Veel reacties op het boekje “Hoe Vlaams mag uw Nederlands zijn?", een bijlage van De Standaard.
Luc Pay schreef een grondige bijdrage over het “Gele Boekje”.
*
Vandaag in De Standaard (pp. 42-43):
-
Hans Vandevoorde (docent aan de VUB) houdt een hartstochtelijk pleidooi tegen een eigen Belgisch Nederlands:
-
Dirk Caluwé (Taaltelefoon, Vlaamse overheid) dient de critici op de lijst van antwoord;
-
Auteurs Ludo Permentier en Rik Schutz vatten (mede namens de eindredactie van De Standaard) de “spelregels” van de lijst nog eens samen.
(HFJ)
*
De Standaard publiceerde zonet, als bijlage, het boekje Hoe Vlaams mag uw Nederlands zijn?, samengesteld door Ludo Permentier en Rik Schutz en met een inleiding door hoofdredacteur Karel Verhoeven (1). Het boekje beoogt klaarheid te scheppen over de vraag of bepaalde Vlaamse woorden en wendingen al dan niet aanvaardbaar zijn: "Van de ruim 4.000 woorden die in Van Dale als 'Belgisch' worden gemarkeerd, selecteerden wij er 1.000. Omdat ze vaak gebruikt worden, veel discussie uitlokken, of omdat ze kleurrijk zijn." (p. 4). De geselecteerde woorden worden netjes alfabetisch van A tot Z opgelijst, zoals het een handig lexicon betaamt; een facebook-achtig icoontje (duimpje omhoog of omlaag) maakt de beoordeling duidelijk, en die is in zowat een kwart van de gevallen negatief.
Het basisprincipe luidt: "Het Algemeen Nederlands, dat ook in Nederland wordt begrepen, blijft het ideaal. Maar dat ideaal moet niet ten koste gaan van interessante woorden en uitdrukkingen die bij ons zijn ontstaan," aldus de samenstellers in hun verantwoording (p. 5). Knopen werden doorgehakt bij woorden "die in het grijze gebied liggen tussen regionalisme en standaardtaal" (p. 5). Daarnaast worden een aantal woorden die duidelijk behoren tot een informeel dan wel een erg formeel register voorzien van andere plezierige icoontjes, resp. een teenslipper (slipper, badslipper, hoe noem je dat?) of een stropdasje. Om tot een verantwoord oordeel te komen, werd een beroep gedaan op <taaladvies.net>, de adviseurs van de Taaltelefoon, Van Dale (online) en het Prisma Handwoordenboek Nederlands. Werden niet of in zeer beperkte mate opgenomen: dialectwoorden, platte woorden, vaktaal en overheidstermen, want "het gaat voornamelijk over mediataal" (p. 6). Elk lemma wordt gevolgd door een citaat uit dS-kranten van 2014, en soms – veel te weinig naar mijn smaak – door een verdere toelichting.
Moeten we nu zo'n publicatie toejuichen, er gelukkig om (mee) zijn? Ik zal proberen deze vraag genuanceerd te beantwoorden, maar alvast toch twee bedenkingen.
Er is inderdaad geen enkele reden om woorden of uitdrukkingen als 'containerpark' of 'uit de biecht klappen' uit het woordenboek te weren, en er zijn nog veel voorbeelden in het boekje die ik zonder meer toejuich. Maar hoe je het ook draait of keert (AN?), de lexicale items die hier worden goedgekeurd zijn en blijven gemarkeerd als 'Belgisch-Nederlands' (BN) of als 'standaardtaal in België', lees: dus niet in Nederland. Of nog: "we verbreden het Standaardnederlands met taal die in Vlaanderen [...] als deugdelijk ervaren wordt" (p. 4). Die laatste omschrijving klinkt me het sympathiekst in de oren. Het valt nu maar af te wachten of in een volgende editie van Van Dale (VD) die beperkende labels "Belgisch-Nederlands" of "in België" eindelijk definitief zullen verdwijnen. Want wat gemarkeerd wordt, is nooit langer neutraal, valt uit de toon, wijkt, altijd en onvermijdelijk, om welke reden dan ook af van iets dat als norm, maatstaf, richtsnoer of duimstok wordt aangevoeld. Pas wanneer die labels verdwijnen, zullen ook Vlamingen zich eindelijk helemaal makkelijk 'in hun pen en tong' voelen en zullen boekjes als dat van dS misschien niet meer hoeven te verschijnen. Laten we dus voorlopig hopen dat bij die labels alleen de macht van het getal speelt: Nederland (NL) nagenoeg 17 miljoen, Vlaanderen (VL) zowat 6,5 miljoen – en niet een vorm van misprijzen. Ik kom erop terug.
Ten tweede: het gaat in het boekje – althans in principe, zie verder – alleen maar om louter lexicale verschillen tussen VL en NL, en dus zonder meer om dezelfde taal, het Nederlands. Taal is immers veel meer dan alleen maar woordenschat. Tot de kern van een taalsysteem behoren het klanksysteem (fonologie), de morfologie (woord-) en de syntaxis (zinsvorming), en die lijken me voorlopig in het hele taalgebied alsnog behoorlijk congruent. Tot nader order spreken en schrijven we boven en onder de Moerdijk dus in essentie dezelfde taal, al kunnen b.v. de gesproken (fonetische) realisaties van het fonologische systeem vaak danig van elkaar verschillen, net zoals de woordenschat.
Maar laten we eerst enkele voorbeelden uit dit 'Standaard lexicon van het Belgisch-Nederlands' bekijken.
Consequent, overbodig, foutief?
1. "24 urenstaking" of "40 urenweek" (p. 9) blijken correct. Nog afgezien van die onzinnige spelling (24 en 40 verwijzen hier immers naar 'staking' resp. 'week'), lijkt het me onbegrijpelijk dat het mv. "uren" in deze samenstellingen wél kan, maar niet in een zin als "De film duurde drie uren". Want op <taaladvies.net> lezen we de bekende regel: "Uitzonderingen op de algemene regel vormen de zelfstandige naamwoorden kwartier, uur en jaar. Die hebben in de genoemde combinaties [nl. met een bep. telw.] gewoonlijk de enkelvoudsvorm." Goed, dit worden dus twee uitzonderingen op de uitzonderingen, nl. in combinaties met 'staking' of 'week'. Merkwaardig: in dS van 19 oktober 2007, bijlage 5 Woordenlijst, p. 2, staat als correcte vorm (en in een aanvaardbare spelling) nog "de 40-urige werkweek". Tja, zo snel verandert taal, zeker als taalrechters haar nog sneller willen doen veranderen.
2. In het voorbeeldcitaat bij het lemma "aanzien als" (p. 10) lees ik: "... die wereldwijd wordt aanzien als...". Altijd gedacht dat het deelwoord 'aangezien' was. Dat lijkt echter niet meer belangrijk want het gaat om de keuze tussen 'voor' of 'als'. Iets verderop merken we ook op: "de illusie wordt doorprikt" (p. 31), dat als correct gemarkeerd wordt naast "doorgeprikt". Als deze, andermaal grammaticale (en niet: lexicale) wijzigingen nu aanvaard worden, waarom dan toch nog "kloeg" (p. 55) naar de prullenmand verwijzen en vervangen door "klaagde"?
3. "Bijhebben"en "bijhouden" (p. 10) vormen vanaf nu geen probleem meer in zinnen als: "Hij had een wapen bij." Toch blijf ik dan zitten met de vraag: bij wie of bij wat?
4. "De trein is afgeschaft" (p. 11), luidt een in VL (en NL?) dagelijks al te vaak gehoorde en gelezen mededeling, die ook in dit boekje als correct wordt beschouwd. Mijns inziens betekent 'afschaffen' nog altijd iets anders. Maar goed, ik behoor wellicht niet tot de groep 'modale taalgebruikers' die, althans volgens de samenstellers, in dit lexicon de knopen hebben doorgehakt, dus geen probleem. Vergelijk nu met 'bedelen' (p. 15), b.v. 'de post bedelen', dat je bij ons in de betekenis 'verspreiden, verdelen' ook heel vaak hoort maar dat dan wél wordt afgekeurd.
5. "Afkuisen" (p. 11), "kuisen" en "kuisvrouw" (beide p. 59) moeten eruit, maar "droogkuis" (p. 32) mag erin blijven. Tja: "wij taalgebruikers" beslissen, vermoed ik, en vraag dus niet naar enige logica want taal is sowieso niet logisch, en vooral: taal evolueert, toch?
6. "Ardeens" (p. 13) moet vervangen worden door "Ardens"; terecht, omdat het grondwoord 'Ardennen' is. Maar waarom keurt VRT-Taalnet 'Kempisch' dan wél goed naast 'Kempens' (de 'Kempen')?
7. "Beginnen lopen" (p. 16) is fout, maar "durven zeggen" (zonder 'te') (p. 33) mag wél.
8. Het germanisme 'bemerking' (p. 16) is nu plotseling goed. Gevolg: 'opmerking' en vooral dat o zo moeilijke onderscheid met 'aanmerking' mogen we voortaan gewoon vergeten. Maar waarom dient "gans de wereld" (p. 40), ook een fraai germanisme, dan gemeden te worden? Omdat het al te duidelijk Duits klinkt?
9. "Bijkomend" (als bw., p. 19) dient, zeer terecht, vervangen te worden door b.v. 'daarnaast'. Maar waarom het wél goedgekeurd wordt als adjectief lijkt me een raadsel (het klinkt natuurlijk veel vlotter en 'normaler' naast een substantief).
10. "Brossen" (p. 23) is niet toegestaan, maar een "buis" halen en "buizen" (p. 23) mogen wel. Als dat onze leerlingen en studenten maar niet in verwarring brengt terwijl ze, heu... 'blokken' misschien toch?
11. "Charcuterie" (p. 25) blijkt standaardtaal in België maar, vreemd genoeg, "chauffage" (p. 25) niet.
12. "Cutter" en "cuttermes" (p. 27) worden tot de Vlaamse standaardtaal gerekend, al heb ik zelf gedurende zowat 40 jaar die woorden nooit gehoord bij de tientallen jonge en enthousiaste gebruikers van een 'breekmes' die ik jaarlijks onder mijn hoede kreeg.
13. "Délégué" en "député" (p. 28, 29) zijn te mijden (al hoor je zeker dat eerste woord hier heel vaak) maar "parlementair" (p. 81) mag wél? "Depannage" mag niet maar 'depanneren' wél (p. 29)? En "de foor" (p. 38) moet 'de kermis' worden, maar met "foorkramer" (p. 38) is er geen vuiltje aan de lucht? Toe nou, heren! Het spijt me, maar daar begrijp ik echt niks meer van.
14. We mogen "er geen doekjes meer rond winden" (p. 30), wel "om winden". "De straten errond" (p. 36) is dan weer oké.
15. Tot mijn verbazing wordt het lichtjes infantiele purisme "duimspijker" (p. 33) – een voorwerp dat immers, gelukkig maar, weinig op een doorsnee spijker lijkt – voortaan standaardfähig, met als motiverende commentaar: "een mooie nieuwvorming die onze taal verrijkt". Mooi. Andere suggesties ter meerdere verrijking dan maar: 'stortbad', 'regenscherm' en 'geldbeugel'. Maar... dat laatste woord wordt op p. 41, en wel tot mijn verbijstering nu, als foutief beschouwd; 'geldbuidel' of '(geld)beurs' dan maar?
16. "Het feest is gedaan", "de wedstrijd is gedaan" (p. 40) worden aanvaardbaar geacht, en dus onvermijdelijk ook 'de school is gedaan'. Wellicht omdat het de voltooide passiefvormen zijn van 'een feest doen', 'een wedstrijd doen', en... 'de school doen'?
17. "Iets mooi/moois" (p. 49): dit is geen lexicaal, maar een grammaticaal probleem (nog beter: een grammaticale fout, want flectie – een soort partitieve genitief – na 'iets' ontbreekt).
18. "Je kat sturen" en "de kat komt op de koord" (p. 52, 53) worden goedgekeurd, zij het in een informeel register. Akkoord, uiteraard, zeker nu we gewend zijn aan "Dat is geen kattenpis." Maar, begrijpe wie het kan, "een kat een kat noemen" (p. 53), eveneens informele taal, moet vervangen worden door b.v. het (Noord-) Nederlandse "het beestje bij zijn naam noemen". Sorry, heren, maar ik hou van mijn poes en dus blijft ze spinnen, ook in de laatste uitdrukking, naar analogie van de andere twee.
19. We mogen voortaan "iemand de les spellen" (p. 62). Ik vrees dat zulks nu veel langer gaat duren dan wanneer je ze gewoon blijft 'lezen'.
