10 janvier 2012
2
10
/01
/janvier
/2012
01:00
Foto: © Bert Bevers
Toen ik gaan moest door duistere straten
en door modder en tierend tempeest...
al de menschen met marmergelaten
en zoovele gelaten verbeest...
Oh in helderder uren en dagen
als uw lach in mijn aangezicht lichtt',
ik droeg dan niet meer wat ik drage
't was uw lach die mijn lasten verlicht.
Moge uw lach, die mijn licht is, niet wijken
uit den eenzamen gang dien ik ga;
moet er al wat nog niet bezweek om bezwijken
ik geef het u, neem het me, sla!
Ach, ik wacht u zoo, zie, zonder klagen
zoo Gij zelf wacht in de eenzame kerk...
ik draag weer eentonige vlagen
als vreugdlooze kinderen...en werk.
Gerard Walschap (1898-1989). Collectie Letterenhuis.