Gisteren middag ontving ik een 'protestgedicht'.
“Het zat eraan te komen, aldus Guido Lauwaert. De kritieken en columns van Griet Op de Beeck in De Morgen staan stijf van het ego. Een ik-je mag, maar mag niet domineren. Een journalist of columnist blijft een verslaggever. Het onderwerp of de geïnterviewde, daar draait het om. Zo niet bij de tante Nonneke van de zelfgekroonde krant. Het is vanochtend geschreven, als spielerei. Na lezing van de krant na de lunch, en de confrontatie met haar zoveelste pirouette [Kus een droevige mond – De Morgen/Cultuur blz. 35], besloot ik het los te laten.
Nieuwe vijanden gegarandeerd. Het gedicht vat echter het gevoel samen van veel mensen, uit de theater- en mediawereld. Ze ergeren zich blauw aan haar stijl, maar houden hun mond. Zie het gedicht dus ook als een protest tegen de zwijgers, de mensen die applaudisseren terwijl de kots in de keel zit.”
Hier gaan we dan.
Recensie
van Griet Op de Beeck
Ik zag mezelf in de spiegel staan
alvorens van huis te gaan.
In vol ornaat was ik content.
Ik ben wie ik ben dat ik ben:
een critica met een heel groot talent.
Ik dacht, rijdend met de wagen,
beter een kwartier te laat.
Al baat het niet,
toch schaadt het mij…
bij driekwart minder blagen.
Iedereen keek naar mij.
Ik ging haast zingen, toch hield ik
mij koest, doch werd wel woest
want, niemand wil opvallen,
maar iemand moet het doen.
Ik zat op de zesde rij, en dacht:
Wat zie ik? Ik weet het niet,
ik zie het niet, het raakt mij niet.
Wat is de link met het ik in mij,
representant van boer en burgerij?
De voorstelling was dus chick noch dik
toch krijgt hij van mij vier sterren.
Kritiek moet met zijn tijd meegaan.
Vandaar, één voor de waan…
en drie voor mij, mezelf en ik.
Guido LAUWAERT