20. Ik kan begrijpen dat "lopend water" (p. 64) een ietwat mank lopende metafoor is voor "stromend water". Maar waarom die "meter" dan wél mag blijven "lopen" (p.64), althans in VL, is mij volstrekt een raadsel.
21. 'Onderlijnen' (p. 75) is opnieuw de bon ton. Leve onze gallicismen! Mogen we dan ook dat 'eau courante' terug a.u.b.?
22. "Zich verwachten aan" (p. 114) wordt afgekeurd, hoewel in een recente peiling dit (inderdaad) misplaatste gallicisme door 75 procent van de respondenten, m.a.w. de modale taalgebruiker, aanvaardbaar werd geacht (http://www.vrt.be/nieuws/ 2014/11/meer-tolerantie-voor-vlaamse-woorden). Hoezo? Karel Verhoeven poneerde in zijn inleiding als normerende instantie toch "wij taalgebruikers" (wij allemaal dus, neem ik aan, en al zeker spontane respondenten op een enquête)?
Het boekje blijkt dus te veel dubbelzinnige, inconsequente of gewoon onbegrijpelijke (want m.i. foutieve of onlogische) beoordelingen te bevatten, maar mijn lijstje is al lang genoeg. Als het taalgebruik dan toch nog altijd beregeld moet worden, dan lijkt een minimum aan interne logica en consistentie mij het minste wat je van taalregulatoren mag verwachten.
En wat is er mis met deze zwarte schaapjes?
1. Weg met onze Vlaamse "ajuin"(p. 12)! Van Dale (mijn editie, 1984) labelt dit woord echter niet eens als 'Belgisch' en noemt het een "oude en gewestelijk zeer verbreide naam voor ui". 'Ui' is trouwens een latere Hollands-Utrechtse nevenvorm van 'ajuin' die zonder meer ook teruggaat op het Latijnse origineel (zij het dan, ik geef het toe, niet via het Frans) zodat de afkeuring op basis van een etymologisch criterium mij hier vrij irrelevant lijkt. Of misschien zijn er in VL regio's waar men 'uien' koopt?
2. "Alleszins" (p. 12): ook de (volgens dit boekje blijkbaar louter Vlaamse) betekenis 'ja zeker' wordt door VD ongemarkeerd behandeld. Liever het toch zo populaire (en vaak verkeerd gespelde) 'sowieso' dan maar, al is dat een germanisme – wat slechts weinigen blijken te weten.
3. "Autostrade" (p. 13): blijkbaar een verwerpelijk italianisme en nu eens geen gallicisme, al wordt dat niet vermeld. De Fransen rijden immers liever over 'une autoroute' omdat ze de uit het Italiaans geleende 'autostrade' als archaïsch ervaren. Goed, italianismen eruit dus, maar we mogen wél gallicismen bewaren zoals: (het m.i. foutieve) 'categoriek', (het afschuwelijke) 'certitude', (het uiteindelijk overbodige) 'impressionant' of (de onzinnige samenkoppeling) 'grootwarenhuis'. Dat laatste woord is voor mij altijd taboe geweest, namelijk als een banale calque van 'grand magasin' waarbij slechts het al te duidelijk naar het Frans verwijzende 'magazijn' vervangen werd door 'warenhuis', dat exact hetzelfde betekent. Bovendien: sinds wanneer is in VL een 'grootwarenhuis' hetzelfde als een 'supermarkt'?
4. "Beenhouwer" (p. 15): ik vraag me af of elke Vlaming vanaf nu 'slager' zal gebruiken; idem voor het woord 'luster': in de modale Vlaamse huiskamers hangen dus voortaan 'kroonluchters'?
5. Het prachtige "betonneren" (p. 18) moet eruit. Voor VD is het in de betekenis van 'met een dun laagje beton bedekken' wél perfect aanvaardbaar terwijl de betekenis 'beton storten' als 'niet algemeen' wordt gelabeld. In 1984 had VD helaas nog geen weet van de figuurlijke betekenis 'definitief vastleggen, verankeren'. En dus ook vandaag nog geen standaardtaal in VL? Jammer.
