Op 3 januari 2008 overleed te Derenham (Engeland) de Franse avant-garde dichter Henri Chopin (°18 juni 1922). Hij was een van de vaders van de klankpoëzie, de “poésie sonore”, die in het begin der jaren vijftig haar intrede deed met Gil J. Wolman en in 1959 een doorbraak kende met Fa/m’ Ahniesgwow van Hans G. Helms. Chopin bracht die “poésie sonore” in kaart, en stipte daarbij vijf voorlopers aan: Hugo Ball, Pierre Albert-Birot, Raoul Hausmann, Kurt Schwitters en Michel Seuphor.
Henri Chopin lanceerde het tijdschrift Cinquième saison en de audiovisuele uitgave OU, waarin zowel opnames als teksten, beelden en collages opgenomen werden. Hij verzamelde aldus belangrijke figuren uit stromingen van het lettrisme tot Fluxus. Hij plaatste jongere schrijvers en kunstenaars als William S. Burroughs, Brion Gysin, Ian Hamilton Finlay, Bernard Heidsieck (die hij later zou verketteren) en Bob Cobbing naast de oudere generatie: Jean Arp, Raoul Hausmann (met wie hij een omvangrijke briefwisseling voerde), Marcel Janco, Paul Neuhuys.
Chopin liet geen gelegenheid onbenut om te benadrukken hoezeer zijn Vlaamse contacten hartversterkend waren geweest. Paul de Vree (1909-1982) en Paul Neuhuys (1897-1984) hebben immers een niet geringe invloed uitgeoefend op de evolutie van die eigenzinnige gangmaker, wie elke vorm van parisianisme totaal vreemd was. In zijn standaardwerk Poésie sonore internationale (Paris, Jean-Michel Place, 1979) blikte hij enhousiast terug op zijn talrijke vruchtbare contacten in Vlaanderen: buiten beide Pauls: Luc Peire, met wie hij de experimentele, “foneticografische” film Pèche de nuit coproduceerde, de muzikoloog Herman Sabbe, Gilbert Swinberge, Jacques Beckaert, Paul de Wispelaere, Jan van der Hoeven, Julien Schoenaerts en Freddy de Vree.
&
In de herfst van 1963 reorganiseerde Paul de Vree de werking van De Tafelronde. Henri Chopin en ik traden toe tot de vaste kern medewerkers aan het tijdschrift, dat spoedig een belangrijke schakel werd in de concrete, fonetische en audiovisuele “Internationale”. Henri Chopin had toen al een aantal tentoonstellingen “poésie objective” en “poésie phonétique” georganiseerd in Parijs, Lyon, Neuchâtel, Antwerpen, Brugge en Brussel.
In oktober 1964 vond in het AMVC te Antwerpen een colloquium plaats onder de titel “L’année dernière à Mariënbad”. Deelnemers waren o.m. Henri Chopin, Dirk Claus, André Desramaux, André Guimbretière, Paul Neuhuys, Jan de Roek, Henri Ronse, Julien Vandiest, Angèle Vannier, Freddy de Vree en Paul de Vree. Chopin brak toen een lans voor de avant-garde cinema, waartoe de film van Alain Resnais “in geen geval gerekend kan worden”, een stelling die hij onderbouwde aan de hand van een aantal stellingen van Pierre Albert-Birot. Niet alleen Henri Ronse als André Guimbretière werden zwaar onder vuur genomen door de onstuimige Chopin, die ook mijn referaat bij herhaling onderbrak. Vinnige woordenwisselingen waren niet uit de lucht.
In januari 1965 verscheen in Neuhuys’ tijdschrift Les Soirées d’Anvers, « L’Alphabet Erreurtique » van Chopin, opgedragen aan Gianni Bertini. In zijn grondleggende studie annex bloemlezing, Poëzie in fusie – visueel – konkreet – fonetisch (Lier, 1968), vestigde Paul de Vree de aandacht op het baanbrekende werk van Chopin.
OU publiceerde in 1970 « À bon entendeur, phallus ! », een “poème-objet” van Neuhuys, en in september 1977 een volledige, tweetalige (Engels en Frans) aflevering gewijd aan Neuhuys en Ça ira.
&
De voorbije negen jaar kwam Chopin geregeld en uitvoerig ter sprake in het Bulletin de la Fondation Ça ira en, bij gelegenheid, in de Mededelingen van het CDR. In de 28ste aflevering van het Bulletin de la Fondation Ça ira publiceerde Henri Chopin onder de titel “Le grand monde de la grande poésie” een gevoelige, gedreven en verhelderende terugblik op eigen leven en werk – en op de donkere twintigste eeuw.
&
De laatste keer dat ik Chopin in levenden lijve ontmoette, was op zondag 2 november 2003 te Brussel. De oude kapel van de Brigittinen was voor de gelegenheid omgevormd tot een zendstation 88,8 FM, dank zij de goede zorgen van het ACSR (Atelier de création sonore radiophonique). Chopin bracht toen o.m. Aurore boréale en La fuite des ciels, onvergetelijke performances die treffend op foto vastgelegd werden door Kris Kenis (CDR). ’s Anderendaags werd een gesprek tussen Chopin en dokter Vincent Barras, theoreticus van de “sonore poëzieën”, rechtstreeks uitgezonden.
&
15 december 2007 trad Chopin op in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel. Mede-organisator Kurt de Boodt noteerde:
Henri Chopin stond zowel op als achter de scène scherp. Aan het slot verkondigde hij dat hij nog 16 jaar zou leven. “Mij maak je niet wijs dat er zoiets als een ziel bestaat,” zei hij. Chopin geloofde enkel in het lichaam, maakte sonore poëzie met hart en… lijf. Met zijn adem, mond- en neusholte, ja, zelfs met de haartjes in zijn neus. En met de analoge hulp van micro, taperecorder, geluidsprekers. Aan het begin van zijn optreden gaf de taperecorder ogenschijnlijk de geest. Na wat gemopper van Chopin en een pijnlijke stilte kwam een Bozar-technicus cooltjes het podium op, en kreeg met één duw of klop het ding weer aan de praat. Nu heeft het lichaam het laten afweten. Onwezenlijk.
Robin de Salle (CDR), alias onze huistekenaar, was daar aanwezig en bracht verslag uit op zijn weblog (http://revueconnexion.over-blog.com/). Chopin deelde toen Luc en Thierry Neuhuys (die hem nog kort tevoren in Engeland hadden bezocht) dat er begin 2008 nog een optreden in Brussel voorzien was. Toen ze me dat vertelden, verheugde ik me al bij voorbaat om een weerzien. Het heeft niet mogen zijn. Na een halve eeuw experimenteren met elektronische middelen versus stem en lichaam is de verkenner van de stemmen van het lichaam voortaan doof.
Henri-Floris JESPERS