en impliciet dus ook de Minister) leraars als groteske poppen ten tonele voert (voeren), lijkt me symptomatisch voor zijn (hun) ‘perceptie’ van het onderwijzend personeel en de steeds verder schrijdende verkleutering. Waarvan akte.
Ik van mijn kant verklaar de betrokkene (-n) bij deze graag tot de grootste Grote Smurf (-en) aller tijden, evenwel met dit lichte edoch zeer ernstig bedoelde voorbehoud: Heren, vergeet niet dat de geschiedenis, die u blijkbaar zo graag en ongeduldig wil ingaan, u wel eens ter verantwoording zou kunnen roepen; zie b.v. het citaat van Riemen, hogerop.
Of op dat moment echter nog met een brede glimlach poppenkast gespeeld zal worden is een andere en, wat mij betreft, ten zeerste beangstigende vraag.
LUTIN d'ANVERS