6. Het zinnenstrelende "goesting" (p. 44), ooit tot het 'mooiste Vlaamse woord' verkozen, is helaas uit den boze, net zoals het leuke "plezant" (p. 84). Waarvan akte. Maar het zou misschien toch zinvoller zijn om het verschil tussen 'zin' en 'trek' (nog maar eens) duidelijk te maken, want die worden, ook en vooral door medialui, nog steeds op één hoopje gegooid.
Zo zijn er waarschijnlijk verderop in het boekje nog een aantal bannelingen die ik veel liever opgenomen had gezien. Maar opnieuw: de lijst zou al te lang worden.
Herwaardering?
"Wij verbreden het Standaardnederlands," stelt Verhoeven (p. 4). Dat is ongetwijfeld zo, en daar zijn we dankbaar voor, daar zijn we zelfs fier op. Want we weten nu eindelijk, zwart op wit, dat o.m. volgende pareltjes schaamteloos gebruikt mogen worden: "confituur, debardeur, fier, hesp, koersfiets, koffiekoek, koninginnenhapje, levensduurte [perfect logisch trouwens], pompelmoes (i.p.v. dat in het Nederlands idioot klinkende 'grapefruit'), proper, schotelvod, stoverij" of het al genoemde "containerpark", naast vele andere. En zo hoort het maar net, want we mogen dan goede buren en zelfs taalbroeders zijn, onze geschiedenis en cultuur vallen nu eenmaal niet helemaal samen.
Ten tweede: "Meer woordenschat betekent alleen maar winst" [inderdaad, en dus hoe meer hoe liever, n.v.d.a.], zoals dS kopte bij het dubbelinterview (2) met samenstellers Permentier & Schutz – op voorwaarde evenwel dat daarmee geen grammaticaal foutieve vormen zoals aanzien of doorprikt op de markt worden gegooid.
En toch. Verhoeven stelt in het boekje: "We blijven binnen de normen van het Standaardnederlands, hetzelfde Nederlands dat in Nederland als correct geldt." (p. 4) Dat laatste is dus absoluut niet waar. Want ik herhaal: waarom dan toch mordicus dat label "Belgisch-Nederlands (BN)" blijven hanteren? Ongetwijfeld kunnen, omgekeerd, heel wat woorden als "Nederlands Nederlands (NN)" gelabeld worden omdat ze evenmin "in het hele taalgebied" gebruikelijk zijn en dus in VL onbekend. De enige oplossing zou dus, nogmaals, zijn: ofwel een VD brengen met twee labels (BN en NN, de ongemarkeerde woorden rekenen we dan wel tot het AN), ofwel een VD simpelweg zonder enige beperkende, stigmatiserende precisering.
Samensteller Rik Schutz suste goedmoedig in het reeds genoemde interview zijn Vlaamse interviewster, die hem "opde trein en inhet station" had gezocht: "Wij Nederlanders zitten in de trein en zoeken elkaar op het station. Maar er is natuurlijk geen enkel argument om te stellen dat het ene voorzetsel correcter is dan het andere. Dus jullie moeten ons vooral niet nadoen, vind ik." Oef... Schutz was vroeger medewerker bij Van Dale Lexicografie en is nu projectleider spelling bij de Nederlandse Taalunie.
En Permentier? Die aait het Vlaamse ego in het interview al evenzeer: "Van Dale en Prisma hebben in hun nieuwste edities al veel meer Belgisch-Nederlands ontdaan van het labeltje 'niet algemeen'". Deze voormalige dS-journalist werkte (werkt?) mee aan de redactie van VD, schreef een leidraad voor het Groene Boekje (2005), is projectleider bij de Nederlandse Taalunie en jurylid van het Groot Dictee.
Het Belgisch-Nederlands krijgt met dit woordenboekje een flinke schouderklop en wordt dus aangemoedigd. Maar het wordt, wellicht duidelijker dan ooit door zo'n aparte oplijsting, hoe dan ook tegelijk door twee eminente vertegenwoordigers van grote baas Taalunie, l'œil de La Haye (waar nog steeds met de vermelding "port payé" gefrankeerd wordt), als zodanig gekenmerkt: een dubbelzinnigheid die een bitter nasmaakje nalaat temidden van zo veel zoets. Zo van: je mag die dingen voortaan gebruiken, maar we weten best waar je vandaan komt! Ach, hoe dan ook een flink duwtje in de rug van onze Vlaamse 'identiteit'.
