De argwaan van de onderzoekers tegenover het bestuderen van dit gevoelig onderwerp heeft allicht te maken met het feit dat het zou ingaan tegen de gangbare corporatistische en communautaire paradigmata in de huidige Belgische historiografie en sociologie.
Wat de corporatistische reflex betreft, dient gezegd, dat de Franstaligen in Vlaanderen op geen enkel ogenblik in de geschiedenis tot één bepaalde (sociaal-politieke) zuil behoord hebben. Op politiek vlak bleven ze steeds versnipperd en vormden ze nooit een uniform kiezerscorps, wat de wetenschappelijke belangstelling voor dit studieonderwerp wellicht nooit echt heeft bevorderd, daar waar precies de complexiteit ervan een wetenschappelijke stimulans had kunnen zijn.
Krachtens het gangbare communautaire schema, en vooral dan na het invoeren van het territorialiteitsprincipe, werden de Franstaligen uit de Vlaamse samenleving voortaan doodgezwegen. Sociologisch gezien is nochtans het bestaan van Franstaligen in Vlaanderen onloochenbaar, een feit waarop slechts zelden Belgische onderzoekers tot hiertoe de aandacht hebben gevestigd.
Trouwens, daar waar minderhedenstudies meestal vanuit een endogeen standpunt worden uitgevoerd, valt op dat dit voor de Franstaligen in Vlaanderen niet opgaat. Integendeel, zelf schijnen ze dikwijls geneigd om zichzelf weg te cijferen.
Het thans gangbare intellectuele denkpatroon dat bewust of onbewust door de institutionele logica is geïnspireerd, is in feite onverenigbaar met de vereisten van het wetenschappelijk onderzoek.
Verder mag gesteld worden dat de Belgische historiografie, net zoals dat het geval was bij kwesties als de jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog, de epuratie van de collaboratie evenals het Belgische debacle in Congo eens te meer voor een keerpunt staat. Inderdaad, nu de historische Vlaamse Beweging haar doelstellingen grotendeels heeft verwezenlijkt en de Vlaamse samenleving alsmaar heterogener wordt, is het niet ondenkbaar dat onderzoek naar de Franstalige aanwezigheid in Vlaanderen stilaan aan legitimiteit zou winnen. Mogelijk kondigt het verdwijnen van de laatste Vlaamse politici uit de unitaire periode een minder emotioneel-ontvlambaar tijdperk aan, dat gunstiger zou kunnen zijn voor een rationele en objectieve benadering van het onderwerp. Een dergelijke aanpak zou aan de bewoners van het huidige Vlaams Gewest (of ze nu Nederlands-, Frans- of anderstalig zijn) de gelegenheid kunnen geven om hun historische, sociologische en culturele diversiteit beter in te schatten.
Het Studiecentrum Franstaligen in Vlaanderen (SFV) zal zich uitsluitend wijden aan het multidisciplinair wetenschappelijk onderzoek van de Franssprekenden (in al hun diversiteit) binnen de grenzen van het huidig Vlaams Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vanaf het opkomen van de Franse taal tot op heden. Het SFV stelt zich dan ook tot doel onderzoek uit te voeren of te omkaderen, onder andere met de medewerking van de instellingen waaraan de betrokken onderzoekers verbonden zijn. Het SFV zal documenten en voorwerpen verzamelen, bewaren en ontsluiten voortkomende van instellingen, verenigingen of privé-personen die er zich zouden willen van ontdoen. Het Centrum zal tevens een referentiebibliotheek met betrekking tot het onderwerp uitbouwen. De collectie zal ter beschikking gesteld worden van onderzoekers met het oog op het bestuderen van de minderheden. Vorsers zullen de mogelijkheid krijgen hun onderzoeksresultaten via lezingen, publicaties, tentoonstellingen en andere kenbaar te maken.
http://www.ceff-sfv.be/