De lange en Haagse Laan van Meerdervoort ontspringt in het nagelaten domein van Louis Couperus. Aan de huizen en aan alles in de omgeving kleeft het negentiende-eeuwse fin de siècle. Haagser dan Haags is hier de atmosfeer. Tenminste als je er de juiste trilhaartjes voor hebt. Bij gunstige lichtval wordt de geest heel soepeltjes bevangen door een bijzondere grijsheid: ach ja… de tinten van de Haagse School, de voorbije grandeur, de wellustige droefheid van het onvervulde...
Een klein half jaar geleden viel mij ter hoogte van het Museum Mesdag iets op. De gevel naast het door schilder/collectioneur Hendrik Willem Mesdag in 1887 gestichte museum was opeens voorzien van een bronzen plaquette. Het chique bord bij de voordeur van Laan van Meerdervoort 11 herinnert de voorbijganger eraan dat hij de voormalige woning van schrijver Cyriel Buysse passeert.
Plaquette Cyriel Buysse Genootschap
Van 1896 tot 1932 woonden Buysse en zijn vrouw afwisselend in Den Haag en in Vlaanderen (het plaatsje Afsnee bij Gent). In 1896 was de schrijver met de gefortuneerde Nederlandse weduwe Nelly Tromp-Dyserinck getrouwd. Zijn literaire carrière werd hierdoor in meerdere opzichten verrijkt. Scheppende arbeid kon plaatsvinden zonder zorg om inkomen en hoge Haagse kringen openden zich.
Laan van Meerdervoort 11
De rechtstreeks van Mesdag gekochte woning maakte destijds (en nu ook weer) deel uit van het museum-/wooncomplex van de bekende zeeschilder. Goed beschouwd is het Museum Mesdag dus voor een deel een ‘monument’ Buysse. Ai… dat verklaart wellicht waarom het drie jaar duurde voordat het Van Gogh Museum (waaronder Museum Mesdag valt) toestemming voor de plaquette verleende aan het Buysse Genootschap. Haagse roem wordt niet gaarne gedeeld.
Een aardig coterietje vormde zich op een vierkante kilometer: de Mesdagjes, het echtpaar Buysse en de nabij wonende familie Couperus (Louis en zijn vrouw Elisabeth). Over de Haagse contacten tussen Couperus en Buysse lees ik in een commentaar op een publicatie van Anne Marie Musschoot iets intrigerends. Het gaat over de nerveuze vrouw.
Wie kent haar niet?
Wij hebben het over de tijd waarin de nerveuze vrouw nog iets wezenlijks voorstelde. De tijd van Couperus’ feuilleton Eline Vere. De tijd van De Bom en Buysse.
In de letterkunde van rond 1900 werden ze moeiteloos geconserveerd: vrouwen met een gedistingeerde, bijna aangeboren, droefheid. Een vanzelfsprekende onvervuldheid doortrilde heel hun wezen. De mannelijke lezer kon er zonder probleem waardering voor opbrengen. De contemporaine nerveuze (of liever ‘spirituele’ zoekende) vrouw kan er niet aan tippen.
Ik heb nooit begrepen waarom die precieuze verfijnde nerveuze vrouw verdween uit de letteren, waarom je haar nu alleen nog met de tijdmachine kunt bezoeken. Tot ik, speurend naar bijzonderheden van de Haagse tijd van Cyriel Buysse, de kille waarheid las.
Nog tijdens de Haagse contacten van Buysse en Couperus raakte de nerveuze vrouw uit de mode(!). En net zo gemakkelijk stapten beide schrijvers af van het beproefde naturalistische procedé, waarin de psychologische tekening van het vrouwelijk ‘nerveuze’ tekort zo prachtig aanwezig is. Men vraagt, en wij draaien.
De nerveuze vrouw van toen, de ware nerveuze vrouw, is nooit meer gezien.
Een trieste gewaarwording. Mooi verbonden met de bronzen herinnering aan het Haagse leven van Cyriel Buysse.
Erick KILA