Eerste bladzijde in het handschrift van Hanxleden:
'De verbuigingen van de naamwoorden'
.
Wat ging er allemaal door je heen toen je die in rood papier en kranten verpakte bundel in handen kreeg?
Ik voelde me erg opgelucht en natuurlijk heel blij, wat de paters ook wel gemerkt hebben. Ze vonden het vertederend dat een in hun ogen 'jonge knaap' zo wild enthousiast was over één van de stukken in hun – toch wel merkwaardige – archief. Toen ze daarna dan nog eens plots het bezoek kregen van een Sanskrietist van de universiteit van Rome die toevallig in de buurt woont, erkenden ze het belang van deze grammatica. Hij werd ogenblikkelijk met meer toewijding behandeld en voortaan kon niet iedereen zo maar in dat achterkamertje gaan rondneuzen. Ze hadden begrepen dat sommige van hun stukken van onschatbare waarde waren.
Ik wil beslist geenszins het werk van die paters depreciëren. Zij beheerden hun archief naar best vermogen maar beseften gewoon niet welke kostbaarheden het bevatte. Het geeft wel te denken over gelijkaardige kleine archieven in Italië: welke andere, eventueel verloren gewaande schatten zouden nog naar boven kunnen komen als men al die zolder- of achterkamertjes systematisch kon gaan doorploegen?
Ik had nooit durven vermoeden dat deze vondst op zo veel belangstelling kon rekenen. Het is natuurlijk goed dat er interesse bestaat voor 'linguïstische archeologie', zoals je het zelf noemt, maar ik vermoed dat die vooral te danken is aan de nogal romantische omstandigheid dat ik het manuscript niet vond in een bibliotheek maar in een afgelegen klooster op een idyllische locatie.
Als naam van de grammatica lees je in sommige bronnen Samskruthavyaakaranam ("grammatica van het Sanskriet"), wat me Malayalam lijkt te zijn. Is dat de titel die Hanxleden zelf gaf, want ik heb de indruk dat in het manuscript de eerste bladzijde verdwenen is? Maar waar komt dan de naam 'Grandonica' vandaan, wat betekent hij? En op de keerzijde van het schutblad van het manuscript schreef Paulinus: "Grammatica linguae Samscrit elementis granthamicis": heeft dat laatste woord ook te maken met 'Grandonica'?
De eerste naam die je vermeldt, klopt niet helemaal. Hij wordt inderdaad soms aan het werk gegeven maar we vinden hem niet in de grammatica zelf. Hanxleden spreekt over 'lingua Grandonica', vandaar de naam GG die op de kaft geschreven werd door Paulinus. De vraag naar de herkomst of betekenis van de naam 'Grandonica' is erg interessant, maar het is voor elke historicus van de taalkunde een vrij heikele kwestie: hoe komt een taal aan haar naam? Tot in de 19de eeuw krijgt een taal vaak zonder enige verantwoording of verklaring een bepaald label dat voor ons soms onbegrijpelijk is. We kunnen alleen vaststellen dat 'Grandonica' of 'Samscredamica', of nog andere varianten, gebruikt werden als een synoniem van 'Sanskriet'. Met 'granthamicis' wordt wellicht iets soortgelijks bedoeld. De 'glottonymie', zoals men de naamgeving van talen zou kunnen noemen, blijft echter een zeer moeilijke kwestie en vereist een meer omvattende studie. In deze context wil ik even opmerken dat ik geen Sanskrietist ben zoals mijn collega Christophe Vielle, die hier veel meer over afweet en zonder wie ik overigens niet zou staan waar ik nu sta.
Paulinus vermeldt op diezelfde keerzijde van het schutblad de inhoud van het boek ("gramatica linguae Samscrit"), door wie het geschreven is ("per R.P. Ioannem Ernestum Hanxleden, Soc. Iesu, Malabariae Missionarium") met zelfs een expliciete lofbetuiging aan het adres van de schrijver ("virum hujus Samscritici idiomatis peritissimum" of "ten zeerste onderlegd in het Sanskriet idioom"), en ten slotte deze heel duidelijke vermelding: "Haec gramatica est omnium prima quae in Europa comparuit" (de eerste die in Europa opgedoken is), waarmee hij het eerstegeboorterecht duidelijk aan Hanxleden afstaat. Is het dan toch denkbaar dat Paulinus later 'geknoeid' (lees: geplagieerd) zou hebben toen hij zijn eigen grammatica in boekvorm publiceerde?
Paulinus bracht deze vermeldingen aan in zijn hoedanigheid van archivaris van indologisch materiaal in Rome, maar de exacte relatie tussen het werk van beiden blijft een lastig probleem.
