Bestaat het nog, een onbewoond eiland? Eén waar de uren gemeten worden met het licht van de zon, waar het uitzicht niet beneveld wordt door I-clouds en ander I-ongerief, en waar je kan slapen met de sterren. Ik heb er altijd naartoe gewild samen met mijn geliefde, zonder bagage maar zwaar beladen met een boekentas vol kunst, dat kostbaar onbetaalbaar goed dat ons mens maakt, waardoor we de wereld in cultuur hebben gebracht en brengen. Blijkbaar kan het nu, maar met restricties: van elke soort maar twee: een onmogelijke keuze. Stiekem maak ik er toch maar drie van. Bestaan niet alle goede dingen uit drie? Ik verberg ze in de dubbele bodem van mijn tas.
De kunstwerken, die ik wil meenemen zijn sowieso onbetaalbaar. Zeker neem ik een werk van William Turner mee, de meester, die het licht in een doek heeft gevangen en zo tastbaar heeft gemaakt. Ik zou één van zijn Venetiaanse landschappen uitkiezen. Venetië, mijn verloren Atlantis, waar elk uur het licht zijn kleuren deelt.
De waterlelies van Claude Monet, meester van het impressionisme, mogen niet ontbreken. Dit schilderij leert ons hoe, zelf kleurenblind aan het einde van zijn leven, Monet toch door de kracht van zijn geest kleuren kan schilderen zonder ze te zien. Maar ook, voorzichtig ingepakt en weggemoffeld, één van de meesterwerken van de beeldhouwkunst, Alberto Giacometti’s La femme qui marche.
Toen ik dat voor het eerst zag, jaren geleden in het Peggy Guggenheim museum in Venetië (alweer die stad), heb ik er meteen een gedicht bij geschreven.
Muziek dan. Ik neem Chopin’s pianoconcerto’s mee in de hedendaagse uitvoering van Lang Lang samen met de Wiener Philharmoniker onder leiding van Zubin Mehta. Ik hoor het mijn moeder nog steeds spelen, met een ingehouden overgave. Het was haar componist bij uitstek. Ik voeg er gauw ook nog de Polonaise Op. 53 bij door Maurizio Pollini, Chopinvertolker bij uitstek. Het herinnert mij aan die bijna ondraaglijke eindscène uit de film As en Diamant van Andrzej Wajda. Het is een minutenlang travel shot door een veld van te drogen hangende witte lakens, die langzaam rood kleuren van het bloed van het neergeschoten hoofdpersonage, die dodelijk geraakt nog tracht te vluchten, maar sterft gewikkeld in één van de lakens en dit onder de aanzwellende heroïsche tonen van Chopins Polonaise Op. 53. Stuitender kan het contrast niet zijn. Ook Sacrificium van Cecilia Bartoli neem ik mee, een ongewone opname waarin Bartoli met haar breed en uniek zangpalet een ode brengt aan alle castraatzangers en hun lijden voor de kunst. Ombra mai fù van Haendel voeg ik er vol ontzag aan toe. In de dubbele bodem stop ik de verzamelbox van singer-songwriter en dichter Leonard Cohen. Al was het maar om mij eraan te herinneren dat There is a crack in everything, that’s how the light gets in.
Uit mijn favoriete films kies ik twee Italiaanse meesterwerken: Cinema paradiso van Giuseppe Tornatore of hoe de moderniteit bezit neemt van traditie, en Il postino van Michael Radford of hoe een simpele visser, meesterlijk vertolkt door Massimo Troisi, die één dag na de laatste opname stierf aan een aangeboren hartafwijking, postbode wordt van Pablo Neruda, zo de essentie van poëzie ontdekt en zelf dichter wil worden. Maar ook Invictus van Clint Eastwood gaat mee. Het toont hoe één groothartig individu, Nelson Mandela, een maatschappij kan veranderen, want ieder is the master of his fate, the captain of his soul, een vers uit een gedicht van William Ernest Henley en het leitmotiv van Mandela tijdens zijn gevangenisjaren op Robbeneiland.
Tenslotte de boeken. Mijn poëtische bijbel gaat mee, Four Quartets van T.S. Eliot om mij eraan te herinneren dat We shall not cease from exploration / And the end of all our exploring / Will be to arrive where we started / And know the place for the first time. Verder I Have a Dream, een verzameling redevoeringen, die de loop van de geschiedenis hebben verlegd of hoe woorden wapens worden. Tenslotte het meesterwerk uit de Nederlandse literatuur Max Havelaar van Eduard Douwes Dekker, die onze literatuur de moderniteit instuwde. Het was het lievelingsboek van mijn vader en qua thematiek actueler dan ooit: Idealisme tegenover politiek pragmatisme en hypocrisie, macht en onmacht, afpersing en corruptie, het knechten van een volk, racisme en blind geweld, maar ook tederheid, liefde en geloof in een betere toekomst. Geschreven in een meesterlijke taal en stijl, westers en oosters tegelijk. In een meeslepend ritme weeft het proza, redekunst en poëzie tot een symbiotisch geheel, een Multi-gelaagd verhaal voor alle tijden.
Laat de boot nu maar de haven uit, zet koers naar dat eiland, ik ben aan boord samen met mijn geliefde en mijn boekentas met dubbele bodem.
Richard Foqué, Antwerpen