"De taalgebruiker beslist over wat standaardtaal is of niet": dat is tegenwoordig zowat het nefaste uitgangspunt voor alle taalbeschouwers, taalpolitici of taaltuiniers. Permentier: "Standaardtaal kun je alleen zien als datgene wat mensen gebruiken en aanvoelen als standaardtaal." (3)
Of Karel Verhoeven: "Correcte taal is wat wij als correcte taal ervaren en aanvaarden. Wij taalgebruikers. De taalgebruikers volgen het woordenboek, maar ook omgekeerd, het woordenboek volgt gewilliger de taalgebruikers." (p. 3) "Wij taalgebruikers" dus.
Welnu, ten eerste: ik mag hopen dat zulks écht niet het geval is. Want dan zou ik voortaan, net zoals zelfs vele BV's van divers pluimage, zijnde toch dé tafelspringende en schermvullende spraakmakers par excellence, voortaan 'omwille van' en 'wegens/als gevolg van' op één hoop moeten gooien; dan zou ik 'letterlijk' en 'figuurlijk' of 'efficiënt' en 'effectief' voortdurend verkeerd moeten gebruiken; de vervoeging van 'slaan' en 'slagen' door elkaar moeten haspelen net zoals 'niet het minst' en 'niet in het minst' of 'over' en 'binnen' als tijdsaanduiders; dan zou ik het woord 'media' met een werkwoord in het enkelvoud moeten gebruiken of, zoals het sommige leraren en docenten tegenwoordig wel meer overkomt, foutieve werkwoordsuitgangen op het bord of in de cursus moeten noteren; dan zou ik voorbij moeten gaan aan het verschil tussen 'over/in het algemeen' of romans uitgeven die bol staan van de taalfouten. En dan heb ik het niet eens over de soms aan mentale retardatie of vulgariteit grenzende dictie van bepaalde BV'S. Maar ja, laten we ons vooral niet meer al te 'normatief' opstellen, dat is vandaag de mantra, en niet alleen in de linguïstiek. 'Democratisering' alom. Je kan er ook zot van worden.
Ten tweede: zijn het echt al die Vlaamse winkeliers, de modale taalgebruikers, die gevraagd hebben om 'solden' eindelijk te autoriseren – een vraag die me overigens best gerechtvaardigd lijkt, daar niet van? Nee, natuurlijk niet, het zijn de taaladviseurs die ogen in hun kop hebben en dat woord in heel Vlaanderen tegen de etalages (oeps...?) of in kranten en 'boekskes' zien prijken, die op grond van rationele argumenten en gezien hun expertise een gemotiveerde beslissing nemen met het oog op de redactie van b.v. woordenboeken, leerboeken of kranten. Waarom anders zo'n boekje als dit überhaupt nog publiceren? Waarom dan nog een 'taalnet', een 'taaltelefoon' of een 'vrttaal.net' in stand houden? Omdat, zoals het in dit boekje zélf duidelijk gesteld wordt, "Vlaanderen behoefte [heeft] aan een taalnorm" (p. 5). Nederland heeft daar ook behoefte aan, misschien in mindere mate en op andere taalniveaus, maar Nederland weet dat niet, wil dat niet weten of staat er gewoonweg onverschillig tegenover zoals je wel vaker leest. Dat is het enige verschil.
In een Woordenboek van belgicismen uit 1930, dat, gezien de hachelijke toestand en positie van het 'Vlaamsch' op dat moment, nochtans heel sterk het primaat van het Noord-Nederlands beklemtoont en de gallicismen genadeloos bestrijdt, lees ik op het einde van het 'Inleidend woord': "Wij wenschen daarbij geenszins alle specifiek Zuidnederlandsch uit den booze te verklaren, wèl uitsluitend het beslist verkeerde. Overigens willen wij feitelijk zoo weinig mogelijk afkeurend, doch veeleer constateerend en inlichtend te werk gaan en den gebruiker zelf de keus overlaten tusschen Vlaamsch en algemeen Nederlandsch, naar gelang van het doel dat hij beoogt. Dr. W. De Vreese heeft immers in dit opzicht gezegd [...]: 'Eenheid van taal voor Noord en Zuid is zeker gewenscht, maar ze moet vòòr alles bestaan in eenheid van bouw, van syntaxis, veeleer dan in eenheid van woordenschat. Dit laatste wordt door de Hollanders zelf niet meer verlangd [...]'". (4) Er is dus blijkbaar niet zo veel veranderd na 85 jaar: uiteindelijk dezelfde bekommernis, hetzelfde fundamentele doel en dezelfde basiskeuzes als in het hedendaagse werkje van Permentier & Schutz, die er nu echter wel veel verzachtende doekjes om dienen te winden.
Tot slot, wat de gesproken taal betreft, het volgende. Eind jaren zestig en nog iets later, jaren zeventig en misschien zelfs nog tachtig, luisterde ik geregeld naar het nieuws op een Nederlandse tv-zender of bekeek en beluisterde ik programma's van de VPRO, en dat wel degelijk met van bewondering blozende oortjes. Als ik nu naar een Nederlands programma luister, en zeker naar een praatprogramma als DWDD of het spannende (!) Opsporing verzocht, dan wordt het soms heel lastig om het gepraat probleemloos te volgen. Verhoeven mag dan al beklemtonen dat het Standaard-woordenboekje geen afscheuring van Nederland beoogt (p. 4), toch groeit tussen beide taalgebieden onherroepelijk een zeer diepe, hoorbare kloof die ook op andere terreinen voelbaar is en die ik ten zeerste betreur (literatuur, media, wederzijdse belangstelling en uitwisseling etc.). Het wordt m.i. heel dringend tijd om elkaar opnieuw te leren kennen (5). Velen van mijn generatie namen destijds een (taal-) voorbeeld aan monumentale virtuozen als Toon Hermans, Fons Jansen, Wim Sonneveld of een Herman Van Veen, om maar enkelen te noemen. Vlaanderen heeft hen ondertussen meer dan bijgebeend, zonder enige twijfel, daar bestaan vandaag schitterende voorbeelden van. Helaas bestaan er echter ook al te veel bedroevende symptomen van het feit dat Vlaanderen en Nederland van elkaar wegdrijven.
Wat een overheerlijk feest, bijvoorbeeld, om nog te kunnen luisteren naar de causerieën van of interviews met die andere schitterende taalvirtuoos, Godfried Bomans. Toen Jan Van Rompaey hem ooit voor de camera vroeg: "Wij praten Nederlands. Praat ik anders dan u?" antwoordde Bomans met die hem zo typerende guitigheid in de loensende ogen en zalige ironie op/om de lippen: "O, enorm anders, maar dat weet u niet. Kijk, weet u wat? Onze [de Noord-Nederlandse, n.v.d.a.] taal constateert. Het is dus een taal die vaststelt, en als je de Vlaamse grens over gaat dan hoor je diezelfde taal opeens zingen. De tekst blijft Nederlands, de melodie wordt Frans. Dat is heel opmerkelijk, en ik geloof niet dat u dat in de gaten hebt omdat u het de hele dag doet. Maar u hebt de zang van het Frans; de noten zijn Gallisch, de tekst is Diets, en die combinatie is voor ons hartveroverend. Wij vinden het enig als wij plots onze taal horen zingen, terwijl wij altijd koel daarmee hebben vastgesteld." (6)
Dit lexicon roept bij mij ambivalente gevoelens op. Aan de ene kant vreugde en dankbaarheid om de opgeviste 'vlaamsismen', anderzijds ontgoocheling wegens de arbitraire en soms slordige, onlogische behandeling ervan. Hoe ook, laten we ons maar niet te erg opsluiten, ieder aan zijn kant van de grens, in de splendid isolation van onze eigen efemere taalmaniertjes. Noemde Bomans ons niet, terecht, op andere momenten 'broeders' en 'een verkwikkend tegendeel'? Die broeders mogen dus best, en kùnnen het best, wederzijds begrijpbaar blijven. Onze gedeelde belangen, onze gemeenschappelijke literatuur, onze gedeelde taal zijn daar immers mooi en belangrijk genoeg voor.
Luc PAY
(1) Ludo Permentier & Rik Schutz [samenst. en red.], Hoe Vlaams mag uw Nederlands zijn? 1000 Belgisch-Nederlandse woorden. Een woordenlijst van De Standaard. De Standaard, januari 2015, 125 p.
(Wordt nu al het 'Gele Boekje' genoemd; het valt in ieder geval beter te pruimen dan het Groene.)
