De hele Berg was al onteigend en de hele
omgeving was al Sperrgebiet
om het uitzicht niet te bederven.
Het was in Berchtesgaden op het bordes
van zijn Beiers buitenverblijf
dat de kanselier in een wit colbert
met rode armband
plots een huppeltje maakte.
(Ja, hij maakte zowaar een sprongetje
in de zonnige Alpenlucht)
Had hij dat maar meer gedaan
(Groot-Duitsland was toen al groot genoeg).
En elke dag zo’n lange Tiroolse pijp gerookt
of zo’n dure dikke Wilhelminische sigaar.
Had hij maar voor forel of gevogelte gekozen
en Moezelwijn of Bourgognewijn van een goed jaar.
Had hij maar echt gesabbeld aan de witte borsten
van een Eva, een Maria, een Ullah en een Rosa.
Zijn herinnering aan Poelkapelle (bij Ieper)
en aan Ploegsteert (bij Armentières) was
dan al lang vergeten, verdrongen en vervaagd.
Was hij maar in het walsende Wenen gebleven
als een die slaapt in een oud ijzeren ledikant
of een abonnee van Die Fackel in een Weens Café.
Hendrik CARETTE