In zijn eigen werken ontkent Paulinus nergens dat Hanxleden als eerste een grammatica geschreven zou hebben. Doorgaans heeft hij vooral aandacht voor Hanxledens lexicografische werken, die veelvuldig geciteerd worden terwijl de GG sporadisch wordt genoemd. Hij erkent dat de GG een heel vroege grammatica is, die bovendien geschreven werd vòòr die van hemzelf. Maar hij liegt wanneer hij suggereert dat de zijne niet gebaseerd zou zijn op die van zijn voorganger: hij zou de GG pas ontdekt hebben nadat zijn eigen grammatica van de persen was gerold, en we weten heel zeker dat zulks niet het geval was. Toch zou het te kort door de bocht zijn als we Paulinus gewoon beschuldigen van plagiaat, en wel omdat hij zelf in India aantekeningen maakte voor een door hem geplande grammatica. Hij bezat dus wel degelijk aanzetten voor een eigen spraakkunst maar besliste wellicht dat het beter was die van Hanxleden te gebruiken en die dan te stofferen met b.v. een Malayalam-alfabet; ook het onderdeel over de werkwoorden wijkt opvallend sterk af van dat van Hanxleden. Er zijn dus wel degelijk verschillen tussen beide werken, maar voor de rest komen de grammatica's erg overeen.
Paulinus verstopt zich achter het feit dat Hanxledens grammatica gebaseerd was op dezelfde bron die hij gebruikte, namelijk een spraakkunst die in zwang was in het zuiden van India, de Sidharubam, wat vrij ongeloofwaardig is omdat we vaststellen dat Paulinus ook Hanxledens Latijnse frasen haast letterlijk kopieert.
We zijn er nog niet uit wat Paulinus uiteindelijk bezield heeft. Ik veronderstel dat hij bij zijn terugkeer in Europa tot de vaststelling kwam dat Hanxledens boek veel degelijker, veel meer doorwrocht was dan wat hij zelf tot dan toe had neergeschreven, en dat hij besliste om alles samen te voegen tot één groot referentiewerk om zodoende op de meest economische en nuttige manier zijn eigen materiaal erin te integreren – maar dan wel zonder voldoende intellectuele eerlijkheid aan de dag te leggen, althans volgens onze hedendaagse wetenschappelijke normen en gebruiken.
Kortom, Paulinus' grammatica omvat voornamelijk het werk van Hanxleden, maar er zitten ook eigen bijdragen in.
In een voetnoot schrijft Paulinus nog het volgende: "In bibliotheca collegii Romani Romae exstat alia Smserdamica manuscripta, sed literis Nagaricis". Er bestonden dus nog andere grammatica's in handschrift, blijkbaar geschreven in het Nagari (Devanagari), een Indisch (Hindi) schrift? Wat moeten we ons daarbij voorstellen?
Het is vrij duidelijk wat we ons hierbij moeten voorstellen: Paulinus had zonder meer de hand gelegd op de werkelijk eerste westerse grammatica van het Sanskriet, namelijk die van Heinrich Roth, een andere jezuïet-missionaris die in het noorden van India actief was. Daar gebruikte men het schrift dat men vandaag de dag nog altijd bezigt om het Sanskriet te noteren, het Devanagari, tevens het alfabet waarin vandaag ook het Hindi wordt genoteerd, m.a.w. het meest vertrouwde schrift als we aan India denken.
Het is duidelijk dat Paulinus die voetnoot pas later toevoegde, nl. nadat hij op dat manuscript van Roth was gestoten, dat in de Vaticaanse bibliotheek werd en nog steeds wordt bewaard. Hij dacht wellicht aanvankelijk dat Hanxleden de enige grammatica van het Sanskriet had geschreven, maar die mening heeft hij dus gecorrigeerd. Het was voor hem uiteraard ook moeilijk om in te schatten welke van beide nu de oudste was. Wij weten nu dat die van Roth de oudste is; hij werd niet uitgegeven maar er werd ondertussen wel een fotografische reproductie van gemaakt (5).
In je artikel over Paulinus (6) vermeld je Hanxleden niet. Waarom? Was het verband tussen de karmeliet en de jezuïet toen nog niet bekend?
In mijn vroege bijdrage over Paulinus had ik het vooral over diens ideeën over taalverwantschap. Daar heeft alleen Paulinus zich mee beziggehouden, Hanxleden helemaal niet; daarom heb ik zijn naam ook niet vermeld.
De tekst van Hanxleden zelf begint met deze regel: "Magna est in hac lingua declinationum copia" ("deze taal kent een grote overvloed aan verbuigingen"). Verderop heeft hij het over "conjugatio" (vervoeging) en op de allerlaatste pagina zag ik het woord "adverbia" (bijwoorden). Wat omvat zijn grammatica allemaal, wat behandelt hij (fonologie, morfologie, syntaxis…)?
De GG is een redelijk droog werkstuk. Hij behandelt voornamelijk morfologie (werkwoorden, naamwoorden) maar heeft toch ook wat aandacht voor syntaxis (functie van de naamvallen) en voor de manier waarop woorden aan elkaar gevoegd worden (zoals het Duits kan het Sanskriet heel lange samenstellingen maken). Verder is er ook aandacht voor de sandhi (assimilatie): hoe losse, afzonderlijke woorden in zinsverband fonologisch aan elkaar geplakt worden. Hanxleden rept anderzijds helemaal niet over b.v. gelijkenissen tussen Sanskriet en Latijn of Duits en geeft ook geen alfabet-overzicht, wat mogelijk wel zijn bedoeling was, mocht hij het werk hebben uitgegeven.