(2) Interview door Dorien Knockaert, in De Standaard, 31-01 en 01-02 2015, p. 24-25.
(3) Interview door Knockaert, p. 25, kolom 1.
(4) Const. H. Peeters, Nederlandsche taalgids. Woordenboek van belgicismen. Met verklaring, en opgave van de overeenkomende woorden en uitdrukkingen in het algemeen Nederlandsch. Met een inleidend woord van Prof. dr. J. Vercoullie, De Sikkel, Antwerpen 1930, p. 23.
(Cursivering zoals in het origineel. Merk ook op dat deze auteur 85 jaar geleden 'naargelang van' correct gebruikt, mét het voorzetsel, een combinatie die ondertussen alweer danig onbekend lijkt. Het irriteert me trouwens mateloos dat over dit soort zaken een zalvende permissiviteit, een grenzeloos vergoelijkend relativisme bestaat vooral bij mensen die gezien hun opleiding en/of ervaring deze zaken zelf wél perfect beheersen: een verfoeilijk want schadelijk, beknottend, omgekeerd paternalisme dat alleen maar contra-emancipatorisch en anti-democratisch werkt. Ik heb me altijd afgevraagd waarom de Taalunie zich nooit zelf bekommerd heeft om een handleiding bij correct taalgebruik, die dan zou kunnen gelden voor het hele taalgebied en periodiek bijgesteld zou kunnen worden zodat we eindelijk Galle, Florquin, Renkema, Talpaert & Buyse, Gillaerts, Theissen & Debrabandere, Heidbüchel, Van Nierop, Bruffaerts & Du Mong en nog enkele anderen mogen vergeten want ze raken stilaan (erg) verouderd (ik wacht ook nog altijd op de opvolger van De Conincks Groot uitspraakwoordenboek van de Nederlandse taal). Tot ik de invectieven van Benno Barnard tegen de Taalunie las, zowel in Knack (16-02-2008) als op nrc.nl (04-03-2008). Een mens vraagt zich af wat ze daar in La Haye, waar le port duidelijk heel duur payé wordt, eigenlijk uitrichten. Op de thee gaan in Suriname misschien, zoals het heren van de thee past? Of de op jarenlange studie gebaseerde én schitterende voorstellen van de eerste spellingcommissie in de prullenbak gooien, wat de belastingbetalers in VL en NL miljoenen gekost moet hebben, om ten slotte een andere spelling op te leggen waar iedereen een punthoofd van krijgt. Maar nu hebben we tenminste een spannend Groot Dictee.
(5) Elkaar leren kennen. Het 'Gele Boekje' legitimeert alvast heel wat typisch Vlaamse woorden en wendingen, en dat is goed: onze noordelijke vrienden zullen die leren kennen, maar of ze die ook gaan gebruiken is een andere vraag; dat hoeft trouwens volstrekt niet! Een omgekeerd voorbeeld. In het interview verzucht Permentier: "Ik zou het geweldig vinden als Vlamingen de uitdrukking er komt een dominee voorbij leren kennen." (p. 24). Blij dit gelezen te hebben, want ik kende die (mooie) zegswijze niet, met alles wat ze impliceert aan sociologische impact van kerken of gezindten. Maar of ik ze nu ook zal gebruiken? Want kijk, mijnheer Permentier, u weet misschien nog wel dat hier in Vlaanderen heel weinig dominees passeren. Vele jongeren op de schoolbanken weten niet eens wat een dominee is of wat die vertegenwoordigt. Maar in het Frans bestaat de prachtige uitdrukking "un ange passe/passa", en ik ben er nagenoeg zeker van dat die Nederlandse dominee daar een vertalende aanpassing van is. Voor de Vlamingen stel ik dus voor: een engel kwam voorbij. Die engeltjes passen trouwens ook beter bij onze barokke katholieke gebedshuizen. En weet u wat? Zet beide zegswijzen dan a.u.b./s.v.p. in de volgende VD, het liefst zonder markering. (Wees gerust: op die manier zal de Taalunie u niet op de vingers tikken en mag u bij het spectaculaire Groot Dictee probleemloos verder blijven jureren.)
(6) In het BRT-televisieprogramma Echo, 18 november 1967. (http://cobra.be/cm/cobra/videozone/dagopdag2014/november%2B2014/1.2144642)