Basso profundo
oude tijger tegendraads uw spelevaren
in uw kannibalenblootje verzen keilend
naar het dolgedraaide rad – de bodem bottelt
dikke brillenglazen; hoor de koeien loeien:
‘Zatte Zwitser, kaperscocktail, hoed ons weer! Kom,
kras ons naar de platte zee, naar onze zusters…’
welpenwolkje, zwarte sterrendwergen slapen
horizon, hij kon de Catatumbobliksems
vangen in een fles, opstandig kruid, de woorden
lessend, wittend, als een babykont met stoppels
stof op zijn recorder zwijgt: ‘Mijn ogenspiegel,
stilte houdt van mijn afwezigheid. Shshsh, zeeroos –‘
schroefherstelling niet meer mogelijk, zijn oorschelp
vol van maankorrels; wij zien beeld maar geen letter
leg hem in dit sloepje van azuurblauw, maan hem
over baren waar de roodneusreuzen waren
vissen gapen; mooie ronde vissen gapen
Peter Holvoet-Hanssen