De uitgevers janken, de auteurs panikeren, de boekhandelaren klagen stenen uit de grond. De media brengen het prachtig in beeld, in de krant, op de radio en de televisie. De tegenslag gaat echter veel verder dan de ellende van de uitgevers en de auteurs. De auteurs en de uitgevers zijn de vedetten, maar ook de mensen in de luwte van het boekenvak, zij die helpen de auteurs en de uitgevers op een voetstuk te zetten, dreigen in de miserie terecht te komen. De crisis in het boekenvak beslaat dus een veel breder veld.
Er gaat geen week voorbij of mails belanden in mijn box met hulpkreten. Concernbonzen klagen dat er te veel boeken worden uitgegeven. Alsof dat de schuld is van de uitgevers. De laatste jaren is het personeel van de uitgeverijen tot een minimum herleid. Auteurs moeten hun eigen boeken in een ruwe basisversie van de vormgeving gieten. Eindredacteuren zijn er enkel nog voor de auteurs waarvan een afzet van 10.000 exemplaren gegarandeerd is. Promotie wordt niet meer gemaakt. Een jaar geleden vroeg de vrouw van een auteur met een nieuwe roman [het had twee jaar op de redactie in Amsterdam gelegen], of de marketingafdeling een financiële bijdrage zou leveren om een feestelijke presentatie te organiseren. ‘We hebben al wat gedaan,’ zei de verantwoordelijke. ‘O ja, wat?’ vroeg de vrouw. Zijn antwoord was kort: ‘We hebben het uitgegeven.’ En dan zijn ze verbaasd dat er maar 34 van worden verkocht.
Auteurs klitten samen in clubjes. Wie zich niet schikt naar hun leiders, worden gedumpt. Ik ga geen namen noemen. Vijanden raken me niet, maar verraders worden niet vergeten. Als ik een gunstig artikel schrijf over een boek, een literair initiatief word ik met lof overladen. Ben ik kritisch heb ik de boot gemist, kijk ik scheel en ben altijd een sukkel geweest. O, ik begrijp ze wel. Ze dolen uit paniek. De concernbonzen zijn de ware schuldigen van de crisis. Zij zijn bang hun baan te verliezen en schuiven alle schuld af op hun personeel en de auteurs. Dat weten die clubleiders ook wel, zo dom zijn ze niet, maar ze houden ze te vriend in de hoop hun eigen boeken uitgegeven te krijgen. De vriendenkring rond Harold Polis bleek niet zo stevig te zijn als hij dacht. De eerste dagen werd tegen zijn degradatie geprotesteerd, niet omdat ze met hem inzaten, maar omdat zijn vernedering media-aandacht voor hen opleverde. Een maand later en van de vriendenkring blijft nauwelijks iemand over.
De Nederlandse uitgevers loeren naar de Vlaamse markt. Heel wat minder omzet dan de Nederlandse, maar toch voldoende om de omzet een flinke boost te geven. Uitbuiters zijn het, plunderaars. Met het opdoeken van De Bezige Bij Antwerpen bewijst WPG dat alle winst naar, alle werkgelegenheid in de Nederlandse kassa terecht moet komen. Zelfs Vlaamse vormgevers, en niet van de minste, worden gedumpt. Hij wordt slechts getolereerd, niet geaccepteerd, als hij de vormgever is van een gegarandeerde bestsellerauteur.
Het boekenwereldje dat zich groot waant maar heel klein is doet mij walgen. Ik, mij en mezelf – dat is de Heilige Drievuldigheid. De weinige mensen die nog werkelijk begaan zijn met het boekenvak moeten zelf opdraaien voor hun inspanningen ten gunste van de auteur en zijn boek. Openbare knieval en luidruchtige aanbidding zijn de sleutelwoorden van de uitgevers die huizen in het grootste dorp van de wereld, Amsterdam.
Ondertussen dreigen de echte dichters, met een originele pen en die de taalkundige uitdaging zoeken gekoppeld aan nieuwe horizonten in hun gemoed, vergeten te worden. Verkommeren in de vergeethoek. Omdat ze hun eigenste weg willen gaan, die soms bizar is, en waar de klassieke collega’s zich wel lijken voor te schamen. Op z’n minst hun schouders ophalen als hun naam valt. Zoals Johan Joos, Peter Holvoet-Hanssen. Als hun poëzie niet wat heet ‘beschaafd’ kan voorgelezen worden, mogen ze de grammofoon van de publiciteit vergeten, de collegialiteit. Delphine Lecompte zal zich nog mogen reppen om niet in de gracht van de marginaliteit terecht te komen. Na vijf dichtbundels van het zotte om ter gekst is men haar gewend. Kijk maar wat Fritzi Harmsen van Beek is overkomen. Geniaal maar te weinig familiaal, en daarom maar goed genoeg voor een bloemlezing. Na haar dood is haar Verzameld Werk verschenen. Omzet: een paar honderd exemplaren, waarvan een tiental in Vlaanderen.
Hoe hou je het in godsnaam vol, vraagt mijn vrouw me regelmatig, als ik weer eens een truc bedenk om een auteur of een boek de belangstelling in te zwieren. Iemand met lef en los van clichés, die steun verdient om beter te worden, zijn talent te ontwikkelen. Als een haast zeventigjarige om hulp geroepen wordt door jongeren moet het, geef toe, toch erg gesteld zijn. Dramatisch, rampzalig.
Maar je blijft volhouden, omdat het boek je lief is, de auteur je na aan het hart ligt, wie hij of zij ook is. Je blijft volhouden terwijl naast jou je vrienden wegvallen. Vorige week Eric Antonis, een dezer dagen de schilder Karel Dierickx, die op de palliatieve ligt met een hersentumor. Je wilt hem nog eens gaan zeggen hoe veel je van hem hield, van wat hij deed, voor zijn werk de grootste achting had, maar gaat een bezoek hem meer pijn doen dan mij? Waar begint het vergeten en eindigt het weten van het sterven… in de herfst van je leven?
Op zulke momenten zoek ik vergetelheid in poëzie bij stilte en een schemerlamp. Zij brengt troost en rust. Voldoende om na een korte nacht weer de lange weg van de liefde voor de auteur en het boek, of het nu een roman, dichtbundel, biografie of essay is, in te slaan. En om de verraders te zien als zwakkelingen en hun valsheid en verraad als kinderziektes te zien.
Guido LAUWAERT