Het deel over syntaxis moet aanvankelijk een los manuscript geweest zijn dat hij pas later samenvoegde met het morfologische onderdeel – dat kan je zien doordat er een nieuwe, aparte nummering begint op de eerste twee bladzijden over de syntaxis.
Merkwaardig is wel dat alle Sanskriet voorbeelden ook geschreven worden in een ander alfabet, dat mij Malayalam lijkt te zijn. Ten eerste: is dat niet erg vreemd: Sanskriet getranscribeerd in een Dravidisch schrift? Ten tweede: vreesde hij dan niet dat zijn grammatica nooit gelezen zou kunnen worden door westerse collega's, die dit schrift niet beheersten?
Je hebt zeer goed opgemerkt dat het om een ander schrift gaat, en dat lijkt op het eerste gezicht een vrij eigenaardig kenmerk van deze grammatica. Maar dat is het alleen als je er met een westerse bril naar kijkt. Je moet weten dat alle alfabetten die in India in zwang zijn allemaal teruggaan op één oeralfabet, het Brahmi, dat – als ik me niet vergis – op zijn beurt teruggaat op het Aramese alfabet. Uiteindelijk is dus ook ons Latijnse alfabet, afkomstig van de Feniciërs, verwant met dat Brahmi. Daarnaast lijken er ook veel verschillen te bestaan tussen de Indische alfabetten onderling. Het valt echter wel op dat die allemaal fonetisch zeer gedetailleerd zijn: er zijn vrij veel grafemen, wat het mogelijk maakt om het Sanskriet op een fonetisch vrij adequate manier te noteren. In de 18de eeuw werd het Sanskriet in het zuiden van India genoteerd met de Malayalam-letters, en dat ging even vlot als in het noorden waar men Devanagari hanteerde.
In Calcutta, waar men het Devanagari alfabet gebruikte, waren Engelse geleerden actief, en dat is de enige oorzaak van het feit dat dat alfabet het 'gewonnen' heeft van de andere schriften; het werd o.m. door William Jones gebruikt om in leerboeken Sanskriet te noteren. Het werk van deze Engelse geleerden in het noorden deed de bijdragen van de missionarissen in het zuiden in zekere zin 'ondersneeuwen'. Eén van de latere kritieken is precies geweest dat men veel te veel gekeken heeft naar de mérites van Jones, hoewel hij uiteindelijk veel minder geïnteresseerd was in het Sanskriet als zodanig, in vergelijking met de missionarissen in het zuiden.
Het is vrij anachronistisch om te vrezen dat zijn werk niet gelezen had kunnen worden door westerse collega's omdat op dat moment toch niemand in de westerse wereld Sanskriet kon lezen. Het was nog helemaal niet uitgemaakt of zelfs voorspelbaar dat er in het Westen interesse zou kunnen ontstaan voor deze taal, en dus ook niet welk alfabet de gangbare notatievorm voor het Sanskriet zou worden.
Waar situeer je deze grammatica van Hanxleden in zijn eigen tijd? Waren er voorgangers geweest, waren er contemporaine collega's? Vanwaar die belangstelling in de 18de eeuw voor het Sanskriet? Ik denk hier ook aan Jones, uiteraard, maar misschien waren er nog anderen?
Er zijn voorgangers geweest. Ik vermeldde reeds Roth. Daarnaast waren er ook enkele handelaars die interesse hadden voor het Sanskriet, maar daar is heel weinig van tot in het Westen geraakt. Filippo Sassetti is zo'n naam, Roberto de Nobili een andere.
De enorme belangstelling die dan ontstond op het einde van de 18de en het begin van de 19de eeuw, is een verhaal op zich. De Romantiek speelde daar een grote rol in; ook de ijdele droom dat men door de ontdekking van het Sanskriet de verloren gewaande 'oertaal' teruggevonden had, kan meegespeeld hebben. Bij de eerste pogingen om het Indo-Europees te reconstrueren, b.v. die van August Schleicher, zien we dan ook reconstructies die heel sterk op Sanskriet lijken. In het begin van de 19de eeuw was het Sanskriet niet zo maar één taal onder vele andere, zoals nu het geval is, maar de meest gezaghebbende Indo-Europese taal die bovendien als 'oertaal' werd beschouwd.
Luc PAY
(wordt vervolgd)
De Grammatica Grandonica is raadpleegbaar en downloadbaar op: Universität Potsdam,
http://pub.ub.uni-potsdam.de/volltexte/2013/6321
folgenden konstanten und zitierfähigen URN:
urn:nbn:de:kobv:517-opus-63218
Browserfähiger Link zur URN-Auflösung: