Overblog
Editer l'article Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
29 octobre 2008 3 29 /10 /octobre /2008 08:00

Hoewel Henri-Floris Jespers in zijn boek Artis Amore een uitgebreid en goed gedocumenteerd verslag geeft van de zaak J.B. laat ik hier Lambert zijn verhaal doen, zoals ik het hem zo vaak hoorde vertellen: “In 1962 krijg ik het bezoek van een jongmens die een reportage moet maken over de bekende en beruchte vervalsingskwestie Vermeer- Vermeegeren. Ik voel dat hij er geen benul van heeft waarover het eigenlijk gaat en schrijf voor hem een schema en geef hem alle mogelijke informatie.Als hij hoort dat ik dichter ben vraagt hij of hij mij zijn verzen mag laten lezen. Het blijken rijmelarijen te zijn zoals een twaalfjarige die zou schrijven.”

Hier laat ik even Frank-Ivo van Damme aan het woord, die van 1952 tot 1958 het jongerentijdschrift Pijpkruid uitgaf. “In 1954 kwam de 16-jarige Jan Berghmans op onze redactie zijn versjes aanbieden. Om van zijn gezeur af te zijn hebben we er uiteindelijk eentje gepubliceerd. Later zou Jan Berghmans aan Tony Rombouts verklaren dat hij jarenlang verwoed meewerkte aan Pijpkruid. Niets is minder waar. In geen enkel verslag komt zijn naam voor en op de tientallen foto’s van redactieraden, manifestaties en tentoonstellingen van Pijpkruid is er slechts één foto te vinden waarop Jan voorkomt. Nog één of tweemaal lieten we ons verleiden om een kwatrijntje op te nemen, maar toen hij in 1956 De kleine Poort uitgaf leverde Gregor Boude, pseudoniem van Frans Schittecat, een vernietigende kritiek op deze bundel.”


Pijpkruid
: zittend: Jan Berghmans en Marcel Leemas; Greta Aerts en Julia X., Frank-Ivo van Damme, Antoon Vermeylen, Jos Clawert en Renaat Roels, 1955.

Lambert:” Jan was gefascineerd door alles wat ik hem bijbracht over poëzie. Er ging een wereld voor hem open. Tijdens één van onze gesprekken , waarin ik hem trachtte diets te maken dat goede poëzie schrijven iets anders is dan al dat experimentele gedoe liet ik mij ontvallen dat ik gemakkelijk een hele bundel hedendaagse poëzie kon schrijven in enkele dagen tijds. We vonden dit eigenlijk allebei een schitterend idee en maakten een plan de campagne. Ik zou verzen schrijven à la de experimentelen, we zouden ze uitgeven onder de naam van J.B. In korte tijd schreef ik een aantal gedichten, pastiches eigenlijk op bestaande gedichten. Dit was het ontstaan van de bundel Antimaterie die door Jan in eigen beheer en onder zijn naam werd uitgegeven. Maandenlang verliepen zonder bericht van Jan tot ik vernam dat Antimaterie bekroond was op de Poëziedagen te Wemmel. Na enkele dagen krijg ik Jan aan de telefoon. Ik zeg: “Jan, nu is ons moment gekomen en gaan we deze grap wereldkundig maken”. Wat antwoordt Jan?: “Lambert, ik ben nu beroemd! Laat mij beroemd!”

Na enige tijd komt Jan bij mij en vraagt nieuwe gedichten. Toen ik even de kamer uit was heeft hij de kans gezien om enkele van mijn verzen uit een map te halen. Tot mijn ontzetting merk ik dat even later mijn verzen onder zijn naam verschijnen. Uit zelfverweer en een behoefte om de waarheid bekend te maken besloot ik van dan af het spelletje mee te spelen en aan Jan gedichten af te leveren waarin mijn naam verscholen zat . Vijf jaar lang heeft het geduurd vooraleer men ontdekte dat de gedichten van Jan Berghmans acrostichons bevatten of inhoudelijk verwezen naar de mystificatie.”

                  Laat later anderen dit lezen

                 Al is het moeilijk misschien

                 Mocht het dan zijn dat toch één wezen

                 Begrijpt waarnaar ik uit blijf zien

                 En daarom diende er gezwegen

                 Rapunzel ter herinnering

                 Terwijl een koekoek allerwegen

                 Jaar in jaar uit mijn naam verving

                 Al klinkt uit honderden verhalen

                 Geen naam meer op die wij verstaan

                 En mocht daarop ten enenmale

                 Niet vers na vers ten gronde gaan

                 Eerst later wordt mijn spoor bekend

                 Als alles wat ik heb geschreven

                 Uit een voor mij gemaskerd leven

Toen het hele spel begon kende niemand Jan Berghmans maar ook Lambert Jageneau was niet bekend in de literaire wereld. Door het succes van Antimaterie en vooral door de lovende kritieken van o.a. Hubert Lampo, Jozef Van Hoeck, Willy Vaerewijck en Karel Jonckheere had Jan zich vele belangrijke vrienden gemaakt. Niemand ontdekte de mystificatie of liever niemand maakte de mystificatie bekend. Want Jaak Brouwers was al minstens één jaar voor de publicatie in het Nieuw Vlaams Tijdschrift op het spoor gekomen van de acrostichons. Dat hij toen al op de hoogte was van de acrostichons bewijzen 2 brieven van W. Vaerewijck aan Jaak:

1. “Bijgaand 6 gedichten van Berghmans voor NVT. Zij zijn met formidabel veel zwier geschreven. Jij waarschuwde me voor mystificatie. Besnuffel ze eens en zeg mij of je zwavel of onraad ruikt.”

2. “Mag ik je vragen om me dringend de gedichten van Jan Berghmans terug te sturen?  De auteur wordt nerveus en jij weet best hoe opgewonden dichters te werk gaan.”

En wat te denken van de eigen bundel die Jaak schonk aan Lambert waarin hij bij volgend gedicht  een opdracht schreef:

                Kroongetuige

                 Niemand is beter op de hoogte

                Van het verzanden

                Dan deze droogte.

                Voordat ik u verbinden kon

                Met taal aan tong

                Aartsengelen staan tussen ons.

  De opdracht luidde: “Voor Lambert . Lees maar, er staat wel wat er staat.”


Jaak Brouwers tussen prof. Herman Mertens en Joke van den Brandt

Lambert, op het matje geroepen door Jaak, vroeg met grote aandrang om te wachten met de bekendmaking. Jaak adviseerde Willy om de gedichten niet te publiceren om redenen die hij later zou meedelen. Het leescomité van het NVT vond Brouwers’ argumentatie (terecht) te zwak en besloot de gedichten op te nemen.

Ook de mannen van tijdschrift Heibel, Frans Depeuter, Robin Hannelore en Walter van den Broeck hebben nooit geloof gehecht aan het dichterschap van Jan Berghmans. In hun blad hebben zij zich vaak vrolijk gemaakt om de ernst waarmee J.B. de beroemde dichter speelde terwijl zij hem door en door kenden en wisten dat het met zijn minieme culturele bagage onmogelijk was dat hij zulke gedichten schreef.

Steunend op geruchten en een gedicht dat gepubliceerd werd in het programma van een Middag van de Poëzie in de Residentieschouwburg te Brussel licht De Standaard op 28 november 1967 een tip van de sluier op.

Joke VAN DEN BRANDT

(wordt vervolgd)

Partager cet article
Repost0

commentaires

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche